
 
        
         
		wijze  hun  bestaan.  Ieder  bebouwt  zijn  eigen  akker  en  plant  zijn  
 eigen  tuin  | | |   ieder  is  zijn  eigen  timmerman,  zijn  eigen  smid,  
 zijn  eigen  mandemaker.  Bij  bet  aanbreken  van  den  dag  staan  zij  
 op  en  baden  zieh  in  de  riv ie r,  terwijl  de  vrouwen  teveus  het  water  
 scheppen  voor  de  behoefte  van  den  dag.  Daarna  gebruiken  alien  
 een  eersten  soberen  niaaltijd,  waarna  het grootste  gedeelte  der bevol-  
 king  van  het  gemeenschappelijk  huis,  zoo  vrouwen als mannen,  zieh  
 tot  den  veldarbeid  begeeft  of,  op  andere  tijd en ,  de  middelen  tot  
 levensonderhoud  in  de  bosschen  gaat  opzoeken,  waarbij  beide  sek-  
 sen  gewoonlijk  voorzien  zijn  van  een  mand,  van  rotan  gevlochten,  
 en  aan  een  over  de  schouders  geworpen  band  op  den  rüg  gedragen.  
 Tegen  den  middag  keeren  zij  terug  tot  een  tweede  maal,  en  her-  
 vatten  daarna  den  arbeid  op  het  veld.  De  te  huis  gebleven  mannen  
 houden  zieh  bezig  met  het  maken  van  sampans,  wapenen  of  
 vlechtwerk,  de  vrouwen  met  het  stampen  van  rijst  of  sago  en  het  
 weven  en  maken  van  kleedingstukken.  Als  timmorlieden  kennen  de  
 Dajaks  naauwelijks  eenig  ander  werktuig  dan  den  dissel  (belioeng);  
 zij  verkrijgen  door  hunne  ruwe bewerking  niet meer  dan  twee  plan-  
 ken  u it  elken  boom  dien  zij  veilen.  Sampans  van  twee  tot  negen  
 vademen  lang  vervaardigen  zij  uit  een  gespleten,  uitgeholden  en  
 door  vuur  vaneen  gerekten  hoomstam,  ofschoon  in  Silat  ook  sampans  
 van  twee  stukken  en  sterker  bouw  vervaardigd  worden  2).  
 Over  hunne  bedrevenheid  in  de  behandeling  van  het  ijzer  is  reeds  
 elders  gesproken  3) ;   daarentegen  zijn  er  weinigen  die  het  bewerken  
 van  koper  ve rsta an ,  zoodat  zij  de  koperen  sieraden,  waarmede  zij  
 zieh  zoo  gaarne  oppronken  ,  meestal  van  Maleische  werklieden  te  
 Pontianak  en  elders  moeten  koopen.  Het  fijnere  vlecht-  en  manden-  
 werk  behoort  meer  onder  de  Bejadjoe’s  te  h u is;  intusschen  worden  
 ook  in  de  Kapoeas-landen  grove  matten  van  nipa-  of  andere  palmbladen  
 en  matten  van  boomschors  met  ro ta n ,  en  vooral  in  San-  
 gouw  vele  bamboezen  manden  vervaardigd,  welke  laatste  längs  de  
 geheele  rivier,  tot  zelfs  te  Pontianak,  een  belangrijk  debiet  vinden.  
 Het  weven  is  onder  de  vrouwen  verre  van  algemeen  en  is  slechts  
 hier  en  daar,  vooral  aan  de  Katoengouw  en  boven-Kapoeas,  gebrui-  
 kelijk.  Vele  artikelen  van  behoefte  en  weelde  moeten  zieh  de  DaJ) 
   Zie  over  den  land-  en  tuinbouw  der  Dajaks  D.  I ,  bl.  35—38. 
 2)  Ygl.  ook  nog  D.  I ,  bl.  122. 
