
 
        
         
		door  elkander  op  de  hurken  zillen ,  gaat  vlug  en  onophoudelijk  de  
 toewak  ro n d ,  die  deels  van  den  areng-palm,  deels  uit  eene  vrucht  
 die  den  naam  van  lampowe  x)  d ra a g t,  verkregen  ,  maar  somtijds  
 door  tjoe  vervangen  wordt.  Deze  dranken  bevinden  zieh  in  groote  
 tampajans,  random  de  algemeene  verzamelplaats  der  woning gesleld,  
 waaruit  de  vrouwen  de  bamboezen,  met  fraai  en  kleurig  vlechtwerk  
 versierde  bekers  vullen,  van  welke er dikwijls een  dertigtal  aan  ton-  
 wen  in  het  huis  hangen.  Eiders  wordt  het  vocht  door  middel  van  
 batnboezen  roeren  van  twee  ä  drie  voet  lengte  opgezogen.  Zij  die  
 in  hun  leven  de  meeste  koppen  gesneld  hebben  en  daarom  eene  
 bijzondere  onderscheiding  worden  waardig  geacht,  drinken  uit  een  
 loempang,  die  uit  twee  aan  elkander  gebonden  bamboezen  bestaat,  
 zoo  gemaakt,  dat,  wanneer  beiden  gevuld  zijn,  het  vocht  onder  het  
 drinken  uit  den  een  in  den  ander  overloopt,  terwijl  bovenop  een  
 u it  hout  gesneden  rhinocerosvogel  p rijk t,  wiens  staart  van  het  
 haar  der  gesnelde  hoofden  is  vervaardigd.  Onder  het  drinken  der  
 toewak  zingt  een  deel  der  vrouwen  de  ge'improviseerde  beurtzangen  
 te r  eere  der  helden,  waarvan  reeds  vroeger  gesproken  is.  Zoo  ra-  
 ken  de  hoofden  al  meer  en  meer  v e rh it,  en  onder  begunstiging  
 der  duisternis  hebben  dikwijls  zedelooze  tooneelen  plaats,  die  bij  
 zulke  feesten  door  het  gebruik  eenigzins  geweltigd  schijnen;  men  
 beweert  zelfs  dat  de  helden  van  het  feest  zieh  voor  dien  nacht  elke  
 vrouw,  hetzij  gehuwd  of  ongehuwd,  mögen  kiezen.  Jonge  meisjes  
 en  jong-gehuwde  vrouwen  nemen  daarom  dikwijls  aan  deze  feesten  
 in  het  geheel  geen  deel  of  komen  ze  hoogstens  in  het  begin  gedu-  
 rendc  een  paar  uren  aanzien.  Na  den  afloop  van  het  feest  worden  
 twee  tjandongs,  de  eene  met een  mannetjes-,  de  andere  met een wijf-  
 jes-rhinocerosvogel  voor  het  huis  geplant,  e n ,  len  bewijze  dat  het  
 feest  heeft  plaats  gehad  en  de  toewak  gedronken  is ,  twee  tampajans  
 met  ingeslagen  bodems  digt  onder die  vogels daaraan vastgebonden  2). 
 De  behandeling  der  hoofden  is  wederom  bij  de  verschillende  
 stammen  zeer  verschillend.  Aangaande  de  Zee-Dajaks  in  het  ge-  
 bied  van  Broenei  verhaalt  de  beer  Low,  dat  zij  dß  hoofden  maanden  
 lang  met  bijzondere  onderscheiding  behandelen  en  met  allerlei  lief-  
 kozende  woordjes  toespreken,  hun  de  lekkerste  beten  van  elken 
 ä)  De  tampenve  is  eene  vruclit  die  veel  overeenkomst  lieeft  met  den  
 mangostan,  doch  geel  van  kleur  en  eenigzins  zuurachtig  van  smaak  is. 
 s)  Yan  Lijnden  N.  X |  bl.  607,  Bitter  A.,  bl.  424—427,  von  Kessel,  
 bl.  195,  196;  vgl.  S.  Müller,  bl.  408,  Low,  p.  206—208. 
