
 
        
         
		1824.  den  heer  Hartmann,  zoowel  aan  de  voor-  als  achterzijde  vierkant,  en  
 bij  eene  breedte  van  sleehts  1§  voet  van  eene  buitengewone  lengte  1).' 
 De  Kajans  kaauwen  geen  s in h ,  maar  des  te  meer  zijn  beide  
 seksen  verzot  op  het  tabak-rooken,  waarom  ook  nevens  de  padi,  
 waarvan  zij  niet  meer  dan  voor  eigen  behoefte  te len ,  de  tabak  
 hunne  voornaamste  k u ltu u r  is.  In   den  landbouw  hebben  zij  geene  
 grootere  vorderingen  gemaakt  dan  de  andere  Dajaks;  hunne  overige  
 middelen  van  bestaan  zijn  de  vischvangst  en  de  handel  2).  Hunne  
 onkreukbare  eerlijkheid  en  hun  goed  vertrouwen  in  alle  handeis-  
 transactien  worden  zeer  geprezen.  De  Maleische  koopman  die  
 met  hen  komt  handel  drijven,  wendt  zieh  bij  zijne  aankomst  
 tot  het  opperhoofd,  die  hem  eene  woning  tot  verblijf  aanwijst.  
 Zoolang  hij  zieh  daar  o p h o u d t,  mag  hij  zieh  alles  zonder  vragen  
 toeeigenen  wat  hij  behoeft,  mits  het  zieh  buiten  de  huizen  be-  
 v in d t;  doch  iets  uit  het  inwendige  der  huizen  weg  te  nemen,  zou  
 als  diefstal  beschouwd  worden.  Yarkens,  geiten,  kippen,  vruchten  
 mag  hy  dus  vrijelijk  nemen;  bovendien  wordt  hij  rijkelijk  met  alle  
 benoodigdheden  verzorgd.  Doch  de  Kajans,  de  kampongs  der  Malei-  
 jers  bezoekende,  hetgeen  zij  nimmer  dan  in  grooten  getale  te  gelijk  
 doen,  achten zieh  tot  dezelfde  vrijheden  geregtigd,  wat  hun  somtijds  
 euvel  wordt  afgenomen.  De  Maleische  kooplieden  maken  geene  zwa-  
 righeid hunne gansche  lading  zonder  eenigen  waarborg  in  handen der  
 Kajans  te  laten,  volkomen  gerust  dat  het  volle  bedrag  der  waarde  
 ten  bestemden  tijd  stiptelijk  zal  voldaan  worden.  De  goederen  bij  hen  
 meest  gezöcht zyn  zout,  lijnwaden,  kralen,  koperdraad,  ivoor,  aar-  
 dewerk,  gongs,  en  worden  doorgaans  met  voorlbrengselen  des  lands,  
 was,  rotan,  in  hetgebied  van  Broenei  ook  met  kamfer,  betaald.  Deze  
 Produkten  worden  niet  verzameld  tot  de  vreemde  handelaar  met  
 zijne  lading  aankomt.  Deze  geeft  h i j ,  nadat  men  omtrent  den  
 prijs  is  overeengekomen,  in  haar  geheel  aan  het  hoofd  over,  en  
 wacht  den  bepaalden  tijd  voor  de  hetaling  af,  of  verwijdert  zieh  om  
 op  dat  tijdstip  terug  te  keeren.  Indien  hij  echter  zijne  terugkomst  
 vertraagt,  acht  het  opperhoofd  zieh  niet  verpligt  verder  voor  de  be-  
 hoorlijke  levering  der  ruilgoederen  in  te  staan,  zoodat,  indien  er  iets  
 gemist  wordt,  de  schade  voor  rekening  van  den  koopman  blijft  3). 
 *)  Hartmann  HS.  I,  bl.  5;  vgl.  boven  bl.  289.  
 s)  Hartmann  HS.  I ,  bl.  5,  Burns,  p.  151. 
