
 
        
         
		1828.  volbragte  landing,  belette  hen  echter  hun  geschut,  hunne praauwen  
 en  goederen  irede  te  voeren,  hetwelk  alles  den  onzen  in  handen  
 viel.  Ook  hier  werden  de  sterkten  en  woningen  verbrand  en  men  
 voer  de  rivier  op.  De  luitenant  Schuit  vond  de  kampong  Katapan  
 (Bengadong)  verlaten;  eenige  inlandsche  koopvaartuigen,  door  hem  
 ontmoet,  had  hij  vrijen  doorlogt  vergund.  Des  avonds  te  tien  ure  
 volbragt  kapitein  Speieveld,  na  de  oostzijde  van  het  eilandKadang-  
 Karbouw,  door  de  beide  r ivier-armen  gevormd,  te  zijn  omgevaren,  
 zijne  vereeniging  met  de  vaartuigen  onder  het  bevel  van  den  luitenant  
 Zwaanshals. 
 Men  had  zieh  thans  meester gemaakt  van  al de vijandelijke bentings,  
 4 0   stukken  geschut  en  een  groot  aantal  praauwen,  doch  men  wilde  
 den  vijand  den  tijd  niet  laten  om  adem  te  scheppen.  Al  de  vaartuigen  
 die  op  de  rivier  bruikbaar  waren,  vereenigden  zieh  dus  om  naar  Ka-  
 joeng  op  te  varen,  welk  plan  echter  onuitvoerlijk  bleek,  omdat  de  
 rivier  door  veelvuldige  regens  ontzagchelijk  gezwollen  was.  Men  be-  
 sloot  dus een  anderen  weg  te  beproeven en  vaardigde  eene  publicatie  
 aan  h e t  volk  van  Matan  u it,  waarbij  werd  bekend  gemaakt  dat  de  
 S ultan,  die  het  contract  met  Nederland  geschonden  en  de  Neder-  
 landsche  vlag  verscheurd  had,  niet  langer  in  het  bewind  kon  blijven;  
 dat  thans  de  majoor  Radja  Akil  aan  het  hoofd  des  bestuurs  was  ge-  
 plaatst;  maar  dat  aan  ieder  die  u it  zijn  schuilhoek  huiswaarts  
 keerde  en  het  gezag  van  den  nieuwen  S u lta n '  erkende,  volkomen  
 vergiffenis  voor  het  gebeurde  zou  geschonken  worden.  Deze  publicatie  
 deed  de  vereischte  uitwerking.  De  Sultan,  door  alien  verlaten 
 ,  vond  zieh  genoodzaakt  zieh  aan  de  Nederlandsche  regering  en  
 alle  schikkingen  die  zij  zou  wenschen  te  maken,  te  onderwerpen,  
 en  verzocht  slechts  uitstel  tot  de  volgende  maand,  als  wanneer  hij  
 beloofde  den  resident  ter  verdere  regeling  der  zaken  van  Pontianak  
 te  doen  afhalen  1). 
 Onder  het  bestuur  van  Radja  Akil  werden  dadelijk  het  landschap  
 Sukkadana  en  de  Rarimata-eilanden  gesteld;  doch  de  regeling  van  
 zijne  verhouding  tot  Matan,  als  ook  van  Simpang,  dat  als  leen  van  
 Matan  hem  nu  ook  eenigermate  behoorde  ondergeschikt  te  worden,  
 was  eene  zaak  van  zeer  ingewikkelden  en  moeijelijken  aard,  daar  
 Sultan  Djamaloe’d-din,  zonder  aan  zijne  belofte  te  voldoen,  zieh 
 ’)  Van  Kämpen,  IU ,  bl.  679—686,  volgens  het  officieel  rapport  van  
 den  heer  Dibbetz. 
 met  zijne  zonen  en  bloedverwanten  in  de  binnenlanden  schuil  hield.  1828.  
 Terwijl  de  bevestiging  van  het  oppergezag  des  nieuwen  Sultans  
 over  Matan  en  Simpang  aan  het  beleid  van  den  resident  Gronovius  
 werd  overgelaten,  erlangde  Radja  Akil  de  vergunning  om  zieh  met  
 zijne  volgelingen  te  vestigen  waar  vroeger  Sukkadana  gestaan  had. 
 De  nieuwe  negerie  die  daar  werd  opgebouwd  en  voortaan  de  hoofd-  
 plaats  van  zijn  rijk   zou  z ijn ,  ontving,  zeker  als  eene  herinnering  
 der  afkomst  van  den  Commissaris-Generaal  du  Bus,  den  eenigzins  
 zonderlingen  naam  van  Nieuw-Brussel,  die  zieh  dan  ook  nimmer  
 regt  in  het  gebruik  heeft  kunnen  handhaven  en  weldra  weder  door  
 den  ouden  naam  van  Sukkadana  verdrongen  werd.  Radja  Akil  aan-  
 vaardde  zijne  regering  onder  den  titel  van  Abdoe’l-djalil  jang  di  per-  
 toean  Sjah  di  Brussel.  Zoo  had  dan  deze  nieuwe  Aeneas  eindelijk  
 ook  zijn  Latium  gevonden  x)! 
 Door  de  verovering  van  Matan  werd  aan  de  zeerooverij  een  even  
 belangrijke  als  gewenschte  slag  toegebragt,  vooral  ook  dewijl  men  
 daardoor  de  middelen  had  verkregen  om  de  roovers  van  Kanda-  
 wangan,  wier  magt  en  stoutheid  sedert  den  oorlog  op  Java  aan-  
 merkelijk  waren  toegenomen,  met  günstiger  gevolg  tegen  te  gaan. 
 Nog  in  het  voorjaar  van  18 2 8   waren  vandaar  2 2   rooverspraauwen  
 uitgezeild,  van  welke  geene  enkele  zonder  buit  was  teruggekeerd.  
 Matan  had  vooral  aan  de  Orang-laut  van  Blitong,  Bintang  en  andere  
 westwaarts  gelegen  eilanden  tot  schuilplaats  verstrekt,  die  zieh  
 hier  van  levensmiddelen  voorzagen  en  hunne  gevangenen  als  slaven  
 verkochten,  terwijl  zij  de  veroverde  wapenen  en  een  deel  van  den  
 buit  aan  den  Sultan  en  de  rijksgrooten  afgaven.  Dadelijk  bij  de  ver-  
 schijning  der  Bellona  had  zieh  al  dat  gespuis  met  vrouwen  en  kin-  
 deren  u it  de  voeten  gemaakt,  om  zieh  hier  nimmer  weder  te  ver-  
 toonen  2).  De  wenschen  van  George  Müller,  de  verwachtingen  van  
 kapitein  Dibbetz,  zijn  grootendeels  vervuld,  daar  in  dit  gedeelte  
 van  den  Archipel  althans  de  zeerooverij  nimmer  weder  met  de  
 vroegere  vermetelheid  he t  hoofd  heeft  omhoog  gestoken. 
 Aan  den  bevelhebber  der  expeditie,  zijne  officieren  en  troepen  
 (met  eene  uitzondering  die  geene  aanwijzing  behoeft)  betuigde  de  
 Commissaris-Generaal  de  volkomenste  tevredenheid.  Dezelfde  goed- 
 ’)  Van  Kämpen,  I I I ,  bl.  686,  687,  Off.  Stukk.  HS.,  bl.  60. 
 5)  Van  Kämpen,  H I,  bl.  687,  Off.  Stukk.  HS.,  bl.  5 9 ,  6 0 ,  Cornets  
 de  Groot,  p.  240.