
 
        
         
		zulke  ongeregeldheden  zxjn  vreemd  aan  de  stammen  die  de  Westkust  
 bewonen,  Eigenlijke  veelwijverij  komt  onder  de  Dajaks  niet  ofnaau-  
 welijks  voor  en  het  houden  van  goendiks  of bijwijven  is  hoogst  zeld-  
 zaam  l ) ;   het  günstig  gevolg  daarvan  is  meer  huisselijke  vrede, meer  
 gehechtheid  aan  eigen  haard,  meer  liefde  voor  de hinderen,  eenebetere  
 behandeling  der vrouwen,  en  oneindig  minder  echtscheidingen,  dan  
 onder  de  Mohammedanen  worden  aangetroffen.  Opmerkelijk  is  het  
 d a t ,  in  strijd  met  hetgeen  doorgaans  bij  barbaarsche  volken  wordt  
 opgemerkt,  de  vrouwen  zelfs  met  zekere  onderscheiding  bejegend  
 worden.  »Als  ik  iets  gaf”  zegt  de  heer  Groll,  »dan  werden  de  
 »vrouwen  daarvan  eerst  bedeeld,  en  was  het  iets  waarvan  ik  slechts  
 »weinig  bij  mij  h a d ,  dan  werd  haar  alles  alleen  afgestaan  2).”  
 Wat  de  heer  Schwaner,  vooral  echter  met  het  oog  op  de  Dajaks  
 der  Zuidkust,  verzekert, dat  zij  vatbaar  zijn  voor  dweeperij  in  de  
 liefde  en  he t  schoone  geslacht  boven  alles  beminnen,  dat  zij  aan  
 hunne  vrouwen  groote  vrijheden  en  regten  toesta an,  zoodat  deze  
 niet  zelden  in  h u i s ,  ja   over  geheele  stam m en ,  met  mannelijke  
 kracht  h e erseb en ,  to t  krijgstogten  aanmoedigen  en  in  den  oorlog  
 zelve  de  strijdbare  mannen  aanvoeren,  en  dat  bij  vele  beraadsla-  
 gingen  de  stem  der  vrouwen  beslissend  i s ,   door  den  invloed  dien  
 zij  op  de  mannen  oefenen,  ofschoon  haar  de  adat  het  regt  tot  
 medespreken  niet  verleent  3),  zou  ons  doen  denken  aan  de  plaats  
 die  de  Vrouw  in  de  maatschappij  der  oude  Germanen  innam  ;  en  
 ofschoon  de  aangehaalde  uitdrukkingen  mij  wat  sterk  gekleurd  toe-  
 schijnen,  wij  zullen  in  he t  vervolg  van  ons  verhaal  bij  de  Dajaks  
 der  diepere  binnenlanden  het  bewijs  vinden,  dat  vrouwelijke  heer-  
 schappij  onder  dit  volk  geenszins  ongewoon  is. 
 Een  andere  trek  waardoor  zieh  de  Dajaks  voordeelig  onderschei-  
 den,  is  hunne  stipte  eerlij kheid.  Hooren  wij  daaromtrent  den  heer  
 van  Lijnden.  »Van  eigendom  en  van  hetgeen  ieder  toekomt,  heb-  
 »ben  z ij,”  zegt  b ij,  »een  veel  ju iste r  begrip  dan  de  overige  volken  .. 
 *)  Enkele  yoorbeelden  yan  beiden  vermeldt  Schwaner  B.,  I ,  bl.  199,  
 Low,  p.  300,  Burns,  p.  144,  Dalton,  p.  4 8 ,  Weddik  K.,  bl.  137.  Er  
 zijn  namelijk  enkele  hoofden,  die  in  dit  opzigt  de  Maleische  gewoonten  
 yolgen. 
 ) ^  Van  Lijnden  N.  T.,  bl.  598,  met  de  noot  van  den  heer  Groll.  Over  
 de  liefde  der  Dajaks  voor  hunne  kinderen  zie  Low,  p.  197,  en  Mrs.  
 Mac  Dougall  (de  vrouw  van  den  zendeling  van  dien  naam),  Letters  from  
 Sarawak,  addressed  to  a  child  (London,  1854),  p.  113,  114. 
