
 
        
         
		1819.  trado,  die  hij  van  de  beide  residenten  had  geeischt,  en  liet  daarbij,  
 om  er  het  veelzijdigst  licht  op  te werpen,  een  derde  voegen  door den  
 luitenant  de  Raet,  die  den  heer  Müller  op  zijnen  tweeden  togt  naar  
 Montrado  vergezeld  had.  Hij  onderhield  daarop  de  beide  residenten  
 ernstig  over  hunne  verkeerde  handelingen,  bragt  hun  het  ongeoor-  
 loofde  en  gevaarlijke  hunner  eigenmagtige  bemoeijing  met  de  zaken  
 der  Chinezen  zonder  overleg  met  den  Commissaris  onder  het  oog,  
 en  gaf  nog  speciaal  den  heer  Müller  bij  een  besluit  van  3  Febru-  
 arij  te  kennen,  d a t,  »aangezien  het  overeenkomstig  de  regelen  eener  
 gezonde  en  voorzigtige  Staatkunde  is ,  om  in  alle  landen,  doch  in-  
 zonderheid  daar  waar  ons  gezag  nog  zoo  kort  was  gevestigd  als  ter  
 k ust  van  Borneo,  onze  regering  te  doen  kennen  door  zachtheid  en  
 gematigdheid,  als  alleen  geschikt  om  de  harten  der  ons  vreemde  
 bevolkingen  te  winnen,  terwijl  daarentegen  alle  maatregelen  van  
 dwang  en  geweld,  wanneer  de noodige  magt  om  ze  krachtig  door  te  
 zetten  ontbreekt,  als  halve  en  onstaatkundige  middelen,  slechts  geschikt  
 om de  bevolkingen  van  ons  te  verwijderen,  te  verwerpen zijn”,  
 hij  gelast  werd  de  Chinezen  van  Montrado  en  andere  oorden  in  
 h e t  gebied  van  Sambas  alleen  door  zachtheid  en  overreding  tot  on-  
 derwerping  aan  het  Gouvernement  en  de  opbrengst  van  een  billijk  
 hoofdgeld  te  brengen,  en  zieh,  zelfs  ingeval  zij  daaromtrent  in  ge-  
 breke  blijven  mogten,  van  alle  dwangmaatregelen  te  onthouden  d). 
 Inmiddels  had  de  Commissaris  gehoopt,  volgens  zijne  aanschrij-  
 ^ving  u it  Pontianak,  de  hoofden  der  Chinezen  weldra  naar  Sambas  
 te  zien  opkomen  en  in  persoon  met  hen  te  onderhandelen  2).  
 Toen  zij  eenige  dagen  na  zijne  komst  te  Sambas  nog  niets  van  
 zieh  hadden  laten  hooren,  zond  hij  hun  den  2 8 sten  Januarij  eene  
 nieuwe  schriftelijke  aanmaning  om  ten  spoedigste  te  voldoen  aan  
 een  verzoek,  waarbij  hij  slechts  het  wezenlijk  welzijn  der  Chinezen  
 op  het  oog  h ad ,  aangezien  het  hem  niet  mogelijk  was  nog  
 langer  dan  zes  dagen  te  Sambas  te  vertoeven.  Het  antwoord  was  
 ilat  zij  op  het  oogenblik  nog  door  de  regeling  der  werkzaamheden  
 in   de  mijnen  werden  opgehouden,  en  d a t,  wanneer  deze  was  af-  
 geloopen,  de  Commissaris  reeds  van  Sambas  zou  vertrokken  z ijn ,  
 waarom  zij  hem  verzochten  alle  hen  betreffende  zaken  slechts  met  
 den  Sultan  te  willen  afmaken,  onder  wiens  bescherming  zij  ston-  
 den.  Een  brief  van  denzelfden  inhoud  werd  gelijktijdig  door  hen 
 *)  Nahuys  HS.  IV ,  bl.  14—19;  Besluit  van  3  Febr.  n°.  81  (HS.).  
