
 
        
         
		1818.  gelen  van  tegenweer  hadden  genoodzaakt.  IIoo  hot  zij,  hij  be*  
 schouwde  de  komst  der  o n z en ,  die  den  vrede  met  Pontianak  
 herstelde  en  hem  van  de  zorg  voor  zijnen  mededinger  bevrijdde,  
 als  eene  zeer  gelukkige  gebeurtenis  1).  De  onderhandelingen  met  
 den  Sultan  waren  even  voorspoedig  als  te  Pontianak,  en  reeds  den  
 6 den  des  morgens  te  negen  ure  werd  de Nederlandsche  vlag te Sambas  
 geplant.  Aan  eene  oproeping  echter  door  den  Gommissaris  aan  het  
 hoofd  der  Chinezen  te  Montrado  gerigt  en  door  een  bevel  des  Sub  
 tans  gevolgd,  werd  geen  gehoor  gegeven,  hetzij  dat  de  Chinesche  
 hoofden  uitstel  zochten,  hetzij  het  hun  werkelijk  ondoenhjk  was  
 zieh  op  dat  tijdstip  van  Montrado  te  verwijderen.  Zij  verzochten  
 den  Commissaris  zelf  derwaarts  te  komen,  wat  echter  ôf  uit  onte-  
 vredenheid  over  hun  gedrag,  of  wegens  den  drang  der  omstandig-  
 heden,  zonder  gevolg  bleef  2).  Den  23 sten  werd  de  heer  Muller  
 onder  het  lossen  van  het  geschut  als  waarnemend  resident  van  
 Sambas  geïnstalleerd,  en  nog  vôôr  het  einde  der  maand  ver-  
 trok  de  majoor  Muntinghe  met  het  overschot  der  expéditionnaire  
 troepen  naar  Malakka,  eene  compagnie  der  infanterie,  onder  bevel  
 van  kapitein  van  de  Polder,  te  Sambas  in  garnizoen  latende  3).  
 Omstreeks  denzelfden  tijd  keerde  ook  de  heer  van  Boekholtz  naar  
 Pontianak  terug. 
 Inmiddels  waren  ook  met  den  grÿzen  Panembahan  van  Mampa-  
 wa  4)  onderhandelingen  aangeknoopt.  Deze  vorst,  ofschoon  in  zijn  
 binnenste  deelende  in  den  algemeenen  haat  der  Borneosche  vorsten  
 legen  den  stam  van  Abdoe’r-ra hm a n ,  was,  ten  gevolge  der  zwak-  
 heid  van  zijn  ligchaam  en  verstand  beide,  geheel  onder  den  in-  
 vloed  geraakt  van  den  geslepen  Sultan  Kasim,  als  wiens  vasal  hij 
 ’)  Tobias  HS.,  bl.  51,  Hartmann  HS.  I ,  bl.  11,  G.  Muller,  bl.  217.  
 s)  Brief van  G.  Muller  van  3  Dee.  (HS.).  De  heer  Muller  bescbouwt  
 het  niet  opkomen  der  Chinezen  als  eene  groote  beleediging.  Men  houde  
 echter  in  het  oog  dat  de  Chinezen  sedert  lang  de  gehoorzaamheid  aan den 
 Sultan  van  Sambas  hadden  opgezegd  en  nog  tot  het Ned. gezag in geene 
 de  minste  betrekking  stonden.  Wÿ  zullen  later  de  bewijzen  vinden  dat  de  
 Chinezen  in  den  aanvang  zeer  geneigd  waren,  zelfs  met  eenige  opoffei’ing,  
 met  het  Gouvernement  in  vrede  te  leven,  en  ik  houd mjj  overtuigd  dat  zÿ  
 hunne  weigering  om  naar  Sambas  te komen  en  het aanbod  aan  den  Com-  
 missaris  om hen  te  Montrado  te  bezoeken,  in  beleefde  termen  zullen  hebben  
 ingekleed,  en  niet,  gelijk  de  toornige  heer Muller  zegt,  eenvoudig  zullen  ge-  
 schreven  hebben,  //dat de Commissaris  maar  zelf te Montrado moest  komen.”  
 s)  Blume  aanteek.  op E.  Muller,  bl.  183,  184,  Yerwikk.,  bl.  294,  
 Mijer  1817  en  1818,  bl.  370. 
