
 
        
         
		1821.  het  Nederlandsch  gezag  zieh  regtstreeks  tot  de  bevolking  wendde,  
 van  welke  de  wäre  voordeelen  voor  het  Gouvernement  moeten  voort-  
 vloeijen,  zou  daarom  met  de  grootste  gevaren  gepaard  gaan.  Toon-  
 den  wij  alzoo  dat  wij  den  afstand  hunner  oppermagt,  door  hen  als  
 louter  spei  beschouwd,  als  eene  ernstige  zaak  aanmerkten,  zij  zou-  
 deu  list  noch  laster,  en  misschien  zelfs  vergift  noch  moorddolk  
 sparen,  om  zieh  te  ontwringen  aan  de  hand  der  Nederlanders,  die  
 dus  bewezen  van  den  goeden  ouden  weg  te  willen  afwijken.  Maar  
 deze  gevaren  mögen  ons  niet  afschrikken.  Niet  van  de  vorsten,  de  
 heer  Muntinghe  zag  het  duidelijk*  i n ,  alleen  van  de  bevolkin-  
 g en ,  van  de  bevordering  harer  belangen,  van  hären  handel,  hare  
 in d u strie ,  is  voor  het  Nederlandsch  gezag  sleun  en  voordeel  te  
 verwachten  1).  Men  sla  het  oog  op  Serawak,  waar  deze  weg  is  
 mgeslagen,  en  vergelijke  het  met  onze  ellendige  etablissementen  op  
 de  Westkust,  waar  nog,  na  eene  zeer  körte  heerschappij  van  ge-  
 deeltelijk  betere  in z ig ten ,  de  oude  sleur  gevolgd  wordt,  en  ontkenne  
 d a n ,  zoo  men  d ü rft,  dat  de  heer  Muntinghe  gelijk  had  2)! 
 De  bevolking  onderscheidde  de  heer  Muntinghe  in  drie  hoofdklas-  
 s e n :  de  Mohammedaansche  strandvolken  ,  de  Chinezen,  de  Dajaks.  
 De  belangen  der  eersten  waren  het  naauwst  met  die  der  vorsten  
 verbonden;  maar  de  Arabieren  ,  Boeginezen  en  Maleijers  achtte  hij  
 te  dien  aanzien  niet  geheel  op  eene  lijn  te  stellen.  De  eersten  
 hadden  vooral  te  Pontianak  grooten  invloed,  en  hadden  als  han-  
 delaren  groot  voordeel  van  de  gunst  der  vorsten  weten  te  trekken,  
 zoodat  er  onder  hen  waren,  die  op  een  vermögen  van  meer  dan  
 2 0.0 0 0   Spaansche  matten  geschat  werden.  Of  zij  als  nuttige  in-  
 gezetenen  onzer  bezittingen  zouden  kunnen  worden  aangemerkt,  
 was  geheel  afhankelijk  van  de  leiding  die  aan  hunnen  handel  zou  
 kunnen  gegeven  worden. 
 Een  zeer  günstig  oordeel  velt  de  heer  Muntinghe  over  de  Boeginezen. 
   » Door  handelsgeest  gedreven  komen  zij  als  kolonisten  her-  
 » waarts.  Uit  hun  eigen  land  vertrekkende  zijn  zij  gewoonlijk  arm;  
 »doch  ofschoon  zij  met  weinig  of  niets  beginnen,  stelt  het  gebruik 
 J)  Muntinghe ,  bl.  182—185. 
 s)  Intusschen  is  de  politiek,  die  bij  de  vaststelling  van  het  nieuwste  
 regeringsregiement  voor  O.  I.  weder  heefit  gezegepraald,  om  Java  door  
 middel der inlandsche  aristocratie,  en  nog  wel met  erfelijk  gezag,  te  regeren,  
 in  den  grond  even  verkeerd  en  verwerpelijk,  een  slagboom  tegen  alle  waar-  
 achtige  verbetering  in  den  toestand  des  volks,  en  alleen  gem a k s h a l v e   
 aan  te  bevelen/-  ,  . /   , /   /   /   /   .ff 
 ca cs T y 
 » van  hunnen  landaard  hen  in  Staat  om  al  dadelijk  in  de  winsten  1821.  
