
 
        
         
		1837.  te  dulden  dat  zij  zieh  daar  met  der  woon  vesligden  (art.  6 ) ,  en  
 volkomen  gehoorzaamheid  en  des  noods  liulp  aan  den  assistentresident  
 van  Pontianak  te  verleenen  (art.  7).  Bij -het  laatste  artikel  
 werd  het  contract  van  18 2 3   buiten  werking  gesteld.  De  heer  de  
 Linge gaf als  zijne meening  te kennen,  dat Koeboe voor den  handel zeer  
 onbeduidend  was,  maar  als  de  sleutel  tot  de  rivier  de  Kapoeas  zeer  
 gevaarlijk  kon  worden  indien  zijne  vorsten  den  zeeroof  begunstigden,  
 waarom  dit  met  den  meesten  nadruk  moest  worden  tegengegaan  i). 
 Aan  den  last  tot  intrekking  der  posten  te  Landak  en  Tajan  werd  
 ongetwijfeld  gevolg  gegeven;  daarentegen  werd  zeker  niets  of  althans  
 niets  afdoends  verrigt  om  den  verboden  handel  der  havens  aan  
 Borneo’s  Noordkust  met  de  landen  aan  de  Kapoeas  tegen  te  gaan,  
 zooals  uit  de  gebeurtenissen  van  18 3 8   nader  zal  blijken.  Ik  merk  
 hier  nog  op  dat  do  Pangeran  Pakoe  Negara,  regent  of  inlandsch  
 gezaghebber  te  Landak,  den  17^en  April  18 3 7   was  overleden,  waarom  
 het  beleid  der  zaken voorloopig  aan  zijn  secretaris  Hadji  Abdoe’l-  
 Madjid  werd  toevertrouwd  2).  In  1 8 4 4   werd  deze  betrekking  aan  
 Oewan  Kassim,  een  zoon  van  Pangeran  Sjerief  Aboe  Bekr  van  Pontian 
 ak ,  en  een  ja ar  later  aan  een  ander  lid  der  vorstelijke  familie  
 van  Pontianak,  Oewan  Ali,  opgedragen  3). 
 Ik   keer  nu   terug  tot  het  zooeven  aangeroerde  punt.  Zoodra  
 de  heer  de  Linge  te  Pontianak  gekomen  was,  werd  zijne  aandacht  
 getrokken,  aan  de  eene  zijde,  door  den  ellendigen  toestand  des  lands  
 en  de  armoede  der  bevolking,  aan  de  andere  zijde,  door  de  uitne-  
 mende  geschiktheid  van  den  bodem  voor  de  suiker-kultuur.  Ter  
 goeder  trouw  veronderstellende  dat  niets  buiten  den  kring  zijner  
 bevoegdheid  lag  wat  de  welvaart  dezer  bezitting  bevorderen  en  haar  
 meerdere  vruchten  voor  het  Gouvernement  kon  doen  afwerpen,  be-  
 sloot  hij  bijzondere  aanmoediging  te  verleenen  aan  eene  indus-  
 trie   die  slechts  op  kleine  schaal  en  voor  binnenlandsche  consum-  
 tie  door  eenige  Chinezen  werd  uitgeoefend.  Zijne  ambtsbetrekking  
 had  hem  vaak  in  de  gelegenheid  gesteld  om  op  te  m e rk en ,  welke  
 bezwaren  de  suiker-kultuur  in  sommige  re sid en ten   van  Java  aan  
 de  bevolking  veroorzaakte,  en  hij  besefte  daarom,  ook  uit  dat  oog-  
 p u n t,  hoe  wenschelijk  he t  zijn  zou  de  productie  voor  de  Europe- 
 *)  Aanteekeningen  van  den  heer  v.  d.  Velde  (HS.),  van  Liinden  T.  
 N.  I.,  hi.  185. 
 ’)  Off.  Stnkk.  HS.,  bl.  208,  209. 
