
 
        
         
		1819.  beschutting  voor  het  garnizoen  zou  opleveren  J).  Aan  den  opbouw  
 van  een  beter  ingerigl  fort,  welke  van  den  aanvang  onzer  vernieuw-  
 de  vestiging  tot  de  plannen  van  den  Commissaris  van  Boekholtz  
 behoord  en  waarop  ook  de  heer  Nahuys  in  art.  25  van  het  contract  
 met  Pontianak  het  oog  gehad  b ad ,  legde  het  sponsachtig  
 en  aan  gedurige  overstrooming  bloot  gesteld  terrein  dezer  plaats  
 schier  onoverkomelijke  zwarigheden  in  den  weg.  En  daar  ook  
 Sambas  en  andere  punten  der  Westkust  gelijke  zwarigheid  aan  het  
 opbouwen  van  duurzame  versterkingen  in  den  weg  stelden,  had  
 men  reeds  vroeger  het  denkbeeid  opgeworpen  om  de  verdedigiug  
 onzer  etablissementen  in  dit  gewest  toe  te  vertrouwen  aan  eene  
 soort  van  drijvende  batterijen,  die  in  een  land  hetwelk  geene  andere  
 bruikbare  wegen  dan  de  waterwegen  be zit,  naar  gelang  der  
 omstandigheden  zoowel  tegen  een  buiten-  als  binnenlandschen  vij-  
 and  konden  gebruikt  worden.  Doch,  even  als  zoovele  andere  nultige  
 plannen  en  ontwerpen,  was  ook  dit  weder  door  andere  inziglen  
 verdrongen  ,  zonder  dat  men  echter  tot  dusverre,  ’t  zij  te  Sambas  
 t  zij  te  Pontianak,  tot  de  werkelijke  oprigting  van  een  fort  was  
 overgegaan.  De  versterking  thans  op  last  van  kapitein  Zimmerman  
 in  der  haast  opgeworpen,  was  niet  geschikt  om  op  den  duur  
 in  de  behoefte  te  voorzien;  zij  was  echter  ter  goeder  uur  tot  stand  
 gebragt,  daar  zij  naauwelijks  eenigzins  tot  tegenweer  in  staat  was,  
 toen  een  nieuw  en  ernstiger  gevaar  onze  zwakke  bezetting  kwam  
 bedreigen  2). 
 De  onmiddellijke  aanleiding  tot  dit  nieuwe  gevaar  was  gelegen  
 in  een  policie-maatregel  van  den  resident  van  Pontianak,  die  een  
 Chinees,  tot  de  verbroedering  van  Lan-fong  of  Mandor  behoorende,  
 gedurende  eenige  dagen  had  in  arrest  gezet.  In  den  staat  van  gis-  
 tin g   en  opgewondenheid  waarin  de  Chinesche  bevolking  sedert  lang  
 verkeerde,  achtle  zij  zieh  hierdoor  ten  hoogste  verongelijkt  en  vatte  
 zij  het  voornemen  op  om  eerst  Pontianak,  en  daarna  onze  overige  
 etablissementen  af  te  loopen,  en  Borneo’s  Westkust  geheel  van  de  
 gehate  Hollanders  te  bevrijden  3). 
 Te  half  drie  in  den  nacht  van  den  14^en  December  werd  het 
 ’)  Verwikk.,  bl.  297. 
 L.'iSS  g^raik  gemaakt  van drie  militaire  rapporten :  dat  van 
 den  kapitein  aide-de-camp  van  den  Gouv.-Gen.,  reeds  vroeger  aangehaald, 
 bl.  4 ,  5;  een  rapport  van  den  luit.-kul. Meynhardt  van  1822  (Off.  stukk. 
 H S .,  bl.  16);  en  van  Grave  PIS.  I I ,  bl.  2 ,  3. 