 *)  Zie  boven  bl.  36. 
 aan  den  Sultan  gerigt.  De  Commissaris  beschouwde  hun  achter-  1819;  
 blijven  als  een  uitvloeisel  van  de  vrees  dat  zij  wegens  het  voor-  
 gevallene  te  Montrado  eenige  onaangename  bejegening  zouden  te  
 verduren  hebben.  Daar  hij  niet  bij  magte  was  om  geweld  te  be-  
 proeven,  moest  hij  zieh  bepalen  tot  het  schrijven  van  een  nieuwen  
 b rie f,  gedagteekend  van  den  4 den  F eb r.,  waarin  hij  geheel  de  hou-  
 ding  aannam  van  iemand  die  geen  den  minsten  twijfel  omtrent  
 hunne  opregtheid  koesterde,  en  hun  eenvoudig  te  kennen  gaf  dat  
 hij  als  eenige  belasting  aan  iederen  Chinees  boven  de  16  jaren  oud  
 een  hoofdgeld  van  twee  ropijen  ’s  ja a rs ,  in  driemaandelijksche  ter-  
 mijnen  aan  den  resident  van  Sambas  te  betalen,  had  opgelegd,  en  
 d a t,  zoo  zij  eenige  bezwaren  mogten  hebben,  zij  die  altijd  gerust  
 aan  de  hooge  regering  zouden  mögen  kenbaar  maken.  Te  gelijker-  
 tijd  werd  door  eene  proclamatie  aan  de  gansche  Chinesche  bevol-  
 king  van  het  rijk   van  Sambas  van  de  invoering  van  het  hoofdgeld  
 kennis  gegeven.  De  Commissaris  kon  zieh  intusschen  niet  ont-  
 veinzen  dat  hiermede  de  betrekkingen  tot  de Chinezen  van  Montrado  
 zeer  onvoldoende  geregeld  waren,  en  het  Gouvernement  bij  zijn  
 vertrek  van  allen  waarborg  voor  de  behoorlijke  opbrengst  der  hoofd-  
 gelden  verstoken  bleef.  Hij  meende  echter  dat  ook  h ie r,  ingeval  
 van  onwil,  eene  blokkade  der  rivieren  als  middel  tot  bedwang  zou  
 volstaan  1). 
 Inmiddels  had  de  Commissaris  het  noodig  geacht,  zoo  wegens  
 den  inhoud  zijner  in stru c tie ,  als  uithoofde  der  groote  onvolkomen-  
 heid  van  het  contract,  door  den  resident  Muller  reeds  den  1 0 äe“  
 November  des  vorigen  jaars  met  den  Sultan  van  Sambas  gesloten  
 met  dien  vorst  over  eene  gewijzigde  en  verbeterde  overeenkomst  
 te  onderhandelen.  Diensvolgens  kwam den 3den  Februarij  een  contract  
 in  15   artikelen  tot  stand,  grootendeels  met  het  contract  met  Mam-  
 pawa  overeenkomende,  maar  toch  eenige  afwijkingen  bevaltende,  
 die  eene  körte  vermelding  vorderen.  De  vijf  eerste  artikelen  waren  
 in  beide  stukken  ongeveer  gelijkluidend,  zoodat  ook  hier  de  Sultan  
 zijn  gebied  aan  het  Gouvernement  afstond  om  het  als  een  leen  
 terug  te  ontvangen.  Voor  den  afstand  der  rijksinkomsten  werd  
 bij  art.  6  den  Sultan  provisioneel  eene  jaarlijksche  schadevergoe-  
 ding  van  12000  ropijen  toegelegd,  doch  tevens  bepaald  dat  dit  in-  
 komen  tot  2 4 0 0 0   ropijen  zou  gebragt  worden,  zoodra  tien  duizend 
 ’)  Nahuys  HS.  IV ,  bl.  15,  16,  19,  20,  benevens  Bijlage  D ,  E ,  F  eu  
 Gr,  HS.  V ,  bl.  4  5,  Proclamatie  van  4  Febr.  (HS.).