 *)  Almanak  v.  N.  Ind.  v.  1845,  bl.  7 3 ,  v.  1846,  bl.  83. 
 sehe  markt  naar  de  plaatselijke  omstandigheden  te  regelen,  en  niet  1837.  
 uitsluitend  tot  Java  te  beperken,  waar  zij  op  andere  eilanden  onzer  
 uitgestrekte  bezittingen  eene  günstige  kans  van  slagen  aanbood.  Hij  
 trad  derhalve,  u it  naam  van  het  Gouvernement,  met  den  Pangeran  
 Bandhara  van  Pontianak  in  onderhandeling  over  het  aanleg-  
 gen  eener  suikerfabriek,  en  sloot  met  h em ,  den  6 den  Junij  1 8 3 7 ,  
 vôôr  den  notaris  Croese  a ld a a r,  een  contract,  volgens  hetwelk  het  
 Gouvernement  en  de  Pangeran  voor  gemeenschappelijke  rekening  
 suikerriet  bouwen  en  suiker  fabriceren  zouden  op  een  te  dien  ein-  
 d e ,  onder  den  naam  van  Pengharapan,  aan  de  oevers  der  Kapoeas  
 opgerigt  établissement.  Alle  geldelijke  en  materiële  verstrekkingen  
 zouden  geschieden  van  wege  het  Gouvernement,  tegen  eene  rente  
 van  |   percent  in  de  m a an d ,  en  gerembourseerd  worden  met  f   
 der  zuivere  winst  die  op  de  te  verkrijgen  suiker  zou  behaald  worden  
 ,  waartegen  de  Pangeran  zou  zorgen  dat  bij  het  établissement  
 steeds  ten  minste  2 0 0   werklieden,  en  zoo  mogelijk  het dubbel daar-  
 van,  zouden  aanwezig  zijn.  De  onderneming  kwam  tot  stand  onder  
 bijzondere  begunstiging  van  den  Sultan  en  zijne rijksgenooten ;  niet  
 slechts  de  heer  de  Linge,  maar  ook  de  assistent-resident  Humme  
 koesterde  daarvan  de  schoonste  verwachtingen ;  en  dat  zij  daarbij  
 op  geene  losse  gronden  steunden,  kan  het  volgend  uittreksel  eener  
 memorie,  den  1 6 den  Junij  door  den  heer  de  Linge  aan  den  Gou-  
 verneur-Generaal  g e rigt,  voldoende  bewijzen. 
 »Hoewel  de  suiker  welke  hier  verbruikt  w o rdt,  van  eene  goede  
 » hoedanigheid  is ,  en  die  welke  ik  in  de  hier  aanwezige  gebrekkige  
 » suikermolens  gezien  heb,  niet  onderdoet  voor  de  goede  soorten  op  
 »Java,  heb  ik  vooraf  eene  proef  genomen,  door  het  sap  van  1 0 0   
 » rietstokken  te  doen  koken,  hetgeen  1 5 |  katti’s  heeft  opgeleverd  
 »van  de  soort  welke  Uwer  Excellente  hiernevens  als  monsterwordt  
 »aangeboden,  —   eene  uitkomst  waaraan  ik  geen  geloof  zou  willen  
 » sla an ,  zoo  ik  er  niet  zelf  getuige  van  geweest  wäre. 
 »De  berekening  van  den  arbeid  gaf  niet  minder  günstige  uitkom-  
 »sten.  Een  inlandsch  werkman  kan ,  volgens  onderzoek  in  de  Chi-  
 » nesche  landen  gedaan  ,  op  he t  minst  80  voren  (galoegan)  suikerriet  
 » onderhouden ;  elke  voor  heeft  2 2   stoelen,  d ie ,  om  het  minste  
 »te  stellen,  ieder  zeven  stokken  leveren,  dus  voor  één  werkman  
 »12.320  stokken,  welke,  naar  de  bovenstaande  berekening,  1 9   pi-  
 »kols  en  40   katti’s  suiker  zullen  opleveren.  Ghinezen  kunnen  van  
 »100  tot  1 2 0   voren  bewerken.