
 
        
         
		823.  gewigt  besefien;  maar  wat  men  toen  reeds  zeer  wel  kon  in z ie n ,  
 is  het  groot  belang  van  dat  eiland  als  Stapel-  en  ververschings-  
 plaats  voor  den  handcl  van  Achter-Indie,  China  en  de  Philippijn-  
 sche  en  Soeloe-eilanden.  De  wonden  door  de  vestiging  van  Singa-  
 poera  aan  den  Nederlandschen  handel  geslagen,  hadden  welligt  niet  
 beter  kunnen  gehceld  worden  dan  door  eene  tijdige  vestiging  op  
 Laboean,  waarbij  de  liberale  beginselen,  die  in  de  stichting  van  
 Ra flies  heerschen,  zonder  eenige  reserve  waren  toegepast.  »Wan-  
 » neer  e e n m a a l z o o   schreef  de  Hoogleeraar  Blume  nog  in  1843  
 (hetzelfde  jaar  waarin  Radja  Brooke  op  Laboean  het  oog  voor  eene  
 Britsche  vestiging  vallen  liet),  »wanneer  eenmaal  de  Nederlandsche  
 » vlag  aan  den  mond  der  ßorneo-rivier  op  Laboean  wappert  en  on-  
 »  der  bare  bescberming  de  vrije  handel  van  alle  natien  ,  van  alle  
 »belemmerende  formaliteiten  ontheven  ,  zieh  ontwikkelt;  wanneer  
 * Banka  op  gelijke  wijze  tot  eene  vrijhaven  verklaard  wordt;  wan-  
 » neer  eindehjk  bet  ons  door  eene  handvol  Chinesche  zeeroovers  
 »  ontrukte  Formosa  weder  onder  Nederlandsch  oppergezag  wordt  ge-  
 » b ra g t,  om  het  evenzeer  aan  den  vrijen  handel  dienstbaar  te  ma-  
 »k en ,  —   en  laat  ons  hopen  dat  het  oogenblik  niet  ver  meer  
 » verwijderd  is!  —   dan  voorzeker  zal  niet  alleen  de  bijna  geheel  
 »vernietigde  handel  onzer  kolonien  herlevön,  maar  ook  die  van  het  
 » moederland  eene  nooit  te  voren  gekende  uitbreiding  erlangen  en  
 »zijne  schatten  over  beiden  uitstorten  l ).” ■' 
 Maar  dit  rijk  van  Broenei  was  tevens  nog  altijd  een  brandpunt  
 der  zeerooverij,  vanwaar  dit  op  de  Westkust  nog  naauw  bedwon-  
 gen  kwaad  z ie h ,  bij  de  minste  verslapping  der  waakzaamheid,  
 weder  längs  alle  kusten  des  eilands  kon  verpreiden  2).  Sedert  
 he t  begin  der  eeuw  hadden  ook  de  Engelschen  de  betrekking  met  
 dit  rijk  afgebroken,  en  geweld  en  roofzucht  hadden  er  zoozeer  
 de  overmagt  verkregen  ,  dat  de  Europesche  zeeman  die  het  waagde  
 zonder  genoegzame  verdedigingsmiddelen  de  rivier  van  Broenei  op  
 te  v a re n ,  geachl  werd  een  zekeren  ondergang  te  gemoet  te  gaan  3). 
 *)  Blume,  bl.  115.  Dit  plan  is  thans  ongeveer  door  de  Engelschen  
 verwezenlijkt,  daar  Singapoera  aan  Banka  (Muntok)  en  Hongkong  aan Formosa  
 beantwoordt.  De. bezetting  van  Laboean  door het Nederlandsch Gouvernement  
 was  in  1823  en  nog  veel  later • geenszins  ondenkbaar;  maar  
 duister  is  het  mij,  hoe  de  heer  Blume  zieh  voorstelt  dat  wij  ons  ander-  
 maal  op  Formosa  hadden  hunnen  vestigen. 
 l )  Vgl.  D.  I ,  bl.  356 ,  357. 
 5)  Logan,  p.  512. 
