
 
        
         
		1822.  nen  koesterde  de  beer  Tobias  ten  opzigte  der  weinige  Chinezen  die  
 in  het  gebied  der  binnenlandsche  vorsten  verspreid  waren.  De  
 Commissaris  voedde  eene  zeer  günstige,  misschien  overdrevene,  
 en  in  allen  gevalle  tot  dusverre  door  de  uilkomst  niet  genoeg  ge-  
 regtvaardigde  meening  omtrent  den  grooten  goudrijkdom  van  onder-  
 scbeideue  der  binnenlandsche  staten,  b.  v.  Sintang.  Hij  wilde  in  
 al  deze  s ta te n ,  bij  eene  bepaling  der  met  de  vorsten  le  sluiten  
 contracten,  de  Chinezen  regtstreeks  onder  het  Nederlandsch  gezag  
 brengen,  een  gering  hoofdgeld  van  hen  vorderen  en  hun  stukken  
 gronds  voor  het  goudgraven  verpachten  ,  op  dien  voet  dat  de  op-  
 brengsten  gelijkelijk  onder  het  Gouvernement  en  de  vorsten  zouden  
 verdeeld  worden.  Daar  de  Chinezen  onder  bet  Nederlandsch  gezag  
 tegen  de  willekeur  der  vorsten  zouden  verzekerd  z ijn ,  hoopte  hij  
 dat  velen  uit  de  strand-distrikten,  door  hoop  op  grooter  voordeel  ge-  
 dreven  ,  naar  de  binnenlanden  zouden  verhuizen,  wat  het  dubbele  
 voordeel  zou  opleveren  van  hunne  magt  aan  de  stranden  eenigzins  
 te  breken,  en  de  rijkdommen  des  lands  meer  en  meeraan  het  licht  
 te  brengen.  Ook  op  de  diamantmijnen  van  Landak  en  Sangouw  ves-  
 tigde  de  Commissaris  daarbij  het  oog;  doch  hier  meende  hij  dat  
 eene  bewerking  voor  gezamenlijke  rekening  van  het  Gouvernement  
 en  de  vorsten  de  voorkeur  boven  eene  verpachting  der  gronden  verdienen  
 zou  1). 
 De  heer  Tobias  werd  op  een  deel  althans  zijrier  togten  door  Borneo  
 vergezeld  door  den  luitenant-kolonel  Meynhardt,  wien  gelijk-  
 tijdig  een  onderzoek  naar  de  militaire  aangelegenheden  van  dit  
 gebied  was  opgedragen,  en  die  in  overleg  met  den  Commissaris  
 onderscheidene  punten  vaststelde.  Een  der  gewigtigste  was  dat  
 Mampawa  uij;  militair  oogpunt  tot  het  hoofd-elablissemeut  zou  ver-  
 heven  worden.  De  redenen  hiervan  waren  dat,  volgens  de  bestaande  
 contracten,  Mampawa  geheel,  Ponlianak  slechts  ten  halve,  aan  
 het  Gouvernement  behoorde;  dat  het  terrein  er  hooger  en  daar-  
 om  gezonder  en  voor  de  opwerping  eener  versterking  geschikter  
 was  dan  te  Sambas  en  te  Pontianak;  dat  Mampawa  de  beste  com-  
 municalien  had  met  de  middelpunten  van  de  magt  der  Chinezen;  
 en  dat  men  vandaaruit  zoowel  Sambas  als  Pontianak  gemakkelijk 
 *)  Tobias  HS.,  bl.  78—82.  De  hepr  Tobias  spreekt  hier  ook  van  di-  
 amanten  in  Taj an ,  »met  welker  nitgraving  men,  uit  hoofde  van  gebrek  
 aan  voorschot,  niet  heeft  kunnen  voortgaan.”  Nergens  elders  vind  ik  van  
 diamanten  in  dit  gebied  eenige  melding. 
 kan  te  hulp  komen.  Het  plan  was  dus  om  te  Mampawa  een  vry  1822.  
 aanzienlijk  fort  met  ruime  k a se rn e ,  ten  minste  voor  250  ä  300  
 man  g e sch ik t,  op  te  rigten.  Daarentegen  zouden  de  garnizoenen  
 van  Sambas  en  Pontianak  aanzienlijk  kunnen  verminderd  worden. 
