
 
        
         
		1824.  naar  aanleiding  van  een  berigt  dat  een  paar  maanden  geleden  de  
 Dajaks  aan  de  rivier  Tamponak,  die  mede  tot  het  gebied  van  Sin-  
 tang  behoort  en  een  weinig  beneden  de  Melawi  aan  dezelfde  zijde  
 in  de  Kapoeas  valt  l) ,  32  koppen  op  hunne  vijanden  hadden  ver-  
 overd.  Ook  beraamde  de  Gezaghebber  met  den  civielen  en  militaireri  
 kommandant  de  Sturler  en  den  luitenant-ingenieur  Gaspari  de  noo-  
 dige  plannen  om  den  aangevangen  bouw  der  redoute  zoo  spoedig  
 mogelijk  ten  einde  te  brengen  2). 
 Inmiddels  had  de  heer  H a rtm an n ,  nog  voör  zijn  bezoek  aan  de  
 Melawi,  zijnen  togt  nog  verder  opwaarts  uitgestrekt.  Toen  hij  den  
 1 8 de“  Julij  te  Silat  kwam,  vond  hij  den  Panembahan  afwezig,  waar-  
 om  hij  dadelijk  zijne  reis  naar  Soeheid  vervolgde.  Hij  ontmoette  
 echter  den  Panembahan  op  weg  en  gaf  hem  kennis  dat  hij  een  
 brief  en  geschenken  van  het  Gouvernement  voor  hem  had  medege-  
 bragt.  De  vorst  verzocht  hem  die  tot  zijne  terugkomst  te  Silat  
 bij  zieh  te  houden,  als  op  dat  oogenblik  niet  in  de  gelegenheid  ze  
 met  den  vereischten  eerbied  te  ontvangen.  De  plegtige  uitreiking  
 had  dus  eerst  den  25 stm  p la a ts ,  toen  de  Gezaghebber  te  Silat  was  
 teruggekeerd.  De  Panembahan  verzocht  bij  die  gelegenheid  den  heer  
 Hartmann  om  zijne  medewerking  tot  het  onlginnen  der  m ijn e n ,  
 deels  door  het  verleenen  van  een  voorschot,  deels  door  de  Chinezen  
 aan  te  moedigen  zieh  ter  goudgraverij  naar  Silat  te  begeven,  waar  
 slechts  een  30tal  mijnwerkers  wa ren,  terwijl  de  goudgronden,  naar  
 des  vorsten  gevoelen,  aan  meer  dan  1 0 0 1 werk  konden  verschaffen.  
 Hij  scheen  zeer  doordrongen  van  bet  belang  om  de  sc h a tte n ,  in  
 den  schoot  van  zijn  gebied  verborgen,  in  den  handel  te  brengen,  
 en  de  heer  H a rtman n ,  die  hem  als  een  der  meest  aan  het  Gouvernement  
 gehechte  hoofden  in  dit  gedeelte  van  Borneo  beschouwde,  
 beloofde  hem  bij  den  Gouverneur-Generaal  op  het  verleenen  van  een  
 voorschot  van  f  2 0 0 0   a  f  3 0 0 0 ,  onder  behoorlijke  voorwaarden  ter  
 re stitu tie ,  te  zullen  aandringen  3). 
 Na  een  kort  verwijl  te  Soeheid,  waar hij  aan  den vorst,  die  den 
 titel van  Raden  voerde  en  geene  Dajaks  onder  zieh  had  4) ,  eenige 
 *)  Van  Lijnden  N.  T.,  bl.  551. 
 s)  Hartmann HS.  IH ,  bl.  9 ,  13. 
 3)  Hart.ma.nn HS.  III,  bl.  13,  15.  De heer  van  Lijnden N.  T.,  bl. 
 626,  noemt  den  vorst  van  Silat  Pangeran  Anom. 
