
 
        
         
		1822.  gaan  en  zucht  tot  minzaam  en  gemeenschappelijk  overleg.”  Aan  
 boord  der  schepen  Drie  Gezusters  en  Arinus  Marinus  verlieten  de  
 tro ep en ,  bestaande  u it  2  compagnien  infanterie  en  11  artilleristen  
 met  4   handmortieren,  benevens  een  detachement  van  46  man  tot  
 aanvulling  van  het  garnizoen  te  Pontianak,  in  alles  13  officieren  
 en  329  onder-officieren  en  manschappen,  den  9den  Julij  de  reede  
 van  Batavia,  en  kwamen  den  22sten  voor  den  mond  der  rivier  van  
 Pontianak  ten  anker.  Den  2 8 sten  waren  de  troepen  ontscheept  en  zoo  
 goed  mogelijk  in  het  fort  gekaserneerd,  en  den  volgenden  dag deed  
 de  Commissaris,  die  intusschen  met  den  schooner  Calypso  was  aan-  
 gekomen  ,  zijne  intrede  te  Pontianak  en  wijdde  dadelijk  aan  de  be-  
 vrediging  der  Chinezen  zijne  onverdeelde  aandacht  1).  Hiertoe  was  
 het  wenschelijk  Mampawa  al  dadelijk  op  nieuw  te  bezetten,  waarom  
 van  het weder  aangevulde  garnizoen  van  Pontianak  den  7 den Augustus  
 een  detachement  van  2 2   man  derwaarts  werd  gezonden,  onder  
 h e t  bevel  van  den  l sten  luitenant  Genet,  met  order  om  zieh  op  
 eene  goede  verstandhouding  met  den  Panembahan  toe  te  leggen  en  
 de  krijgstucht  gestrengelijk  te  handhaven  2). 
 De  voorspelling  van  den  Commissaris  Tobias  betrekkelijk  de  uit-  
 werking  eener  ernstige  vertooning  van  magt,  had  zieh  inmiddels,  
 voor  zooveel  de  Chinezen  van  Mandor  b e tre ft,  ten  volle  bevestigd.  
 Zoodra  de  hoofden  de  aankomst  der  troepen vernomen hadden,  spoed-  
 den  zij  zieh  naar  Pontianak  om  den  Comnjissaris  vergiffenis  te  vra-  
 gen  voor  het  gebeurde.  Aan  het  hoofd  van  het  gezantschap  bevond  
 zieh  een  achtingswaardige  Chinees,  onder  den  titel  van  Kapitein-  
 Demang  bekend  ,  die  zieh  bij  het  beramen  van  den  aanval  op  Pontianak  
 in  18 1 9   ijverig  daartegen  verzet  h a d ,  en  wien  nu  zijne  
 volksgenooten  gebeden  hadden  hunne  voorspraak  te  zijn.  Het  werd  
 echter  wenschelijk  geacht  dat  de  Chinezen  ditmaal  de  troepen, goed-  
 schiks  of  kwaadschiks,  binnen  de  muren  hunner  hoofdplaats  zien  
 zouden,  en  de Commissaris  legde  hun  daarom  opzettelijk  zoo  strenge  
 voorwaarden  en  straffen  o p ,  dat  de  aanneming  bijna  onmogelijk  
 was,  ofschoon  hij  hen  te  gelijkertijd  door  den  resident  en  den  Sultan  
 deed  aanmoedigen  om  de  hoop  op  de  edelmoedigheid  van  het  Gouvernement  
 niet  te  laten  varen.  De  hoofden,  die  over  de  beurs hunner  
 committenten  niet  zonder  ruggespraak  mogten  beschikken,  keerden 
 J)  De  Stuers  HS.*  bl.  4—6,  Tobias,  bl.  67,  68,  Mijer  1822  en  1823,  
 bl.  1 6 7 ,  van  Lijnden  T.  N.  I .,  bl.  176,  Verwikk.,  bl.  301. 