 8)  Low,  p.  323,_336,  337,  Mundy  I,  p.  258. 
 Hoe  ruw  de  zeden  der  Kajans,  hoe  barbaarsch  vooral  hunne  oor-  1824.  
 logen  wezen  mögen,  het  is  ons  toch  reeds  gebleken  dat  hun  karak-  
 ter  ook  veel  schoons  en  edels  aanbiedt  en  zij  in  goede  hoedanighe-  
 den  voor  de  andere  Dajaksche  stammen  niet  onderdoen.  Hunne  
 gastvrijheid  wordt  hoog  verheven  door  de  weinige  Europeanen  die  
 onder  hen  vertoefd  hebben;  zij  hebben  volkomen  de  waarheid  on-  
 dervonden  van  hetgeen  een  Maleische  Panglima,  op  de  vraag  van  
 den  heer  Brooke,  of  zij  de  blanken  op  hun  grondgebied  zouden  
 toelaten,  ten  antwoord  gaf:  »Voorzeker,  zij  zouden  zelfs  blijde  zijn  
 »hen  te  zien,  mits  zij  hun  geen  kwaad  deden.”  Mögen  al  de  Ma-  
 leijers  bevreesd  zijn  hen  te  bezoeken,  omdat  sommigen  h u n n e r,  
 vergetende  dat  zij  zieh  niet  onder  de  verdrukte  Dajaks  der  kust-  
 landen,  maar  onder  een  magtig  en  hooghartig  volk  bevonden,  het  
 slagtoffer  werden  van  inbreuken  op  hunne  wetten  en  gewoonten;  
 zij  zijn  volkomen  bereid  den  Europeaan  die  hen  bezoekt,  de  vrien-  
 denhand  te  reiken  en  zieh  op  de  plegtigste  wijze  tot  zijne  bescher-  
 ming  te  verbinden  J).  Dalton  vertoefde  vele  maanden  onder  de  
 Kajans  van  Koetei  en  werd  steeds  met  de  meeste  voorkomendheid,  
 inzonderheid  door  het  magtig  opperhoofd  Seldji,  behandeld.  Bij  zijn  
 eerste  bezoek  gaf  hij  hem,  daar  Seldji  geen  Maleisch  verstond,  
 door  tusschenkomst  van  een  tolk  te  kennen,  dat  hij  van  den  kant  
 der  Europeanen  gekomen  was  om  met  hem  in  betrekking  te  komen  
 en  vertrouwde  dat  hij  en  zijn  volk  hem  geen  leed  zouden  doen; 
 Seldji  hernam  dat  hij  niets  had  te  vreezen,  maar  dat  het  niet  on-  
 gepast  zou  zijn  aan  al  zijne  volgelingen  een  bewijs  te  geven  van  
 den  goeden  voet  waarop  zij  met  elkander  stonden,  door  het  sluiten  
 van  een  plegtig  vriendschapsverbond.  Nadat  Dalton  hierin  ge-  
 reedelijk  had  toegestemd,  stak  Seldji  met  eigen  hand  eene  speer  
 in  den  grond  op  zijns  vaders  graf.  Daar  dit  he t  teeken  was  
 eener  algemeene  vergadering,  vergewisten  zieh  al  de  hoofden  van  
 het  welbehagen  des  Radja’s ,  die  hen  tegen  den  middag  van  den  
 volgenden  dag  bij  het  graf  zijns  vaders  bescheidde.  Onder  een  
 toevloed  van  duizenden  aanschouwers,  plaatste  zieh  Seldji  met  
 Dalton  en  een  persoon  die  als  priester  fungeerde,  op  eene  stel-  
 laadje  van  bamboe,  omtrent  12  voet  boven  den  grond  verheven.  Na  
 eenige  voorafgaande  plegtigheden  nam  de  priester  een  kleinen  zil-  
 veren  b e k e r,  en  Seldji  met  een  lancet  van  bamboe  in  den  arm 
 ’)  Mundy,  I,  p.  257.