
 
        
         
		waaruit  zij  met  messen  en  parangs  het  beeid  snijden  van  den  af-  
 gestorvene,  zoo  goed  zij  dit  vermögen.  Yervolgens  trekken  zij  den  
 doode  de  kleederen  uit  en  hangen  die  om  het  beeid,  dat  zij.,  na  
 het  lijk  begraven  te  hebben,  boven  op  het  graf  zetten.  Gedurende  
 het  lijkfeest,  dat  zeven  dagen  aanhoudt  en  waarvoor  doorgaans  ze-  
 ven  varkens  geslagt  worden,  die  door  de  aanwezigen  met  toewak  
 worden  genuttigd,  blijft  het  beeid  op  die  plaats.  Na  den  afloop  
 van  het  feest  wordt  het  onder  het  huis  gezet,  door  eene  omheining  
 van  bamboe  omgeven,  en  blijft  daar  staan  tot  ¿en  of  meer  koppen  
 zijn  gesneld,  waarschijnlijk  opdat  de  schimmen  der  dus  omgebrag-  
 ten  den  overledene  in  het  andere  leven  zouden  volgen  en  daar  dienen. 
   Op  deze  laatste  bijzonderheid  zal  ik  beneden  uitvoeriger  te-  
 rugkomen.  Is  dit  vereischte  oifer  aan  den  overledene  gebragt,  
 dan  wordt  het  beeid  naar  eene  daartoe  bestemde  piek  in  het  bosch  
 overgebragt,  waar  evenzoo  de  beeldtenissen  van  vroeger  afgestorven  
 hoofden,  gewapend  en  met  de  tjawat  bekleed,  in  een  grooten  kring  
 staan.  Deze  plekken  worden  in  hooge  eer  gehouden,  en  men  ge-  
 looft  dat  wie  aan  de  beeiden  ook  maar  de  geringste  beschadiging  
 toebrengt,  dit  met  een  spoedigen  dood  moet  bekoopen  x). 
 De  voornaamste  feesten  der  Dajaks  zijn  d ie ,  welke  na  het  kop-  
 pensnellen  gegeven  worden;  zij  werden  reeds  vroeger  met  een  enkel  
 woord  vermeld,  en  zullen  beneden  nog  nader  ter sprake komen.  Over  
 de feesten bij  begrafenissen en  huwelijken is reeds  genoeg gezegd.  Maar  
 ook  het  inzamelen  van  den  oogst  gaat  van  eenige  vreugdebedrijven  
 vergezeld.  Eene  zonderlinge wijze van dorschen, die in  het Landaksche  
 gebruikelijk  is ,  wordt  door  een  der  Amerikaansche  zendelingen  be-  
 schreven.  Het  geschiedt  door  de  voeten  van  een  aantal  mannen  en  
 vrouwen,  d ie ,  op  eene  lijn  geplaatst,  en  met  de  beide  opgeheven  
 handen  een  horizontaal  boven  hun  hoofd  gespannen  rotan  vasthou-  
 d en d e ,  onder  vrolijk  gejuich  en  forsche  sprongen  het  graan  uit  den  
 bolster  trappen  2).  Alle  feesten  bestaan  in  eten  en  d rin k en ,  zin-  
 gen  en  dansen,  op  de  wijze  als  reeds  vroeger  beschreven  is;  maar  
 soms  zijn  ook  nog  bijzondere  speien  daarmede  verbonden.  De  heer  
 Low  zag  met  verwondering  het  in  Europa  alom  bekende  vermaak  
 van  het  mastklimmen  ook  door  de  Zee-Dajaks  der  Noordkust  in 
 *)  Von  Kessel,  bl.  191,  Ida  Pfeifer,  Zweite  Weltreise,  I,  S.  139.  Vgl.  
 wat  Low,  p.  203,  204,  over  de  lijkplegtigheden  bij  de  Zee-Dajaks  zegt. 