 s)  Verwikk.,  bl.  301,  Order van den luit.-kol. de Stuers van 7 Aug: (HS.). 
 na  eene  afwezigheid  van  10   dagen  terug,  niet  zoo volledig  zieh  aan  1822.  
 de  eischen  van  den  Commissaris  onderwerpende,  dat  de  grond  voor  
 verdere  stappen  was  weggenomen.  De  luitenant-kolonel  kreeg  dus  
 order om  naar  Mandor op  te  rukken,  ofschoon  men  van den  aanvang  
 bijna  zeker  was  dat  de  Chinezen  geen  tegenstand  bieden  zouden  x). 
 De  gewone  weg  naar  Mandor  längs  de  rivier  van dien  naam bood,  
 ingeval de Chinezen zieh  verzetten wilden,  wegens de vele belemmerin-  
 gen der vaart op  dien stroom, door omgekapte  boomen  en  opgeworpen  
 bentings  nog  vermeerderd,  te vele  zwarigheden;  waarom  de  luitenant-  
 kolonel  besloot  zijne  troepen  eerst naar Mampawa te brengen,  de rivier  
 van  Mampawa  met  ligtere  vaartuigen  tot  Montedong  op  te  varen  en  
 vandaar  over  land  naar  Mandor  te  trekken.  Hij  wilde  echter  tevens  
 zijne  krijgsmagt,  om  te  meer  indruk  te  m ak en ,  ook  in  de  voor-  
 naamste  strandplaatsen  der  Chinezen  tusschen  Mampawa  en  Pontianak  
 vertoonen  2). 
 Den  1 3 dea  Augustus  vertrok  de  expeditie,  bestaande  uit  14   
 officieren  en  361  man ,  en  toegerust  met  4   handmortieren,  2   een-  
 p o n d e rs,  ammunitie  en  vivres,  op  18  praauwen  iDgescheept  3). 
 De  heer  Tobias  zegt  dat  de  zeelieden,  roeijers,  ambtenaren,  in-  
 landsche  grooten  en  bedienden,  die  den  togt  vergezelden,  het  
 getal  der  troepen  ongeveer  evenaarden  4).  Slechts  70  man  werden  
 onder  bevel  van  den  luitenant  Doyonnette  als  garnizoen  te  
 Pontianak  achtergelaten  5).  Den  volgenden  dag  kwamen  de  troepen  
 op  de  hoogte  van  Panoraman  digt  onder  den  wal  ten  anker. 
 Op een  naburigen  heuvel  ontdekte  men eene nieuw gemaakte benting,  
 waarbij  meer  dan  honderd  Chinezen  stonden.  Daar  het  strand geene  
 geschikte  gelegenheid  voor  eene  landing  opleverde,  voer  de  luitenant 
 kolonel  met  4 0   flankeurs  op  het  daartoe  meest  geschikte  vaar-  
 tuig  het  riviertje  op,  en  liet deze  beweging  door  het  meerendeel der  
 overige  troepen  zoo  ver  mogelijk  volgen,  opdat  z ij,  zoodra  de  eer-  
 sten  aan  wal  waren,  achtereenvolgens  door  hetzelfde  vaartuig  ter  
 ontscheping  zouden  worden  afgehaald.  Bij  de  landing  was  men  
 genoodzaakt  tot  aan  de  knieen jin  het moeras  te springen.  Verder 
 gekomen  vond  men  nog  twee  bentings  aan den  voet  der  hoogten 
 *)  De  Stuers  HS.  bl.  7 ,  8,  Tobias,  bl.  68,  Mijer  1822  en  1823,  bl. 
 167,  168,  Verwikk.,  bl.  301. 
 s)  De  Stuers  HS.,  bl.  9. 
 8)  De  Stuers  HS.,  bl.  10.  « 
 4)  Tobias,  bl.  68. 
 ')  Verwikk.,  bl.  302,  Order  van  den luit.-kol. de Stuers van 9 Aug. (HS.).