
 
        
         
		'1823.  »gebied  uitgestrekt  en  welks  magt  onbeperkt  is ,  dat  dapperheid  aan  
 » regtvaardigheid  paart  en  nooit  met  slinksche  wegen  of bedrog  te  
 »werk  gaat. H ij,  die  bedriegt,  is  zwak,  gelijk  b.  v. de  zeeroovers, 
 » wier  bedrijven  hunne  zwakbeid toonen;  maar  de  aard  van  een 
 » Gouvernement  is  k r a c h t .   Door  Compagnie  verstaat  men  eene  
 » vereeniging  van  personen,  die  onderling  eene  zaak  ondernemen  en  
 » voorstaan.”  Of  het  onderscheid den  S u lta n ,  die  zonder  twijfel 
 van  de  magt  der voormalige  Oost-Indische  Compagnie gehoord  had 
 en  nie t  wist  waarom  thans  het  Nederlandsch  gezag  den  naam  van  
 » Gouvernement”  droeg,  door  deze  verklaring  duidelijk  is  geworden,  
 meen  ik  te   mögen  betwijfelen. 
 Het  onderhoud  met  den  Sultan  liep  hiermede  af.  Seijid  Hasan  
 ontving  de  brieven,  nam  afscheid  en  keerde  onder  vele  eerbewijzen  
 en  een  saluut  van  21  schoten  naar  zijn  schip  terug.  Des  avonds  
 ten  negen  ure  kwam  hij  aan  boord  der  Mastora  en  nog  denzelfden  
 nacht  verliet  hij  de  reede  van  Broenei  l). 
 Alvorens  ook  wij  Broenei  v e rla ten ,  wil  ik  hier  u it  het  rapport  
 van  Seijid  Hasan  nog  eenige  opmerkingen  betreifende  den  toestand  
 en  de  vooruitzigten  van  dit  gedeelte  van  Borneo  mededeelen. 
 De  huizen  der  stad  schat  onze  Arabier  op  omtrent  2 0 0 ,  groot  en  
 k le in ,  en  de  bevolking  op  ongeveer  2 0 0 0   zielen  2).  Welvaart  was  
 er  onbekend  en  de  inwoners waren  hoogst  onbeschaafd  en  ongeschikt  
 om  met  vreemdelingen  te  verkeeren.  Gedurende  zijn  verblijf  te  
 Broenei  zag  hij  er  geen  enkel  vreemd  handelsvaartuig  aankomen.  
 De  praauwen  die  hij  er  vond,  waren  slechts  vijf  in  g e ta l,  ieder  
 naar  gissing  van  1 0   kojangs,  en  behoorden  allen  aan  bloedver- 
 ’)  Het  verhaal  van  het  afscheidsgehoor  is  bij  Roorda  van  Eysinga,  bl.  
 12,  13 ,  met  eenige  uitlatingen  medegedeeld,  die  ik  uit  het  rapport  in HS.  
 beb  aangevuld. 
 s)  De  berigten  omtrent  de  bevolking  van  Broenei  zijn verbazend uiteen-  
 loopend.  Logan  geeft  daarvan  een  overzigt,  p.  523.  Pigafetta  schatte  in  
 1521  de  bevolking  op  25,000  buisgezinnen;  Olivier  van  Noort,  80  jaren  
 later,  op  slechts  3000;  Mandelsloe,  in  1636,  op  niet  meer  dan  2000;  Va-  
 lentijn  (bl. 240),  in  het  begin  der  vorige  eeuw,  op  2000  ä  3000,  de  bewo-  
 ners  der  land-  en  tuinhuizen  in  den  omtrek  niet  medegerekend;  Hunt,  in  
 1809,  op  3000  buisgezinnen  of  15000  zielen;  een  Armenisch koopman,  die  
 in  1834  Broenei  bezocht,  op  niet  minder  dan  100,000  zielen,  waaronder  
 20,000  slaven  (zie  Sing.  Freepress  van  15  Sept.  1836);  Lo-w,  in  1847,  op  
 12000  zielen.  Men  ziet  dat  de  laagste  dezer  opgaven  die  van  Seijid  Hasan  
 zeer  verre  overtreffen.  Die  van  Pigafetta  en  den  Armenier  zijn  even  
 buitensporig;  maar  ook  Seijid  Hasan  schijnt  mij  aan  den  anderen  kant  te  
 overdrijven.  Op  bet  famelijk  overeenstemmend  gezag  der  overige  autori-  
 teiten  zullen  wij  eene  bevolking  van  10  k  15,000  zielen  mögen  aannemen. 