 *)  Van  Lijnden  N.  T.,  bl.  626,  noemt  den  vorst  van  dit  landje  Pangeran  
 Soema  di  Laga.  De  Dajaks  in  dit  gebied  schönen  vrij  te  zijn:  zie  
 D.  I ,  bl.  52,  53. 
 eenige  kleine  geschenken  ter  hand  stelde,  bereikte  de  Gezaghebber  1824.  
 den  2 l sten  Julij  de  negerie  Salimbouw.  Bij  zijne  aankomst  kwam  
 hem  de  Pangeran  dadelijk  bezoeken,  en  de  brief  en  geschenken  van  
 het  Gouvernement  werden  hem  op  de  gebruikelijke  wijze  overhan-  
 digd.  Met  vreugde  begroette  hier  de  heer  Ilartmann  eenige  koop-  
 lieden  van  Pontianak,  die  hem  hunne  dankbaarheid  betuigden  over  
 de  maatregelen  van  het  Gouvernement,  waardoor  zij  in  Staat  waren  
 gesteld  in  deze  afgelegen  gewesten  een  voordeeligen  handel  te  drij-  
 v en ,  terwijl  het  hun  vroeger  niet  was  vergund  geweest  hooger  dan  
 Sangouw,  of  uiterlijk  S in ta n g ,  op  te  varen. 
 Reeds  te  Sintang  had  de  heer  Hartmann  vernomen  dat  de  Pangeran  
 van Salimbouw,  in  weerwil  zijner  beloften,  het  koppensnel-  
 len  nog  niet  had  laten  varen.  Toen  de  Gezaghebber  hem  naar  de  
 reden  daarvan  vroeg,  erkende  hij  volmondig  dat  hij  met  eenige  
 zijner  Dajaks  een  togt  tegen  die  van  Batang-Loepar  had  ondernomen,  
 om  zieh  te  wreken  over  den  moord  aan  eenige  zijner  onderdanen  
 gepleegd,  doch  dat  zij  slechts  drie  of  vier  koppen  hadden  kunnen  
 magtig  worden.  Hij  voegde  er  bij  dat  hij  lang  geaarzeld  h a d ,  al-  
 vorens  tot  dezen  maatregel  over  te  gaan,  u it  vreeze  van  zieh  het  
 misnoegen  van  het  Gouvernement  op  den  hals  te  ha len ,  doch  dat  
 de  aandrang  zijner  onderdanen,  zelfs  de  vrouwen  niet  uitgezonderd,  
 te  sterk  was  geweest,  dan  dat  hij  aan  hun  verzoek  had  kunnen  
 weerstand  bieden.  Hij  betuigde  echter  dat  hij  met  deze  zijne  na-  
 buren  in  vrede  wilde  lev en ,  zoo  de  Gezaghebber  kon  te  weeg  
 brengen  dat  zij  hem  en  zijne  onderdanen  geen  overlast  aandedeu;  
 maar  kon  toch  tevens  niet  verbergen  dat  hij  aan  de  gewoonte  van  
 koppensnellen  zeer gehecht was  en  de  daaraan  verbonden  feestvreugde  
 ongaarne  voor  altijd  zou  ontberen.  De  heer Hartmann  moest  zieh  tot  
 zeer  algemeene  beloften  bepalen,  daar  hij  zeer  wel  begreep  dat  het  
 voor  het  Gouvernement  vooralsnog  niet  doenlijk  was  de  strooptogten  
 te  verhinderen  van  een  Dajakschen  stam ,  die  toen  nog  aan  de  over-  
 zijde  van  het  gebergte,  aan  de  rivier  Batang-Loepar  en  in  het  gebied  
 van  Broenei,  was  gevestigd  1). 
 De  Pangeran  van  Salimbouw  verlangde  zeer  den  luitenant  de  
 Roock  bij  zieh  te  houden,  die  den  Gezaghebber  vergezelde,  en  ging  
 zelfs  in  zijne  onnoozelheid  zoo  ver  van  dezen  eene  som  van  f  200  
 en  meer  daarvoor  aan  te  bieden.  Toen  hij  vernomen  had  dat  de 
 ’)  Later  zijn  zij  naar  het Nederlandsch  gebied  verhuisd;  zie  D. I,  bl.  55.