 4j  Zie  over  dezen  vorst D.  I ,  bl.  261,  375. 
 het  gezag  voerde  in  een  geheel  uitgeput  gewest.  De  komst  van  1818.  
 den  Nederlandschen  Commissaris  ter  Westkust  had  hem  met  on-  
 ru st  en  vrees  vervuld,  omdat  hem  daarbij  voor  den  geest  stond,  
 hoe  eenmaal  de  Compagnie  aan  den  Sultan  van  Pontianak  hare  hulp  
 had  verleend  om  zijnen  vader  ten  val  te  brengen  1).  Hij  ver-  
 wachtte  niet  anders  dan  dat  hij  ook  nu  weder  voor  een Arabischen  
 gelukzoeker  zou  moeten  plaats  m a k e n ,  en  de  graven  zijner  voor-  
 ouderen,  waarop  hij  uit  zijne  woning  sta a rd e,  vaarwel  zeggen. 
 Toen  de  Commissaris  hem  het  eerst  eenige  opening  deed  omtrent  
 het  doel  zijner  zending,  deed  de  ongelukkige  vorst  den  onze  natie  
 beschämenden  uitroep:  » ik  wil  alles  geven,  zoo  ik  slechts  mijne  
 dagen  in  vrede  eindigen  kan.”  Gelukkig  kon  de  Commissaris  hem  
 omtrent  de  bedoelingen  des  Gouvernements  gerust  stellen  en  hem  
 hoop  op  eene  betere  toekomst inboezemen 2).  Eene  voorloopige 
 overeenkomst  kwam  tot  s ta n d ,  ten  gevolge  van  welke  de  heer  C. 
 J.  P red ig e r,  een  der  ter  beschikking  van  den  Commissaris  gestelde  
 ambtenaren,  in  October  als  waarnemend  resident  te  Mampawa  ge-  
 plaatst  werd,  en  kapitein  van  de  Polder  last  kreeg  om  een  deta-  
 chement  van  39  man  voor  de  bezetting  van  Mampawa  af  te  zon-  
 d e re n ,  hetwelk  onder  het  bevel  van  den  luitenant  von  Kielbeg  
 werd  gesteld  3) 
 Te  L a n d a k ,  waar  het  gezag  in  1779  door  de  Compagnie  aan  
 Pangeran  Setja  Nata  was  opgedragen  4) ,   regeerde  thans  een  zoon  
 of  kleinzoon  van  dien  vorst.  De  Commissaris  wenschte  ook  hier  
 he t  Nederlandsch  gezag  te  h e rste llen :  hij  deed  zelfs  eene  reis  derwaarts  
 en  werd  door  den  Pangeran  met  de meeste  hartehjkheid  ont-  
 vangen.  Daar  echter  de  Sultan van  Pontianak den  Commissaris 
 in  het  denkbeeld  had  weten  te  brengen,  dat  ook  Landak  een  zijner  
 onderhoorigheden  was,  —   eene  misleiding  die  onmogelijk  geweest  
 ware,  zoo  de  heer  van  Boekholtz  met  de  gebeurtenissen  van  1779  
 was  bekend  geweest  —   onthield*deze  zieh  van  met  den  regent  van  
 Landak  over  een  contract  te  onderhandelen,  en  vergenoegde  h ij zieh  
 met  er  de  Nederlandsche  vlag  te  planten  en  er  een  garnizoen  te  
 plaatsen  van  27  man,  onder  bevel  van  den  tweeden luitenant Vos 5). 
 ')  Zie  D.  I ,  bl.  271,  272,  274—277. 
 s)  Tobias  HS.,  bl.  49 ,  50. 
 8)  Tobias,  bl.  61  (de  naam  van den  resident komt  voor  bij  Nahuys 
 HS.  I l l ,   bl.  2  en meermalen),  Yerwikk.,  bl.  295. 
 )  Zie  D.  I ,  bl.  263. 
 ')  Tobias,  bl.  61,  en HS.,  bl.  47,  51,  Yerwikk.,  bl.  295.