
 
        
         
		1821.  maakten  zieh  inderdaad  tot  eenen  krachtdadigen  tegenstand  gereed.  
 Waarschijnlijk  werd  de  onteyredenheid  onder  deze  Ghinezen  door  
 het  voortdurend  gebrek  aan  toereikende  mijngronden  zeer  bevorderd.  
 De  Commissaris  had  daarom  vroeger  met  hunne  hoofden  afgespro-  
 ken  dat  zij  hun  best  zouden  doen  om  een  deel  der  bevolking  van  
 Montrado  tot  verhuiziug  naar  de  binnenlanden  te  bewegen  x) ;  en  
 hij  had  de  ambtenaren  bij  zijn  vertrek  schriftelijk  gelast,  geene  
 pogingen  onbeproefd  te  laten  om  aan  dit  plan  zoo  spoedig  en  op  zoo  
 groote  schaal  mogelijk  gevolg  te  geven.  Zij  hadden  echte r,  door  
 andere  zaken  afgetrokken,  deze  gewigtige  aangelegenheid  schier  ge-  
 heel  uit  het  oog  verloren  2). 
 Natuurlijk  werd  op  de  vertoogen  der  Chinezen  geen  acht  ge-  
 slagen,  en  men  hoopte  dat  eene  bloote  vertooning  genoegzaam  zou  
 zijn  om  hen  tot  reden  te  brengen.  Het  schijnt  echter  dat  men  de  
 noodzakelijkheid  inzag,  in  plaats  van  de  vroeger  voorgenomen  ver-  
 mindering  der  militaire  bezetting  3),  integendeel  de  garnizoenen  op  
 Borneo’s  Westkust  te  versterken,  zoodat  zij  in  den  loop  des  jaars  
 op  519  man  gebragt  werden  4). 
 In   de  maand  Augustus  was  te  Sambas  alles  tot  de  voorgenomen  
 expeditie  gereed.  Zij  bestond,  behalve  den  kommandant,  kapitein  
 T rip ,  uit  twee  officieren  en  97  man,  die,  gezamenlijk  met  de  te  
 Sinkawang  en  Sibalouw  voorhandene  troepen,  de  magt  waarover  
 men  tegen  de  Chinezen  kon  beschikken,  op  8  officieren  en  216  
 man  bragten,  waarvan  9 0   Europeanen  waren  5).  De  van  Sambas  
 gezonden  troepen  werden  ingescheept  op  twee  kanonneerbooten  en  
 de  praauwen  van  Radja  Akil,  en  stelden  koers  naar  Sinkawang,  
 waar  zij  den  Sl®1®11  Angustus  aan  land  gingen.  Ook  de  Gezaghebber  
 Hartmann  begaf  zieh  van  Pontianak  derwaarts  om  in  persoon  met  
 de  hoofden  te  Montrado  over  de  bezetting  dier  plaats  te  onderhan- 
 *j  Tobias,  bl.  79  en  80,  noot. 
 8)  Ygl.  boven  bl.  207,  208. 
 *j  Van  Lijnden  T.  N.  I .,  bl.  181.  In  de  aldaar  opgegeven  indeeling  
 is  zeker  een  fout,  daar  er  in  de  gegeven  omstandigheden  geen  reden  bestond  
 om  de  magt  te  Pontianak  tot  185  man  te  versterken  en  er  voor  de  
 kleinere  posten  veel  te  weinig  overschiet. 
 s)  Op  deze  wijze  meen  ik  de  opgave  bij  Mijer  1824  en  1825,  bl.  548,  
 met  die  in  Verwikk.,  bl.  308,  te  moeten  overeenbrengen.  Tobias,  bl.  80,  
 spreekt  van  130  man,  't welk  een  rond  cijfer  schijnt,  ontstaan  uit  de  op-  
 telling  der  97  man  eerst  van  Sambas  gezonden,  met  de  latere  versterking  
 van  40  man. 
 len,  gevolgd  van  eene  hulpbende,  door  den  Sultan  te  zijner  beschik*  1824.  
 king  gesteld.  De  Chinesche  bevolking  van  Sinkawang  nam  de  vlugt,  
 en  men  ontving  allerlei  berigten  van  een  dreigenden  aanval;  ook  
 vernam  men  dat  de  Chiuezen  de  hoofden  der  Dajaks,  die  de  onzen  
 hadden  opgeroepen,  gevangen  en  in het  blok  gesloten  hielden. 
