
 
        
         
		mogelijke  verbetering  van  hun  lo t,  u it  hunne  verregaande  onver-  
 schilligheid  zijn  opgeheven.  De  kwalijk  ondersteunde  en  somtijds  
 zelfs  tegengewerkte  pogingen  van  eenige  Amerikaansche  zendelin-  
 g en ,  in  het  Landaksche  gevestigd',  hebben  over  die  onverschillig-  
 heid  niet  knnnen-  zegepralen.  De  vruchten  van  hun  onderwijs  
 bleven  g e rin g ,  minder  omdat  het  den  leerlingen  aan  vatbaarheid  
 ontbrak,  dan  omdat  zij  niet  tot  een  geregeld  bezoek  van  scbool  en  
 kerk  konden  gebragt  w o rd en ;  terwijl  ontmoediging  en  tijdelijke  
 opheffing  der  missie  daarvan  het  gevolg  zijn  geweest  1).  Wanneer  
 daarbij  de  uitkomsten  günstig  afsteken  van  de  volhardende  pogingen  
 op  de  Zuidkust  door  de  zendelingen  van  het  Rhijnsch  genoot-  
 schap  aangewend,  die  in  1 8 5 2 ,  door  inlandsche  onderwijzers  bij-  
 g esta an ,  op  6  scholen  aan  790  kweekelingen  een  wel  gewaardeerd  
 en  vruchtbaar  onderrigt  gaven,  dan  vergete  men  noch  den  günstiger  
 to estan d ,  waarin  daar  de  Dajaks  verkeeren,  noch  de  belang-  
 stelling  en  ondersteuning,  die  het  streven  dezer  zendelingen  in  de  
 laatste  jaren  bij  toeneming  van  het  Gouvernement  ondervond  2). 
 De  taal  van  een  volk  is  de  Spiegel  zijner  verstandelijke  ontwik-  
 keling, en  wij  zouden  daarom  gaarne  in  staat  zijn  over  de  dialekten  
 van  de  Dajaks  der  Westkust  eenige  bijzonderheden  mede  te  deelen,  
 al  is  het  ook  dat  eene  uitvoerige  bespreking  van  dit  onderwerp  
 h ie r  niet  op  hare  plaats  zou  zijn.  Ongelukkig  echter  bepaalt  
 zieh  onze  naauwkeuriger  kennis  van  het  Dajaksch  tot  het  dialekt  
 van  Poelopetak  3) ,  en  zijn  de  tongvallen  der  Wester-afdeeling  
 tot  dusverre  verwaarloosd.  Wel  hebben  zieh  de  Amerikaansche  
 zendelingen  op  eene  grondige  kennis  van  de  taal  der  Dajaks  on-  
 der  welke  zij  gevestigd  waren,  toegelegd,  maar  alleen  met  het doel  
 om  zieh  met  de  inboorlingen  in  betrekking  te  stellen  en  hun  het  
 evangelie  in  hunne  moedertaal  te  verkondigen.  Zij  hebben  zieh  
 te   dien  einde  ook  met  de  vertaling  van  gedeelten  des  Bijbels  bezig 
 _1)  Ik  zal  elders  deze  zendelingen  zelven  over  de  oorzaken  der  misluk-  
 king  van  hunne  pogingen  doen  spreken. 
 2)  Algemeen  Yerslag  van  het  Schoolwezen  in  Ned.  Ind.  onder  ult. Dec.  
 1852,  bl.  204—206. 
 s)  Zie  Inleiding,  bl.  xcm.  Ik  kan  bij  het  daar  gezegde  thans  voegen  
 dat  de  vertaling  van  het' O.  T.  door  Hardeland  ten  einde  spoedt,  dat  een  
 door  hem  verbeterde  herdruk  van  het  N.  T.  tegelijk  met  het  voltooide  O.  
 T.  zal  worden  uitgegeven ,  en  dat  hij  zieh  ijverig  blijft  bezig  houden  met  
 de  zamenstelling  van  een  woordenboek.  Belangrijke  bijdragen  tot  de  kennis  
 der  taal  van  Poelopetak  zijn  ook  vervat  in  Hupe’s  meermalen  aange-  
 haald  opstel. 
 gehouden,  maar,  voor  zoo  verre  mij  bekend  i s ,  heeft  van  hunnen  
 arbeid  niets  anders  het  licht  gezien,  dan  een  paar  in  het  Dajaksch  
 opgestelde  handleidingen  voor  het  eerste  onderwijs  in  de godsdienst1).  