 maallijd  geven,  sirih-bladeren  en  betelnoten  in  den  mond  stoppen  
 en  zelfs  sigaren  tusschen  de  ontverwde  lippen  steken.  Niets  van  
 dit  alles  geschiedt  uit  spotternij;  het  doel  is  den  geest  des  versla-  
 genen  liefde  in  te  boezemen  voor  den  stam  zijner  vijanden,  in  
 welken  hij  nu  verondersteld  wordt  als  lid  te  zijn  overgegaan,  en  
 hem  daarentegeri  zijne  vroegere  vrienden  te  doen  vergeten  i).  Soin-  
 mige  stammen  hewaren  de  hoofden  met  vleesch  en  haar,  andere  
 ontdoen  ze  van  beiden  en  stellen  zelfs  een  stuk  hout  in  de  plaats  
 der  onderkaak.  Soms  worden  zij  met  witte  of  roode  strepen  be-  
 schilderd  of  met  antimonium  zwart  gemaakt,  somtijds  ook  in  tin  
 gevat,  en  niet  zelden  worden  de  oogkasten  met  schelpen  gevuld.  
 Bij  soinmige  stammen  zijn  deze  zegeteekenen  gemeen  eigendom  der  
 geheele  kampong,  bij  andere  blijven  zij  in  het  bijzonder  bezit  der  
 overwinnaars.  De  waarde  die  in  beide  gevallen  aan  deze  zegeteekenen  
 gehecht  wordt,  is  zoo  groot,  dat  Europeanen  doorgaans  te  
 vergeefs  beproefd  hebben  enkele  daarvan  magtig  te  worden.  De  
 heer  Tobias  vroeg  eens  aan  een  aanzienlijken  Dajak,  in  het  gebied  
 van  Sambas,  otn  een  zijner  23  koppen,  maar  kreeg  ten  antwoord  
 d a t,  boe  gaarne  hij  hem  verpligten  wilde,  zulks  hem  in  dit  geval  
 niet  mogelijk  was,  want  dat  zij  de  erfenis  zijner  hinderen  uit-  
 maakten,  en  dat  zelfs  aan  het  vereischt  getal  nog  een  hoofd  ont-  
 b rak ,  ’t  welk  hij  weihaast  op  de  Dajaks  van  Landak  hoopte  te  
 veroveren.  Een  ander  Dajaksch  hoofd  beklaagde  zieh  bitter  bij  den  
 heer  Low  over  het  verlies  dat  een  brand  hem  veroorzaakt  had,  
 die  al  zijne  koppen  had  vermeid.  Daar  hij  een  rijk  man  was  ge-  
 weest,  maar  van  zijne  andere  bezittingen  niet  gewaagde,  meende  
 de  heer  Low  dat  al  het  overige  gered  was.  Het  bleek  hem  later  
 dat  de  Dajak  al  zijne  have  verloren  had ;  doch  alleen  het  verlies  
 der  koppen  werd  als  onherslelbaar  aangemerkt  2). 
 De  toenemende  bekendwording  van  Borneo’s  binnenlanden  leert  
 ons  dat  eiland  meer  en  meer  kennen  als  eene  wereld  in  ’t klein  ,  
 waarin  nevens  de  meest  verschillende  vormen  van  geheele  en  halve  
 beschaving,  door  Europeanen,  Chinezen,  Arabieren,  Boeginezen  en  
 Maleijers  vertegenwoordigd  ,  ook  geen  enkele  vorm  der  barbaarsch-  
 heid  ontbreekt.  Men  kan  de  ßajaks  in  het  algemeen  geene  kanni-  
 balen  noemen,  of  het  moest  zijn  om  de  gewoonte,  die  zoo  het 
 ‘)  Low,  p.  207. 
 !)  Blume,  bl.  160,  Low,  p.  214,  304, Tobias, bl. 29, S. Müller, bl. 408.