 »)  Journ.  of  the  Ind.  Arch.,  t.  a.  p.,  p.  V I I ;  vgl.  Low.  p.  206,  202. 
 praktijk  brengen,  en  verlustigde  zieh  in  hun  gejuich  bij  de  lelkcns  
 mislukle  pogingen  der  klimmers  om  het  stuk  varkensvleesch  magtig  
 te  worden,  aan  den  top  van  den  met  vet  gesmeerden  staak  opge*  
 hangen  1).  Op  de  Westkust  schijnen  de Dajaks  vooral  den  smaak  
 in  hanengevechtcn  met  de  Maleijers  te  deelen  2). 
 Dat  de  Dajaks  den  günstigen  afloop  van  den  oogst  met  vele  vreugdebedrijven  
 begroeten,  is  geenszins  te  verwonderen,  wanneer  wij  
 bedenken  aan  welke  vreesselijke  gevolgen,  bij  het  schier  volslagen  
 gebrek  aan  alle  voorzorgen,  de  mislukking  van  den  oogst  hen  bloot  
 stelt.  »IJsselijk  zijn  de  tooneelen  die  zieh  alsdan  in  het  midden  
 »der  ongelukkige  bevolking  voordoen;  —   talrijk  de  voorbeelden  van  
 »miskenning  der  duurste  verpligtingen  welke  op  den  mensch  rus-  
 » te n ;  —   en  het  baart  dan  geene  verwondering  dat  geheele  kam-  
 »pongs  door den  honger  uitsterven,  of  d a t,  wanneer  de  bosschen  en  
 » velden  geene  bladeren  of  wortelen  tot  voedsel  meer  opleveren,  —   
 »wanneer  al  het  tarn  gedierte,  zoo  als  honden,  katlen,  varkens  ge-  
 »slagt,  en  de  vreemdste  diersoorten,  gelijk  kaaimans  en  slan g en ,—   
 »want  de  Dajak  nuttigt  alles  wat  leven  ontvangen  heeft, —   ten  
 »lijve  zijn  ingeslagen,  de  vader  zijne  kinderen,  de  man  zijne  echt-  
 »genoot  verkoopt,  om  een  weinig  rijs t  of  ander  voedsel  magtig  te  
 »worden,  waarmede  hij  zijn  uitgeteerd,  vermagerd  ligehaam  nog  
 »eenige  dagen  kan  voortslepen  3).” 
 Onder  de  zonderlinge  voedingsmiddelen  ,  waarmede  de  Dajaks  in  
 geval  van  nood  hun neu  honger  stillen  ,  behoort  ook  eene  soort  van  
 olieachtige  klei,  die  in  sommige  streken  gevonden  wordt  4).  Het  
 eten  van  klei  wordt  intusschen  ook  wel  bij  minder  misdeelde  volken  
 aangetroffen.  In  de  residentie  Cheribon  op  Java  wordt  eene  .soort  
 van  roode  aarde  uitgegraven,  die  de  inlanders  am p o h   noemen  en  
 in  mandjes  naar  Tagal  vervoeren,  om  gegeten  of  tot  berooking  ge*  
 bezigd  te  worden  5).  Een  monster  van  dezelfde  eetbare  leemaarde  
 was  op  de  tentoonstelling  te  Batavia  in  1853  uit  de  residentie  Rie-  
 diri  ingezonden  6) ;   zij  schijnt  zelfs  in  de  gebergten  van  Java  op  
 vele  plaatsen  voor  te  komen  7).  Een  ander  monster  van  eetbare 
 *)  Low,  p.  209. 
 *)  Van  Ljjnden  N.  T.,  bl.  607.  / 
 s)  Ritter  A.,  bl. 449. 
 4)  Low,  p.  224. 
 *)  Kussendrager, Beschrijving  van  het  eiland Java,  bl.  131. 
 °)  Catalogus  der Tentoonstellling,  bl.  9, Kediri,  n°.  3. 
 ’)  Java-bode  van  19  Oct.1853. 
 II.  '  18