 Tot  de  wetenschappelijke  kennis  der  Dajaksche  dialekten  hebben  
 z ij,  te  oordeelen  naar  hetgeen  ons  tot  dusverre  bekend  is ,  zoo  goed  
 als  niets  bijdragen  2).  De  kleine  woordenlijsten  door  den  heer  von  
 Kessel  medegedeeld,  kunnen  dit  gemis  slechts  in  zeer  geringe  mate  
 vergoeden  3).  Van  de Dajaksche  dialekten  in  het  gebied  van  Broenei  
 heeft  Sir  James  Brooke  eenige  woordenlijsten  bekend  gemaakt,  
 onder  welke  ook  aan  de  taal  der  Dajak  Malo  4) ,  die  tot  het  gebied  
 der  Wester-afdeeling  behooren,  eene  plaats  is  ingeruimd  5) ;  
 doch  het  best  onderrigt  zijn  wij  u it  dit  deel  van  Borneo  door  de  
 mededeelingen  van  den  heer  Burns  omtrent  de  taal  der  K a jan s,  
 wier  woonplaatsen  tot  in  het  gebied  der  Wester-afdeeling  reiken.  
 Ofschoon  de woordenlijst  van  Burns,  die  854  woorden  bevat,  de  taal  
 bepaaldelijk  voorstelt,  gelijk  zij  door  de  Kajans  längs  de  Redjang-  
 en  Bintoeloe-rivieren  aan  de  Noordkust  gesproken  wordt  6) ,  verze-  
 kert  echter  die  schrijver  dat  alle  stammen  der  Kajans,  hoe  ver  
 ook  van  elkander  verwijderd,  behoudens  plaatselijke  verscheiden-  
 heden,  dezelfde  taal  spreken  en  elkander  zonder  moeite  verstaan 7). 
 Met  deze  geringe  hulpmiddelen  is  het  moeijelijk  tot  een  ju ist  
 oordeel  over  het  algemeen  karakter  der  Dajaksche  talen  en  hare  
 verhouding  tot  de  overige  talen  van  den  Archipel  te   geräken.  Eene 
 ’)  Yan  Lijnden  N.  T.,  bl.  588,  Alg.  Verslag  v.  h.  Schoolwezen  in  N. 
 I.  onder  ult.  Dec.  1852,  bl.  205.  De  titels  der  beide  bedoelde  werkjes  
 zijn  als  volgt:  //Pangajar  agama  Kristan  jaran-a  Pamisik  Jabbab  nyah  
 gawai-a  engangut  engangut”  (Singap.  1845,  kl.  8°.)  en  //Pangajar  agama  
 Kristan,  man  inik  inik  pakata,  dipilih  doan  kitab  Jubata blaka  (Singap.  
 1 847,  kl.  80.,  VIII  en  152  bll.). 
 ä)  Alleen  heeft  de  zendeling  Steele,  die  Borneo  in  1850  verliet,  zoo  ik  
 wél  onderrigt  ben,  in  eene  der  zittingen  van  de  //American  Oriental  Society” 
   eene  mededeeling  gedaan  omtrent  de  Dajaksiche  dialekten  der  Westkust  
 ,  die  waarschijnlijk  opgenomen  is  of  worden  zal  in  het  door  deze  
 maatschappij  uitgegeven  //Journal.”  Vgl.  ook  nog  wat  D.  I ,   bl.  174noot,  
 over  eene  Dajaksche  vertelling  gezegd  i s ,  die  straks  nader  zal  besproken  
 worden. 
 8)  Von  Kessel,  bl.  202 ,  203. 
 4)  Zie  over  hen  D.  I,  bl.  55. 
 Zie  deze  woordenlijsten  bij  Keppel  D .,  I .,  App.,  p.  xii  x x u ,  
 en  verder  daarover  Dow,  p.  173,  en  Crawfurds  Malay  Grammar,  I, 
 p.  LXXXII. 
 e)  Zie  D.  I ,  Inleiding,  bl.  lxxxviii. 
 1)  Burns,  p.  182.