 Deze  verontrustende  tijdingen  noopten  kapitein  Trip  den  l l de“  September  
 bevel  te  geven  tot  het  opwerpen  eener  redoute,  met  berg-  
 plaats  voor  ammunitie  en  vivres,  welk  werk  door  den  onvermoei-  
 den  arbeid  der  troepen,  geholpen  door  de  bemanning  van  Radja  
 Akils  flotilje,  in  vier  dagen  voltooid  werd.  Inmiddels  werd  van  
 Sambas  nog  een  officier  met  40   man  benevens  twee  drieponders  
 en  ammunitie  ontboden. 
 Den  19 de“  September  vernam  kapitein  Trip  dat  op  eene  hoogte,  
 op  een  half  u u r  afstands  van  Sinkawang,  eene  talrijke  bende  ge-  
 wapende  Chinezen  verzameld  was;  hij  zond  daarop  den  luitenant  
 van  Maanen  met  30  Ambonezen  en  Gorontalezen  en  een  deel  van  
 het  scheepsvolk  van  Radja  A k il,  om  deze  zamenrotting  uiteen  
 te  drijven.  In  het  gezigt  des  vijands  körnende,  liet  de  luitenant  
 halt  houden,  maar  werd  te  gelijker tijd  door  een  duchtig  salvo 
 van  lilla-schoten  begroet.  Hij  beantwoordde  dit  vuur  gedurende  
 een  u u r ,  maar  moest  toen  aftrek k en ,  daar  zijne  manschappen  
 hem  verder  weigerden  te  volgen.  Door  de  Chinezen  nagejaagd,  
 had  hij  moeite  in  tijds  de  redoute  te  bereiken.  Ilierop  stak  
 de  vijand  den  passar  van  Sinkawang  aan  twee  zijden  in  den  
 b r a n d ,  waarbij  de  aldaar  vroeger  door  onze  troepen  gebouwde  ka-  
 sernen  en  magazijnen  verloren  gingen.  Toen  daarop  de  Chinezen  
 de  redoute  tot  op  een  geweerschot  afstands  naderden,  deden  de  
 luitenants  van  Maanen  en  VVestink  een  uitval  en  sloegen  hen  met  
 groot  verlies  op  de  vlugt,  terwyl  de luitenant  Gennet  dit  voordeel 
 vervolgde  door  den  vijand  snel  na  te jagen. Echter  vertoonden  zieh 
 den  2 0 8ten  weder  eenige  Chinezen  voor  de  redoute,  die  evenwel  door  
 eenige  wel-bestuurde  geweerschoten  werden  verjaagd.  Intusschen  
 bemerkte  men  dat  zij  van  alle  kanten  bentings  aanlegden,  en ,  om  
 de  communicatie  a fte   snijden,  de  rivier  met  boomstammen  stopten,  
 zoodat  het  zieh  liet  aanzien  dat  de  redoute  een  beleg  zou  hebben  
 door  te  sta an ,  terwijl  het  getal  der  aanvallers  op  meer  dan  3000  be-  
 groot  werd.  Kapitein  Trip  zond  een  peloton  onder  den  luitenant  van  
 Maanen,  om,  door  eenige  Maleijers  bijgestaan,  de  rivier  weder  te  
 openen,  en  gaf,  toen  dit  geschied  was,  bevel  om  de  zieken,  vrou