
 
        
         
		1834.  lied  aanheffen,  en  weldra  bleek  het  dat  zij  voortkwamen  van  twee  
 groote  oorlogspraauwen,  die  in  den  mond  der  rivier  lagen.  Toen  de  
 bemanning de  vreemdelingen  bespeurde,  begon  zij  op  hare  gongs  te  
 slaan.  De  heer  Earl  vreesde  eerst  in  handen  der  zeeroovers  geval-  
 len  te  z ijn ,  maar  werd  weihaast  door  het  gezigt  der  Hollandsche  
 kleuren  gerustgesteld.  Er  was  echter  geen  Europeaan  aan  boord,  
 maar  de  bevelhebber,  een  Maleijer  van  Lingga,  onderrigte  hem  dat  
 hij  onder  de  bevelen van  den  assistent-resident  van  Sambas  stond.  Hij  
 ontraadde  hem  ten  sterkste  Sinkawang  te  bezoeken  en  schilderde  
 hem  de  Chinezen  als  zeer  woest  en  ongastvrij  af.  Toen  hij  echter  
 bemerkte  dat  de  heer  Earl  zieh  hierdoor  niet  liet  afschrikken,  
 bood  hij  aan  hem  te  vergezellen  en  plaatste  zieh  in  zij ne  slo ep ,  
 terwijl  hij  zieh  door  eene  welbemande  boot  van  zijn  eigen  vaartuig  
 liet  volgen. 
 Zij  voeren  nu  de  k re e k ,  welker  oevers met ondoordringbaar bosch  
 bedekt  w a ren ,  omtrent  drie  palen  ver  o p ,  en  bereikten  toen  Sinkawang  
 ,  waar  zij  in  het  kongsie-huis  slechts  een  man  en  twee  
 vrouwen  v o nden,  van  welke  de  eerste  zieh  dadelijk  op  weg  begaf  
 om  de  hoofden  van  de  komst  der  vreemdelingen  kennis  te  geven.  
 Drie  hunner  versehenen  weldra,  gevolgd  door  een  aanzienlijk  deel  
 der  bevolking,  en  verzochten  den  heer  Earl  zieh  in  een grooten  leun-  
 stoel  te  plaatsen,  die  bij  een  beeid  hunner  godheid  aan  het  boven-  
 einde  der  kamer  s to n d ,  waarna  zieh  de  hoofden  en  tolken  in  stoelen  
 vöör  hem  plaatsten.  De  heer  Earl  gaf  het  oogmerk  zijner  komst  te  
 kennen,  en  vroeg  hun  of  zij  geneigd  waren  om  met  hem  te  han-  
 delen.  Het  geschreeuw  der  half-naakte  Chinezen,  die  zieh  allen  in  
 de  beraadslaging  mengden  en  elkander  te  overschreeuwen  trachlten,  
 werd  onzen  reiziger  ten  laatste  zoo  onaangenaam,  dat  hij  zieh  
 verwijderde  onder  voorwendsel  van  de  stacT  te  willen  gaan  bezien.  
 Toen  hij  het  huis  v e rlie t,  zag  hij  den  bevelhebber  der kruispraau-  
 wen  met  zijn  gevolg  aftrekken;  het  was  hem  voorgekotnen  dat  hij  
 gedurende  zijn  verblijf  in  het  kongsie-huis  niet  geheel  op  zijn gemak  
 was  geweest,  en  dat  de  Chinezen  hem  daar  ongaarne gezien hadden,  
 waarvan  de  verstoorde  b lik k en ,  die  zij  op  hem  w ie rp en ,  getuige-  
 nis  gaven. 
