
 
        
         
		1833.  te  kennen  gegeven,  werd  de  verandering  des  b e s tu u rs ,  bij  pu-  
 blicatie  van  2 5   Ju n ij,  den  volke  bekend  gemaakt,  aan  den  Pangeran  
 Tjakra  Negara  een  schriftelijk  bevvijs  van  bet  hem  opgedragen  gezag  
 te r  hand  g e ste ld ,  en  aan  de  beide  prinsen  van  wier  tusschenkomst  
 d e * resident  zieh  in  deze  zaak  herhaaldelijk  bediend  h a d ,  de  last  
 gegeven  om  den  afgezetten  vorst  den  dalem  te  doen  ruimen,  hem  
 eene  andere  geschikte  woning  te  Matan  aan  te  wijzen,  hem  tot  de  
 afgifte  aller  wapenen  en  ammunitie,  zoo  aan  de  negerie  als  aan  hem  
 zelven  behoorende,  te  nopen,  en  den  Sultan  als  opperheer  des  lands,  
 den  Pangeran  Tjakra  Negara  als  zijn  stedehouder  te  doen  hu ldigen. 
   De  resident  keerde  daarop  naar  Pontianak  te ru g ,  waar  hij  
 weldra  berigt  ontving  dat  aan  zijn  last  het  gewenscht  gevolg  was  
 gegeven. 
 Inmiddels  had  de  heer  R itte r,  wel  beseffende  dat  het  intrekken  
 van  den  militairen  post  te  Sukkadana  niet  kon  worden  uitgesteld  om  
 de  aarzeling  van  den  Sultan  in  de  toewijzing  der  voor  den  nieuwen  
 post  gevorderde  iniddelen,  reeds  bij  missive  van  20   Junij  een  voor-  
 stel  aan  de  hooge  regering  ingezonden,  om  de  kosten  van  dien  
 post  te  vinden  u it  den  verkoop  van  het  zout,  dien  hij  in  het  rijk  
 van  Sukkadana,  Matan  en  Simpang  op  45  kojangs  ’s ja a rs   stelde,  
 met  eene  zuivere winst  van  /  4530,  waartegen  hij  berekende  dat  een  
 posthouder  met  1 6   oppassers  eene  uitgave  van  /   41 0 8   zou  vorderen. 
 De  beslissing  der  hooge  regering  omtrent  de  aangelegenheden  van  
 Sukkadana  en Matan  bleef maanden  lang  achterwege,  hetgeen  aanlei-  
 ding gaf tot een  ernstig  geschil  tusschen  den  resident en den militairen  
 kommandant  te  Pontianak,  uit  eene  verschillende  verklaring  van  het  
 besluit  omtrent  de  militaire  organisatie  van  Borneo’s  Westkust  geboren. 
   De  eerste  hield  staande  dat  de  militaire  post  niet  rnoest  
 worden  ingetrokken  voordat  de  Gouverneur-Generaal  zijne  bevelen  
 omtrent  de  regeling  der  zaken  had  gegeven;  de  laatste  ging  echter  
 voort  de  intrekking  voor  te  bereiden  ,  en  toen  zieh  de  resident  
 daartegen  verzette ,  weigerde  h i j ,  in  overleg  met  den  garnizoens-  
 ra ad ,  na  1  Januarij  een  penning  voor  soldij  en  vivres  der  te  Sukkadana  
 liggende  troepen  te  voldoen. 
 1834.  n et  duurde  tot  Maart  1834  eer  de  hooge  regering  ten  aanzien  
 der  zaken  van  Sukkadana  eenige  beslissing  nam.  Nadat  de  Commissaris  
 Francis  zijne  volkomen  instemming  met  de  zienswijze  en  
 verrigtingen  van  den  heer  Ritter  had  te  kennen  gegeven,  werd  de  
 afzetting  van  Panembahan  Anom  Koesoema  Negara  en  de  benoeming 
 in  zijne  plaats  van  Pangeran  Tjakra,  bij  resolutie  van  den  9dett  dier  1834.  
 maand  ,  bekrachtigd,  terwijl  aan  den  vorst  van  Koeboe  en  den  Pangeran  
 Laksamana  van  Pontianak  ieder  eene  gratificatie  van  /1 0 0   
 voor  de  bewezene  diensten  werd  toegekend.  De  vaststelling  van  
 den  nieuwen  post  bleef  nog  uitgesteld  tot  11  Mei,  wegens  de  moei-  
 jelijkheid  om  een  geschikt  persoon  voor  posthouder  te  vinden.  De  
 regeling  had  volgens  advies  van  den  Generaal-majoor  de  S tu e rs,  
 kommandant  der  troepen,  op  merkelijk  zuiniger  voet  plaats  dan  
 de  resident  had  voorgesteld,  ofschoon  den  posthouder  een  veel  groo-  
 ter  inkomen  werd  toegelegd.  Die  betrekking  werd  opgedragen  aan  
 H.  von  Dewall,  opperwachtmeester  bij  de  Djajang-Sekars  te  Cheri-  
 bo n ,  op  een  traktement  van  f  150  ’sm a an d s,  terwijl  hem  slechts  
 vijf  oppassers  werden  toegevoegd,  waardoor,  met  eenige  kleinere  
 uitgaven,  de  gezamenlijke  kosten  van  den  post  op  /   2 9 0 0   gebragt  
 werden  l). 
 De  heer  Ritter  was  naauwelijks  van  Katapan  te  Pontianak  terug,  1333,  
 of  hij  begaf  zieh  naar  Sambas  om  gevolg  te  geven  aan  de  bevelen  
 van  den  Commissaris  ten  aanzien  der  Anak-Soengei  en  Dajaks. 
 Na  rijp  onderzoek  en  raadpleging  vaardigde  hij  den  llfo n   Augustus  
 eene  publicatie  u it,  die  ten  doel  had  den  toestand  der  verarmde  en  
 verstrooide  Anak-Soengei  te  verbeteren,  door  heu  in  geregelde  kam-  
 pongs  te  doen  zamenwonen,  hunne  nijverheid  te  bevorderen,  de  
 oude  gebruiken  en  verpligtingen  te  herstellen  en  eene  goede  en  waak-  
 zame  politie  in  te  voeren.  Te  dien  einde  werden  de  Pembakals  
 gelast  hunne  onderhoorigen  te  verzamelen  en  aan  de  monding  der  
 door  hen  bewoonde  rivier  een  geschikt  terrein  uit  te  zoeken  voor  
 den  aanleg  der  kampong,  waarin  de  huizen  zooveel  mogelijk  in  
 straten  van  gelijke  breedte  verdeeld  en,  tot  verhoeding van  algemeene  
 schade  in  ge val  van  b r a n d ,  op  vrij  grooten  afstand  van  elkander  
 gebouwd  zouden  worden.  De  Pembakal  zou  daar  het  eerst  zijne  
 woning  o p rig ten ,  en  ieder  huisvader  die  zijn  voorbeeld  niet  binnen  
 het  jaar  volgde,  eene  boete  verbeuren  van  /  4 0 ,  die  tot  verfraaijing  
 en  verbetering  der  kampong  zou  worden  aangewend.  In  elke  kampong  
 zou,  vóór de woning van den Pembakal,  op  gezamenlijke  kosten  
 en  door  gemeenschappelijken  arbeid,  eene  pandopo  worden  opgerigt,  
 waarin  alle  regtszaken  in  het  openbaar  zouden  verhandeld  worden, 
 ’)  Off.  Stukk.  HS.,  bl.  272—292,  298—322.  Vgl.  boven  bl.  229  en  
 D.  I ,  bl.  142  v.