 3)  D.  I ,   bl.  144,  145. 
 jaks  door  ruilhandel  verschaffen,  waartoe  zij  in  het  algemeen  zeer  
 genegen  zijn  ,  doch  d ie ,  zooals  wij  later  zien  z u lle n ,  door  de  Maleische  
 vorsten  zeer wordt  belemmerd  en  door  den  daarmede  gepaar-  
 den  dwang  het  krachtigst  hulpmiddel  hunner  afpersingen  geworden  
 is.  Wie  niets  anders  of  beters  te  doen  heeft,  houdt  zieh  bezig  
 met  visschen  ,  hetzij  met  den  hengel,  met  fu ik en ,  met  het  werpnet  
 of  met  de  schepmand.  De  jagt  wordt  door  de  Dajaks  noch  als  
 vermaak  noch  als  middel  van  bestaan  uitgeoefend,  ofschoon  zij  
 som tijd s ,  wanneer  zij  b e e ren ,  tijg e rk a tten ,  herten,  bantengs  of  
 wilde  varkens  in  den  omtrek  hunner  woningen  gewaar  worden,  
 die  met  geweerschoten  of  lanssteken  trachten  te  dooden.  Des  avonds  
 komen  talrijke  gezelschappen  bij  elkander  om  te  praten  en  verza-  
 melen  zieh,  bij  het  licht  eener  damar-kaars  x) ,   om  de  publieke  
 haarden.  Hunne  levenswijze  doet  ons  dus  gemakkelijk  in  » h e t   
 h u i s ”  de  oplossing  vinden  van  het  Dajaksche  raadsel:  »wat  is  des  
 avonds  vol  beweging  en  des  daags  stil? ”  2). 
 Bij  alle  volken,  zoo  beschaafde  als  onbeschaafde,  zijn  de  ge-  
 boorte  van  een  k in d ,  een  huwelijk  en  een  sterfgeval  de  gewigtigste  
 huisselijke  gebeurtenissen,  die  doorgaans  met  eenige  bijzondere  
 plegtigheden  gevierd  worden.  Zulke  plegtigheden  schijnen  echter  
 onder  de  Dajaks  der  Westkust  bij  de  geboorte  schier  geheel  te  
 onlbreken,  ten  minsle  vind  ik  niets  daarvan  gemeld.  De  eenige  
 hulp  die  aan  de  kraamvrouwen  bewezen  w o rdt,  bestaat  in  het  aan-  
 wenden  der  gewone  middelen om  den invloed  der  booze  geesten 
 (hantoe’s)  te  weren.  De  heer Francis verhaalt  dat  de  Dajak,  als 
 hem  een  kind  geboren  is,  zeer  oplettend  is  op  zijne  droomen,  en  
 die  aan  den  Samba  of  oudste  van  h e t  dorp  mededeelt  om  eene  
 uitlegging  te  vragen.  Is  deze  ongunstig  voor  he t  toekomstig  lot  
 van  het  pasgeboren  kind,  dan  zou  h e t,  althans  indien  het van  het 
 vrouwelijk  geslacht  is ,  vaak worden  weggegeven  of  zelfs weggeworpen  
 3).  Deze  bijzonderheid  schijnt  weinig  te  strooken  met  de  
 liefde  der  Dajaks  voor  hunne  kinderen  en  hunne  achting  voor  het  
 vrouwelijk  geslacht.  Intusschen  wordt  zij  gedeeltelijk  bevestigd  
 door den  heer von Kessel,  die,  als voorbeeld  van de  groote  magt welke  
 droomen  op  het  bijgeloovig  gemoed  der  Dajaks  uitoefenen,  verhaalt 
 ')  Zie  Inleiding,  bl.  xxvi. 
 s)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  606,  617—622,  Hupe,  bl.  266,  268,  S.  
 Müller,  bl.  415;  vgl.  Low,  p.  221,  222. 
 3)  Francis,  bl.  11.