 Bij  zijne  terugkomst  in  het  kongsie-huis  werd  de  heer  Earl ont-  
 vangen  met  drie  kanonscholen,  eene  begroeting  die  hem  bij  zijne  
 eerste  komst  slechts  daarom  niet  was  ten deel gevallen  ,  dewijl men  
 _  er  niet  op  was  voorbereid.  E r  werd  nog  druk  gesproken,  maar het 
 rumoer  hield  op  toen  hij  de  zaal  binnentrad  en  de  secretaris  der  1834.  
 kongsie  hem  weder  naar  den  grooten  stoel  geleidde.  Hij  vernam  
 nu  dat  de  Hollanders  allen  handel  tusschen  de Chinezen  en vreemde  
 landen  anders  dan  over  hunne  vestigingen  te  Pontianak  en  Sambas  
 verboden  hadden,  dat  de  kongsie  uit  vrees  van eene vredebreuk met  
 hen  de  haven  niet  durfde  openen,  maar  dat  zij  hem  aan  den  anderen  
 kant  met  veel  we^rzin  zouden  zien  vertrekken,  daar  een  
 regtstreeksch  verkeer  met  Singapoera  lang  tot  hunne  wenschen  
 behoord  had.  Zij  stelden  hem  voor,  het  gevoelen  van  den  kapitein  
 te  Montrado  te  gaan  vragen,  doch  dewijl  daarmede  een  uitstel  van  
 ten  minste  vier  dagen  verbonden  w a s ,  besloot  de  heer  Earl  zieh  
 liever  naar  Sambas  te  begeven  en  te  bepröeven  of  hij  met  den  
 resident  in  eenige  schikking  treden  kon.  Al  de  vergaderde  Chinezen  
 vergezelden  hem  naar  de  boot  en  drukten  den  wensch  u it  
 dat  hij  spoedig  mögt  terugkeeren.  Bij  het  uitvaren  der  kreek  bemerkte  
 hij  dat  eene  boot  van  de  kruispraauwen  was  afgezonden  
 om  den  resident  te  Sambas  van  zijne  komst  te  onderrigten. 
 Zoodra  de  heer  Earl  den  schooner  weder  bereikt  h ad ,  zette  hij  
 koers  noord-waarts  tot  voor  den  mond  der  Sambas-rivier,  die  hij  
 den  12 de“  Maart,  vergezeld  van  vier  man  en  een  Chineschen  klerk,  
 in  eene  boot  opvoer.  De  nacht  overviel  hen  eer  zij  den  mond  der  
 Kleine-rivier  be reikten;  maar  ofschoon  zij  slechts  zeer  onvolkomen  
 omtrent  hunnen  weg  onderrigt  waren,  vermeden  zij  gelukkig  het  
 gevaar  van  te  verdwalen,  en  b e re ik ten ,  na  1 7   uren  ro e ijen s,  in  
 den  vroegen  morgen  de  hoofdstad.  Onze  reiziger  vond  den  heer 
 Romswinckel  te  huis  en  vernam  van  hem  dat  h i j ,  volgens  zijne  
 instructie,  zijn  regtstreeksch  verkeer  met  de Chinezen  te Sinkawang  
 niet  mögt  to ela ten ;  maar  hij  bood  hem  de  meest  mogelijke  hulp  
 a an ,  zoo  hij  zijn  schip  naar  Sambas  wilde  bren g en ,  welke  haven  
 kort  te  voren  voor  schepen  van  alle  natien  geopend  was.  De  heer  
 Earl  liet  daarop  zijn  Chineschen  klerk  naar  de  gesteldheid  der  
 markt  vernemen,  en  daar  het  rapport  günstig  lu id d e ,  besloot  hij  
 aan  de  uitnoodiging  van  den  resident  te voldoen.  Hij  verliet Sambas  
 in  een  klein  ja g t,  dat aan  den  heer  Romswinckel  behoorde,  en 
 toen  hij  den  volgenden dag  met  den  schooner  in den  mond  der 
 rivier  kwam  ,  vond  hij  den  resident  zelven  da a r, aan  boord  van 
 het  jag t,  om  hem  af  te  halen.  De  beide  schepen  voeren  nu  te  
 zamen  de  rivier  op,  en  den  volgenden  morgen  ging  de  heer  Earl  
 bij  den  resident  aan  boord  om  het  ontbijt  met  hem  te  gebruiken.