 Het  fort  te  Sambas,  dat  door  4 0   man  onder  bevel  van  een  luitenant  
 goed  te  verdedigen  w a s ,  behoefde  geene  belangrijke  veranderingen;  
 dat  te  Pontianak  daarentegen  zou  te  groot  van  omvang  zijn  voor  
 het  verminderd  garnizoen,  het  had  eene  te  ondiepe  en  onregelma-  
 tige  gracht  en  was  gedeeltelijk  reeds  zoo  bouwvallig,  dat  dadelijk  
 tot  de  oprigting  van  twee  nood-batterijen  moest  worden  overgegaan. 
 De  verkleining  van  dit  fort  werd  dus  in  ernstige  overweging  gege-  
 ven.  De  verplaatsing  der  kota  Sambas  naar  het  terrein  van  Kam-  
 pong  Baroe,  of  zelfs  de  versterking  van  dat  p u n t,  door  den  Commissaris  
 Nahuys  aanbevolen,  meende  de  luitenant-kolonel  te  moeten  
 afkeuren.  Ofschoon  dat  terrein  in  sommige  opzigten  de  voorkeur  -  
 verdiende,  zouden,  naar  zijn  oordeel,  de  voordeelen  niet  op wegen  
 tegen  de  kosten,  omdat  de  smokkelhandel  ook  daar  niet  geheel  kon  
 belet  worden,  de  inlanders  wegens  het  meestal  brakke  water  er  
 zieh  niet  met  der  woon  zouden  willen  nederzetten,  en  de  ongeko-  
 perde  schepen  er  binnen  de  drie  maanden  door  de  hier  in  groote  
 hoeveelheid  aanwezige  paalwormen  (kapang)  zouden  verteerd  worden. 
   Daarentegen  maakte  reeds  de  heer  Meynhardt  opmerkzaam  
 op  het  groot  gewigt  van  de  versterking  der  hoogten  aan  den  
 mond  der  Sambas-rivier,  waardoor  de  geheele  rivier  zou  beveiligd  
 worden,  terwijl  zij  tevens  zou  strekken  om  het  zoozeer  aanwassend  
 getal  der  Chinezen  te  Pamangkat  in  bedwang  te  houden  1j.  Tot  
 uitvoering  der  verschillende  geprojecteerde  werken  of  veranderingen  
 zou. eene  compagnie  pionniers  naar  Borneo  gezonden  worden. 
 De  papieren  en  leekeningen  van  den  luitenant-kolonel  Meynhardt  
 gingen  door  het  vergaan  der  kanonneerboot,  waarin  zij  zieh  bevon-  
 d e n ,  grootendeels  verloren  2). 
 Deze  verschillende  voorstellen  van  den  luitenant-kolonel  Meynhardt  
 werden  ook  door  den  heer  Tobias  overgenomen.  In  verband  
 met  zijne  eigene  plannen  en  uitzigten,  noopten  zij  hem  tevens  om 
 ’)  Vgl.  D.  I ,   bl.  97,  98. 
 s)  Off.  Stukk.  HS.,  bl.  7—21.  Ik  vind  in  het  rapport  van  It.-kol.  
 Meynhardt  nog  de  opmerkelijke  bijzonderheid,  dat  zieh  in  1821  in  den  
 mond  der  rivier  van  Pontianak  een  klein  eiland  had  gevormd,  ten  gevolge  
 van  het  zinken  van  een  schip,  waarvan  men  bij  laag  water  nog  de  over-  
 blyfsels  kon  öntwaren. 
 II.  8