 » van  den  handel  te  kunnen  deelen.  Volgens  hunne  oendang-oen-  
 » dang  handelt  elk  vaartuig  bij  hen  op  een  vereenigd  kapitaal,  en  
 » ieder  opvarende  heeft  of  wordt  gerekend  een  aandeel  te  hebben  in  
 » de  lading.  De  onkostbaarheid  hunner  vaartuigen  en  uitrusting  en  
 » de  kostbaarheid  daarentegen  der  ladingen  die  zij  daarmede  over-  
 » voeren,  laten  hun  alzoo  aanzienlijke  winsten  over.  De  praauwen  
 » of  padoeakans  welke  zij  gebruiken,  komen  hun  zelden  bij  inkoop  
 » op  meer  dan  150  ä  300  Spaansche  matten  te  s ta a n ;  de  gansche  
 » uitrusting  in  stroozeilen,  houten  a n k e rs ,  ro ttin g ,  touwen  en  ka-  
 » bels  zal  ongeveer  5 0   Sp.  matten  waardig  zijn.  En  in  deze  broze  
 » vaartuigen  voeren  zij  zeldzaam  ladingen  over  die  minder  dan  
 » van  1 0 ,0 0 0   tot  40 ,0 0 0   Spaansche  matten  gelden.  Door  deze  mid-  
 » delen  verhelfen  zij  zieh  weldra  tot  een  aanzienlijken  trap  van  
 »vermögen;  maar  hoe  hoog  dit  ook  stijgen  möge,  zij  blijven  de-  
 » zelfde  spaarzaamheid  in  hunne  levenswijze,  dezelfde  oppassendheid  
 » in  hunne  zaken  aan  den  dag  leggen  ,  waarmede  zij  hunne  loop-  
 » baan  intraden.  Hoe  rijk  zij  ook  geworden  z ijn ,  overtreffen  hunne  
 » dagelijksche  verteringen  zelden  het  derde  of  vierde  van  een  ropij,  
 »terwijl  de  gewone  Chinesche  daglooner  eene  geheele  ropij  tot  zijn  
 » onderhoud  behoeft.  In  hunne  huishoudingaan  den  wal  vervaardigen  
 »  zij  Boeginesche  kleedjes,  spinnen  zijde en bereiden  een  uit  katoen en  
 » zijde gemengd  weefsel.  Eenige  rijstvelden  bebouwen  zij  door  hunne  
 »  slaven  of pandelingen,  maar  betalen  daarvoor  aan  den  Sultan  geen  
 »  schatting.  En  het  is  dan  ook  niet  te  verwonderen  dat  längs  deze  
 »  verschillende  wegen  sommigen  hunner  een  vermögen  vergaderen  , 
 » d a t ,  .volgens  geloofwaardige  berigten,  soms  1 0 0 ,0 0 0   Sp.  matten  
 » te  boven  gaat.  Bekend  daarenboven  wegens  hunne  trouw  en  eer-  
 » lijk h e id ,  en  achtbaar  wegens  den  moed  die  hen  nimmer  voor  
 » eenigen  roover  doet  bezwijken,  schijuen  zij  bijzondere  zorg  en  
 » oplettendheid  te  verdienen.” 
 Van  bet  zamenraapsel  van  verschillende  n a tie n ,  dat  op  Borneo  
 onder  den  naam  van  Maleijers  bekend  is ,  weet  de  heer  Muntinghe  
 zooveel  goeds  niet  te  zeggen.  Aan  hen  ,  inzonderheid  aan  die  van 
 Sambas.,  waren  grootendeels  de  rooverijen  te  wijten  ,  die in  deze 
 wateren  gepleegd  we rd en ;  er  waren  er  echter  ook  onder  h e n ,  die 
 zieh  met  eerlijken  handel  geneerden  1). 
 *)  Muntinghe,  bl.  186,  187.