
 
        
         
		1838.  Bij  publicatie  van  den  22 sten  Augustus  werden  nog  eenige  bepalingen  
 gemaakt  ten  aanzien  der  heerendiensten  door  de  bevolking  
 der  hoofdnegerie  te  bewijzen,  waarin  groote  verwarringen  ontstaan  
 waren  uithoofde  van  het  Maleisch  gebruik  dat  bij  huwelijken  de  
 man  zijn  intrek  neemt  in  het  huis  van  zijn  schoonvader *).  In  overleg  
 met  den  Sultan  en  zijne  rijksgrooten  verordende  de  heer  R itte r,  
 d a t ,  zoo  de  Sultan  of  assistent-resident  lieden  noodig  badden  om  
 ten  behoeve  van  het  rijk   of  het  Gouvernement  dienst  te  doen  als  
 roeijers  of  anderzins,  deze  zouden  worden  aangevraagd  bij  den  
 Pangeran  Bandhara,  die  het  aangevraagde  getal  bij  een  gelijkmati-  
 gen  overslag  u it  al  de  kampongs  zou  oproepen;  en  dat  zoo  een  der  
 hoofden  met  de  uitvoering  eener  commissie  mögt  belast  worden,  
 bij  de  diensten  zou  mögen  vergen  van  alle  mannelijke  bewoners  
 der  onder  zijne  bevelen  staande  kampong,  alsook  van  de  zoodani-  
 gen  die  wegens  hun  huwelijk  naar  eene  andere  kampong  verhuisd  
 waren,  maar  dat  voor  de  publieke  werken  en  in  zaken  de  politie  
 betreffende  de  kampongshoofden  slechts  beschikken  konden  over  
 h e n ,  die  werkelijk  in  de  onder  hunne  bevelen  staande  kampongs  
 woonden.  De  overige  bepalingen  dezer  publicatie  hadden  tot  de  
 uitoefening  der  politie  ter  hoofdplaats  betrekking.  De  kampongshoofden  
 werden  gelast  voor  ru st  en  veiligheid  te  waken,  alle  mis-  
 dadigers  te  vatlen  en  aan  den  assistent-resident  uit  te  leveren,  en  
 twisten  en  geschillen  over  schulden  zooveel  mogclijk  in  der  minne  
 bij  te  leggen.  Mögt  dit  laatste  niet  doenlijk  bevonden  worden,  
 dan  zou  daarvan  rapport  worden  gedaan  aan  den  Pangeran  Tom-  
 menggong,  die  ze  dan  öf  in  overleg  met  den  Pangeran  Bandhara  
 beslissen,  ö f,  zoo  noodig,  aan  het  oordeel  des  Sultans  onderwerpen  
 z o u ;  en  wat  ook  door  dezen  niet  kon  worden  afgedaan  ,  zou  voor  
 den  landraad  worden  gebragt.  Niemand  mögt  z ie h ;  om  regt  te  
 v e rk rijg en ,  met  voorbijgang  van  het  kampongshoofd,  regtstreeks  
 tot  den  Pangeran  Tommenggong  of  eenige  andere  hoogere  autoriteit  
 wenden;  doch  deze  bepalingen  zouden  van  geene  toepassing  zijn  
 op  de  Chinezen  en  Boeginezen  ,  wier  hoofden  verpligt  waren  van  
 hetgeen  in  hunne  kampongs  mögt  voorvallen  onmiddellijk  aan  den  
 assistent-resident  rapport  te  doen  2). 
 Bij  publicatie  van  3 0   September  stelde  de  heer  Ritter  een  re giement  
 vast  voor  de  heffing  der  nieuwe  gelijkwerkende  belasting 
 die  met  1  Januarij  des  volgenden  jaars  voor  alle  Chinezen  te r  1833.  
 Westkust  van  Borneo  zou  worden  ingevoerd,  ten  einde  de  hoofden  
 bijtijds  in  staat  te  stellen  de  noodige  maatregelen  te  nemen.  Het  
 hoofdgeld  werd  voor  iederen  mannelijken  Chinees  van  1 8   tot  60  
 jaar  gesteld  op  /'S.OO z ilv e r,  gelijk  door  den Commissaris  was 
 voorgesteld,  jaarhjks  in  twee  termijnen te  voldoen.  Op  de plaatsen 
 waar  het  Gouvernement  gevestigd  w a s ,  werden  de  kapiteins  der  
 Chinezen,  in  de  boven-  en  binnenlanden  de  kongsie-besturen  met  
 de  inning  der  gelden  belast.  Bij  de  verrekening  mogten  zij  een  
 derde  der  zuivere  opbrengst  inhouden,  waartegen  zij  verpligt  zouden  
 zijn  eene  behoorlijke  controle  te  oefenen  over  alle  belasting-  
 schuldigen  en  de  kosten  te  dragen  zoowel  daaruit  als  uit  de  heffing  
 en overbrenging  der gelden  spruitende.  Aan  ieder  die  de  belasting  had  
 voldaan,  zouden  zij  een  schriftelijk  bewijs  afgeven,  door  den  assistent 
 resident  onder  wiens  jurisdictie  zij  behoorden,  geteekend,  en  
 waarop  zij  den  n a am ,  de  woonplaats  eil  den  ouderdom  van  den  
 houder  en  het  bedrag  der  door  hem  betaalde  som  zouden  moeten  
 invullen.  Elk  belastingschuldige  was  verpligt  dit  bewijs  steeds  bij  
 zieh  te  hebben  en  op  aanvrage  der  bevoegde  autoriteit  te  vertoonen,  
 daar  hij  anders  zou  gerekend  worden  nog  niets.betaald  te  hebben  en  
 bovendien  in  eene  boete  van  f  28  zilver  vervallen  zou.  Een  belastingschuldige  
 van  woonplaats  veranderende,  moest  dit  bewijs  onmiddel-  m vertoonen  aan  den  kapitein  of  de  kongsie  onder  wier  ressort  
 hij  zieh  vestigde,  of  verviel  in  dezelfde  straf.  Aan  geen  belasting-  
 schuldigen  Chinees  zou  vergunning  verleend  worden  om  naar  zijn  
 vaderland  terug  te  keeren,  tenzij  hij  bewijzen  kon  het  hoofdgeld  
 sedert  zijne  invoering  en  ook  over  het  geheele  loopende  jaar  behoor-  
 lijk  te  hebben  betaald.  Alle  Chinezen  die  den  ouderdom  van  6 0   jaar  
 bereikt  hadden,  en  de  pas  aangekomen  Chinezen,  van  wie  over  het  
 loopende  jaar  geene  belasting  mögt  gevorderd  worden,  zouden,  om  
 van  onaangenaamheden  bevrijd  te  zijn  ,  van  de  kapiteins  of  kong-  
 sies  een  bewijs  van  hunnen  vrijdom  ontvangen  *).  De  prijs  der  
 passen  voor  de  repatrierende  Chinezen  werd  door  den  resident  
 wel  gehouden  op  het  bedrag  van  f   6 4 ,   doch  voor  kinderen  bene-  
 den  18   jaar  met  de  helft  verminderd.  Zoowel  deze  wijziging  als  
 het  regiement  op  het  hoofdgeld,  werd  door  de  hooge  regering  bij  
 besluit  van  1  Januarij  18 3 4   goedgekeurd  2).