 wanten  van  den  Sültan.  De  praauwen  van  Broenei,  die  de  West-  1823.  
 kust  van  Borneo,  Riouw  en  de  Straits-settlements  bezochten,  waren  
 niet  regtstreeks  van  de  hoofdstad,  maar  van  de  onderhoorige  plaat-  
 sen  längs  het  strand  afkomstig.  De  bevolking  der  hoofdstad  had  
 echter  doorgaans  deel  in  de  uitrusting.  Ziehier  hoe  Seijid  Hasan  
 dezen  handel  beschrijft.  »Met  kleine  vaartuigen  verlaten  de  in-  
 »woners  van  Broenei  de  stad  en  begeven  zieh  naar  de  eene  of  
 »andere  kampong  längs  het  stran d ,  waar  zij  twee  of  drie  jaren  blij-  
 »ven.  Wanneer  zij  daar  met  de medegebragle  handelsartikelen  eenig  
 »geld  hebben  overgewonnen,  vereenigen  zij  zieh met eenige andere op  
 » die  plaats  aanwezige  en  in  denzelfden  toestand  verkeerende  landge-  
 »nooten,  om  op  gezamenlijke  kosten  de  uitrusting  van  een  grooter  
 »vaarluig  te  beproeven.  Wanneer  dit  gereed  is ,  wordt  de  beschik-  
 »bare  ruimte  onder  de  belanghebbenden  verdeeld,  die  nu  ieder hunne  
 »waren  aan  boord  brengen,  om  vervolgens  den  togt  mede  te  maken. 
 »De  grootste  dezer  praauwen  kunnen  ongeveer  10   kojangs  laden  en  
 »zijn  met  80  en  meer  personen  bemand  !).  De  waarde  van  zulk  
 »eene  lading  is  van  1 6 0 0   tot  2 0 0 0   Spaansche  matten.  Zij  gaan  nu  
 »längs  de  kust  van  plaats  tot  plaats,  verkoopende  wat  zij  kunnen  
 »en  de  ontstane  ruimte  met  nieuwe  inkoopen  aanvullende.  Wanneer  
 »nu  deze  lieden  naar  de  hoofdplaals  wenschen  terug  te  keeren,  be-  
 »geven  zij  zieh  in  kleine  vaartuigen  derwaarts,  hunne  verworven  
 »schatten  onder  weg  zooveel  mogelijk  in  veiligheid  brengende.  Zij  
 »laten  echter  zooveel  in  het  vaartuig  als  noodig  is  om  geen  achter-  
 »docht  te  wekken.  Zoodra  zij  in  de  stad  komen,  wordt  het  vaartuig  
 »voor  den  dalem  des  Sultans  gebragt,  die  zieh  in  persoon  aan  boord  
 »begeeft,  de  kisten  laat  openen,  en  zonder  betaling  voor  zieh  eischt  
 »wat  hem  goeddunkt.  Eerst  daarna  kunnen  de  scbepelingen  het  
 »overschietende  als  hun  eigendom  beschouwen.  Wanneer  de  heb-  
 »zucht  van  den  Sultan  voldaan  i s ,  brengen  zij  bet  vaartuig  naar  
 »hunne  eigene  woning,  en  gaan  dan  langzamerhand,  en in hetdiepste  
 »geheim,  de  goederen  te  huis  halen  welke  zij  verborgen  hadden.” 
 De  afhankelijkheid  der  bevolking  van  hunne  vorsten  en  rijks-  
 grooten  was,  volgens  onzen  berigtgever,  zoo  groot,  dat  zij  geheel  
 als  slaven  konden  worden  aangemerkt.  Niet  slechts  beschikten  deze 
 i.)  Hieruit  kan  men  besluiten  tot  het  overdrevene  van  betgeen,  D.  I ,   
 bl.  35 6 ,  op  gezag  van  G-.  Müller,  omtrent  praauwen  van  Broenei  van  80  
 tot  90  kojangs  gezegd  is.  Inderdaad  bad  deze  opgave,  met  meerdere  op-  
 merkzaamheid  beschouwd,  hare  eigene  veroordeeling  met  zieh  gebragt.