 8)  Schwaner  B.,  I ,   bl.  161. 
 »van  den  Archipel.  Geschenken  van  tabak  en  zo u t,  aan  de  bevolking  
 »eener  Dajaksche  wonmg  gegeven,  werden  altijd  met  de  grootste  
 »billijkheid  en  juistheid  verdeeld.  Diefstal  is  genoegzaam  onbekend;  
 »ook  zegt  men  dat  onder  hen  geene  handelingen  van  twijfelachtige  
 »eerlijkheid  plaats  h eb b en ,  welke  nog  wel  niet  stelen  genoemd  
 »kunnen  worden,  maar  die  toch  den  eerlijken  man  niet  passen  en  
 »die  zelfs  onder  de  hoogere  en  meer  gegoede  klasse  van  Maleijers,  
 »en  ook  van  Arabieren,  zoo  gewoon  zijn  en  zoo  schaamteloos  be*  
 »dreven  worden  1).” 
 Voegen  wij  bij  het  gezegde  dat  de  Dajaks,  in  weerwil  hunner  
 kleine  verhuizingen,  eene  sterke  gehechtheid  toonen  aan  het  dis-  
 trik t,  dat  hun  stam  zieh  ter  woonplaats  heeft  verkozen,  en  zonder  
 dwang  niet  ligt  besluiten  om  elders  fortuin  te  gaan  zoeken  2),  dan zal  
 ongetwijfeld ons oordeel zijn,  dat  dit  volk  veel  aanleg heeft voor zachte  
 en  huisselijke  deugden,  en  ,  eenmaal  verlost  van  het  Maleische  j u k ,  
 onder  den  invloed  van Ghristelijke  beschaving,  gemakkelijk  tot  een  
 vreedzaam  en  arbeidzaam  leven  zou  gevormd  worden.  Die  günstige  
 meening  echter  wordt  niet  weinig  geschokt,  wanneer wij  letten op de  
 gruwzame  wreedheden,  die  in  koelen  bloede  door  dat  schijnbaar  
 zoo  zachtaardige  volk  gepleegd  worden.  Hiertoe  behoort  niet  enkel  
 het  reeds  vermelde  koppensnellen,  maar  ook  andere  daarmede  ver-  
 wante  wreede  gebruiken,  die  als  eene  soort  van  menschenoffers kunnen  
 beschouwd  worden,  en  over  welke  ik  in  een  volgend  hoofd-  
 stuk  breeder  zal  spreken.  Eene  nadere  bekendheid  met  deze  gebruiken  
 zal  ons  echter  leeren  dat  zij  niet  in  natuurlijken  bloed-  
 d o rs t,  maar  in  bijgeloof  en  ingeworteld  vooroordeel  gegrond  zijn.  
 Waar  dezen  niet  in  het  spel  zijn,  is  de  Dajak  inderdaad  zachtaardig  
 en  zoo  weinig  tot  toorn  geneigd,  dat  onder  Jeden  van  denzelfden  
 stam  doodslag  zoo  goed  als  onbekend  is  3J.  En  zoo  blijkt  het  dan  
 dat  de  beschuldiging  van  wreedheid  even  als  die  van  lafhartigheid  
 moet  beoordeeld  worden,  en  dat  de  Dajak,  in  weerwil  der  vele  
 verkeerdheden  die  hem  aankleven,  wegens  zijne  eenvoudigheid  van  
 hart  en  vatbaarheid  voor  goede  in d ru k k en ,  dubbel  waardig  is  dat  
 men  zieh  meer  aan  zijne  veredeling  en  verheflSng  late  gelegen zijn,  
 dan,  tot  schade  en  oneer  van  het  vaderland,  tot  dusverre  is  geschied. 
 ‘)  Van  Lijnden  N.  T . ,  bl.  597;  vgl.  Low,  p.  244.  Foreign  Missions  
 etc.,  p. 30,  wordt  echter  gesproken  van  //acts  of pilfering quite insignificant.”. 
 s)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  598. 
 s)  Tobias  bl.  28.