 Thans  echter  begon  de  vorst  van  dat  rijk   de  nadeelen  van  het  1823.  
 verval  des  handels  in  zijne  staten  zoozeer  te  gevoelen  ,  dat  hij  bij  
 herhaling  afgezanten  naar  Singapoera  gezonden  had  om  de  Engelschen  
 tot  nieuwe  verbindtenissen  uit  te  noodigen  ;  en  men  mögt  dus  
 aannemen  dat  hij  ook  ons  met  open  armen  zou  ontvangen,  te  meer  
 nadat  op  Borneo,  met  betrekking  tot  den  inlandschen  handel,  eenen  
 liberalen  geest  ademende  bepaliugen  w'aren  ingevoerd  *).  Nog  in  
 het  jaar 1821  hadden,  volgens  berigten  van  den  Sultan  van  Sambas,  
 twee  Engelsche  oorlogsfregatten  de  kusten  van  Broenei  bezocht  en  
 zieh  eenigen  tijd  aan  den  mond  der  Redjang-rivier  opgehouden  om  
 het  land  voor  eene  vestiging  te  verkennen  ;  doch  het  hevig  woeden  
 der  cholera  in  deze  slreken  had  hen  wedrhouden  van  volk  aan  wal  
 te  zetten  en  hen  tot  den  terugtogt  genoodzäakl  2). 
 Om  al  deze  redenen  had  de  heer  Tobias  reeds  tijdens  zijn  eerste  
 verblijf  te  Sambas,  gezamenlijk  met  den  Sultan  van  dat rijk,  brieven  
 naar  Broenei afgezonden,  die door een  inwoner van  Sambas naar Kelaka  
 waren  gebragt.  » Het  resultaat  dezer  pogingen  ,”  dus  schreef  hij  in  
 zijn  eerste  rapport,  »is  mij  nog  niet  bekend;  en  een  buitengewone  
 »missie  zal  mogelijk  dienstig  worden  3).”  Wij  zullen  straks  vernemen  
 waarom  die  eerste  poging  inderdaad  geene  vruchten  ge-  
 dragen  h a d ,  en  thans  ons  bezig  honden  met  ^het  verhaal  der  
 zending  waartoe  de  Commissaris  werkelijk  overging,  alvorens  hij  
 Sambas  in  Mei  1823  verliet.  Ofschoon  het  niet  tot  het  bestek  
 van  dit  werk  behoort,  over  het  rijk  van  Broenei  in  historische  en  
 statistische  bijzonderheden  te  tre d e n ,  mag  een  overzigt  van  de  
 pogingen,  van  tijd  tot  tijd  door  de  Nederlandsche  beambten  op  
 Borneo  in  het  werk  gesteh!,  om  het  oude  verkeer  met  dat  rijk  te  
 hernieuwen  ,  als  tot  de  Westkust  in  de  naauwste  betrekking  staan-  
 de,  in  deze  bladen  even  weinig  ontbreken  ,  als  daarin  het  vroeger  
 verkeer  der  0.  I.  Compagnie  met  Broeuei*  stilzwijgend  is  voorbij-  
 gegaan  4).  Driemalen  werden  daartoe  pogingen  aangewend:  in  1822  
 en  1823  door  den  heer  Tobias,  in  1831  door  den  toenmaligen  
 resident  ter  Westkust  van  den  Dungen  Gronovius,  in  1838  en  
 1839  door  den  assistent-resident  van  Sambas  Bloem.  Maar  terwijl 
 *)  Tobias  HS.,  bl.  8 4 ,  Blume, bl.  114. 
 5)  G.  Müller,  brief  van  1  Aug. 1822  (HS.),  Tobias  HS., bl.  84. 
 %  Tobias  HS.,  bl.  8 4 ,  Roorda van  Eysinga, bl.  8. 
 *)  Zie  D.  I ,  Boek  I I ,  Hoofdst, III.  Over  een  gezantschap van  Broenei  
 dat  in  1712  te  Batavia  kwam,  zie  Inleiding,  bl.  XL.