
 
        
         
		1832.  Generale  Directie  van  Financien.  Deze  beschouwde  de  groote  ver*  
 wachtingen  die  de  Gommissaris  van  het  naar  zijn  inzigt  gewijzigde  
 zoutstelsel  koesterde,  niet  ten  onregte,  als  grootendeels  illusoir  en  
 als  een  nieuw  monopolie  ten  behoeve  der  vorsten  creerende,  ju ist  
 terwijl  de  schadelijkheid  zulker  monopolien  werd  aangetoond.  Ook  
 achtte  zij  eene  nieuwe  wijziging  geenszins  wenschelijk,  nadat  eerst  
 voor  twee  jaren  een  ander  stelsel  was  ingevoerd,  dat,  naar  hare  
 meening,  aan  de  verwach ting  beantwoordde.  Eerder  kon  zij  er  nog  
 in  treden  om,  ten  einde  den  zouthandel  productiever  te  maken,  den  
 prijs  met  een  gulden  per  pikol  te  verhoogen.  Evenmin  kon  zij  
 zieh  vereenigen  met  de  geheele  opheffing  der  inkomende  re g te n ,  
 die  zij  zelfs  niet  met  het  behoud  der  opiumpacht  kon  overeenbren-  
 gen.  De  overige  plannen  van  den  Gommissaris  werden,  behoudens  
 eenige  bedenkingen  en  kleine  wijzigingen,  door  haar  goedgekeurd,  
 ofschoon  zij  in  zijne  günstige  verwachtingen  aangaande  het  nieuwe  
 stelsel  niet  geheel  deelde.  Dit  advies  werd  den  Gommissaris  toe-  
 gezonden  bij  besluit  van  18  December,  onder  opmerking  dat  de  
 hooge  reg e rin g ,  alvorens  hij  tot  het  invoeren  van  organieke  bepa-  
 lingen  overging,  zijne  nadere  voorstellen  daaromtrent  te  gemoet  
 zag.  Tevens  werd  daarbij  aangedrongen  op  de  spoedige  indiening  
 van  zijn  rapport  aangaande  de  administratie  van  den  resident  Grono-  
 vius  1).  Deze  ambtenaar  schijnt  zieh  toen  reeds  op  Java  bevonden  
 te  hebben,  waar  h i j ,  nadat  het  onderzoek  te  zijnen  aanzien  was  
 ten  einde  gebragt,  u it  zijne  betrekking  ontslagen  werd.  De  onte-  
 vredenheid  der  regering  belette  haar  echter  n ie t,  in  18 3 6   door  
 zijne  aanstelling  tot  resident  van  Timor  2),  in  18 4 8   door  zijne  
 benoeming  tot  Commissaris  bij  de  expeditie  naar  de  Soeloe-eilan-  
 den  3) ,  aan  zijne  bekwaamheid  en  onverschrokkenheid  hare  hulde  
 te  bewijzen.  Bij  zijn  vertrek  van  Borneo  werd  de  heer  Ritter  met  
 de  functien  van  waarnemend  resident  ter  Westkust,  de  heer  Roms-  
 winckel  met  die  van  waarnemend  assistent-resident  van  Sambas  
 belast  4). 
 ’t l s   niet  te  verwonderen  dat  de  Gommissaris,  handelende  volgens  
 de  hem  gegeven  instruction  en  de  inzigten  die  ik  ontwikkeld  heb,  
 met  veel  vooroordeelen  en  tegenwrijtingen  van  den  kant  der  inland- 
 M  Off.  Stukk.  HS.,  bl.  231—251. 
 ! )  T.  v.  N.  I .,  Jaarg.  IX ,  D.  H I , bl. 230. 
 s)  Zie  Inleiding,  bl.  l x x x i i i . 
 *)  Almanak  van  N.  I .,  1833, bl.  73, 1834,  bl.  69. 
 sehe  vorsten  te  worstelen  had,  maar  daarentegen  weinig  zwarigheid  1832.  
 vond  om  de  geschillen  met  de  Chinezen  te  vereffenen,  zonder  dat  
 hij  behoefde  gebruik  te  maken  maken  van  de  zeemagt  die  te  zij-  
 ner  beschikking  gesteld  was.  Hij  liet  henzelven  de  voorwaarden  
 stellen  onder  welke  zij  in  eensgezindheid  met  het  Gouvernement  
 wilden  leven,  en  nam  ze  aan  geheel  zooals  ze  gesteld  waren.  Hij  
 kwam  diensvolgens  met  hen  overeen  dat  hij  de  afschafBng  der  tollen  
 aan  den  opperlandvoogd  zou  voordragen,  en  dat  daarentegen  de  
 vier  vereenigde  kongsies  reeds  dadelijk  eene  recognitie  zouden  op-  
 brengen  van  fG  1 1 0 ,  die  zij  beloofden  jaarlijks  te  vermeerderen  
 naarmate  hunne  welvaart  zou  toenemen  *).  Omtrent  Sambas  maakte  
 zieh  de  Gommissaris  verdienstelijk  door  den  aan leg  van  den  reeds  
 elders  vermelden  passar  2),  waarbij  hij  echter  met  veel  vooroordeel  
 en  tegenkanting  te  worstelen  had.  Tegen  het  einde  des  jaars  keerde  
 hij  naar  Java  te ru g ,  in  de  zekere  verwachting  dat de  zaken  van 
 nu  af  eene  betere  wending  zouden  nemen  3). 
 In  zijn  rapport,  den  1 2 dsn  October  aan  de  hooge  regering  inge-  
 diend,  bragt  de  heer  Francis  nog  nieuwe  gronden  bij  tot  aanbeve-  
 ling  zijner  ontwerpen.  Hij  merkte  op  dat  bij  de  bestaande  orde  
 van  zaken  het  bedrag  der  inkomende  en  uitgaande  regten  jaarlijks  
 afgenomen,  en  de  handel  zoozeer  verminderd  w as,  d a t,  terwijl  
 vroeger  wel  2 0   Ghinesche  jonken  jaarlijks  aankwamen,  dit  getal  
 in  bet  afgeloopen  jaar  slechts  zes  bad  bedragen,  die  nog  meestal  
 zonder  lading  waren  huiswaarts  gekeerd.  Den  sraokkelhandel  met  
 Singapoera  met  geweld  tegen  te  gaan,  zou  naar  zijn  oordeel  aan-  
 zienlijke  sommen  kosten,  terwijl  het  waarschijnlijk  ook  dan  nog  
 niet  mogelijk  zou  zijn  dien  geheel  te  vernietigen.  Vrije  handel  
 was  dus  het  eenige  middel  om  alle  bezwaren  weg te  nemen,  en 
 de  meerdere  opbrengst  der  pachten  zou  al  spoedig het  gemis  der 
 regten  vergoeden. 
 De  belasting  op  de  naar  China  terugkeerende  Chinezen,  die  de  
 resident  had  willen  verdubbelen,  achtte  de  Gommissaris  nog  te  
 hoog  zooals  zij  oorspronkelijk  gesteld  was,  en  hij  stelde  voor  haar  
 te  verminderen  tot  het  bedrag  van  een  tail  voor  mannen  boven  de  
 1 5   j a a r ,  |   tail  voor  kinderen  van  het  mannelijk  geslacht,  £  tail 
 *)  Van  Lijnden,  T.  N.  I.,  bl.  184,  van  Kervel,  bl.  190.  
 s)  Zie  D.  I ,  bl.  95.  
 s)  Van  Kervel,  bl.  190.