 3)  Tobias,  bl.  63,  de  Stuers  HS.,  bl.  1  en  2. 
 kampenement  door  eene  bende  Chinezen  van  Mandor,  die  sommige  1819.  
 berigten  op  een  aantal  van  5  à  6 0 0 ,  andere  van  8 0 0   à  10 0 0   man  
 schatten,  aangegrepen.  Ofschoon  men  reeds  lang,  ten  gevolge  van  
 het  onderscheppen  door  op  de  rivier  geposteerde  vaartuigen  van  
 twee  brieven  ,  die  echter  door  verschillende  personen  verschillend  
 werden  uitgelegd,  eenigermate  van  de  plannen  der  Chinezen  onder-  
 rigt  was,  hadden  zij  later  onze  beambten  door  de  betaling  eeniger  
 achterstallige  hoofdgelden  weder  in  slaap  gewiegd.  Eerst  den  avond  
 te  voren,  toen  de  Chinezen  in  de  grootste  stilte  de  rivier  van  Mandor  
 waren  komen  afzakken  en  zieh  in  het  Chinesche  kamp  verborgen  
 hadden  ,  kregen  de  onzen  de  lucht  van  het  nakend  gevaar.  
 Dadelijk  maakten  zij  zieh  gereed  om  den  overmagtigen  vijaud  be-  
 daard  af  te  wachten  en  zoo  goed  mogelijk  het  hoofd  te  bieden.  Al  
 de  civiele  beambten  van  het  établissement  en  hunne  bedienden,  met  
 den  dapperen  resident  Hartmann  ,  een  voormalig  m ilita ir,  aan  het  
 hoofd,  sloten  zieh  aan  he t  kleine  garnizoen  aan  en  bragten  het  
 aantal  der  weerbare  mannen  op  ruim  70.  De  vijand,  die  door  het  
 werpen  van  kokos-schalen  met  zwavel  en  salpeter  gevuld  de  met  
 atap  gedekte  gebouwen  trachtte  in  brand  te  steken,  werd  door  onze  
 dapperen  ,  die  vier  achtponders  en  drie  zesponders  op  hem  gerigt  
 hielden,  z66  wel  ontvangen,  dat  hij  spoedig  in  de  grootste  verwar-  
 ring  uiteenstoof.  Bij  het  aanbreken  van  den  dag  vond  men  niet  
 minder  dan  6 0   dooden,  waaronder  7  hoofden  ,  rondom  het  fort  
 liggen.  Bij  de  meesten  hunner  vond  men  blokken  en  s trik k e n ,  
 bestemd,  gelijk  men  later  vernam,  om  de Holländers  geboeid  naar 
 Mandor  te  b ren g en ,  ten einde  hen  aldaar  teregt  te  stellen.  Het 
 aantal  der  medegevoerde  gekwetsten  en  dooden  was  niet  te  begroo-  
 ten  ;  het  gansche  verlies  aan  onze  zij de  bestond  in  drie  gekwetsten. 
 De  Sultan  van  Po n tian ak ,  ofschoon  gelijktijdig  met  den  resident  
 van  het  nakend  gevaar  onderrigt,  hield  zieh  aanvankelijk  lijdelijk  ;  
 hij  trok  met  zij ne  manschap  eerst  u it  toen  de  nederlaag  der 
 Chinezen  verzekerd  was  ,  achterhaalde  de vlugtelingen  en  maakte 
 een  veertigtal  gevangen,  Deze  werden  echter  na  verloop  van  drie  
 dagen  weder  losgelaten,  naardien  de  Sultan  noch  bij  zieh  zelven,  
 noch  bij  de  onzen,  eene  genoegzame  magt  vond  om  eene  vor-  
 dering  der  hoofden  van  Mandor  tot  hunne  u itlev e rin g ,  door  de  
 inlandsche  grooten  ondersteund,  te  kunnen  of  te  durven  wederstaan.  
 Waarschijnlijk  was  de  Sultan  door  de  dubbelzinnige  gezindheid  
 der  Boeginezen  en  de  vrees  van  vele  hoofden,  wier  geheele  rijk