
 
        
         
		1824.  dat  het  Gouvernement  den  handel  beschermen,  de  algemeene  wel-  
 vaart  bevorderen  en  daarom  geene  knevelarijen  gedoogen  wilde,  en  
 d a t,  indien  hg  Pangeran  zieh  niet  goedschiks  aan  de  wenschen  van  
 hei  Gouvernement  had  onderworpen,  dit  gepaste  middelen  zou  heb-  
 ben  weten  te  bezigen om  hem  daartoe  te  noodzaken.  Tevens  gelastte  
 hij  dien  vorst  paal  en  perk  te  stellen  aan  de  willekeurige  handelin-  
 gen,  die  zieh  zijn  zoon  jegens  de  inlanders  en  Chinezen  veroor-  
 loofde.  Te  Soengei-Ajah,  de  voornaamste  vestiging  der  Chinezen  1),  
 inde  h ij,  ofschoon  niet  zonder  moeite,  de  hoofdgelden,  pachten  en  
 belasting  voor  de  bewerking der  mijnen;  hij  stelde  den  Pangeran  en  
 de  rijksgrooten  van  Sekadouw  het  hun  daarvan  toekomend  aandeel  
 te r  han d ,  hun  voorhoudende  dat  deze  inkomsten  slechts  dan  zouden  
 stijg en ,  wanneer  zij  in  het  Gouvernement  dnbepaald  vertrouwen  
 stelden  en  door  een  zacht  en  regtvaardig  bestuur  de  welvaart  der  
 bevolking  bevorderden  2).  Ten  einde  alle  knevelarijen  te  verhinderen  
 en  de  geregelde  werking  van  h e t  contract  te  verzekeren,  had  
 de  heer  Hartmann  reeds  vroeger  aan  de  hooge  regering  voorgesteld,  
 een  militairen  po st,  onder  bevel  van  een  sergeant,  te  Soengei-Ajah  
 te  vestigen  3) ;  doch  h e t  blijkt  mij  niet  dat  hieraan  eenig  gevolg  
 gegeven  is. 
 Den  1 4 den  Julij  bereikte  de  Gezaghebber  Sintang,  waai*  hij  wel  
 is  waar  alles  voor  het  oogenblik  rüstig,  doch  den  toestand  verre  van  
 günstig  vond.  Het  garnizoen  had  veel  door  ziekten  en  gebrek  aan  
 geneeskundige  hulp  geleden,  en  zelfs  de  kommandant  bevond  zieh  
 in  kwijnenden  toestand.  Weinig  beter  was  het  met  de  aangevangen  
 fortificatien  gesteld.  De  Soldaten  waren  gelegerd  in  eenige  provisio-  
 nele  h u tten ,  slechts  door  eene  palissadering,  grootendeels  van  siecht  
 h o u t,  en  door  eene  gracht  omringd.  Bedreigd  door  een  vijandelij-  
 ken  aanval  van  eene  talrijke  bende  Dajaks,  heimelijk  bestuurd  door  
 Pangeran  Aria,  een  broeder  van  den  Pangeran Depati,  had  men  zieh  
 gehaast  althans  iets  tot  stand  te  brengen,  maar  men  had  groote  
 moeite  gehad  um  werkvolk  en  de  noodige  bouwstoffen  te  bekomen.  
 Wat  de  heer  Hartmann  bij  deze  gelegenheid  vernam,  gaf  hem  de  
 overtuiging  dat  hij  den  heer  de  S tu rle r,  wiens  herhaalde  klagten  
 over  de  te  Sintang  heerschende  onlusten  hij  grootendeels  aan  vrees 
 *)  Zie  D.  I ,  bl.  47,  382. 
 2)  Hartmann  HS.  I II,  bl.  6  8.  
 s)  Hartmann  HS.  I ,  bl.  32. 
 had  toegeschreven,  onbillijk  had  beoordeeld.  De  Dajaks  waren zelfs  1824.  
 reeds  eenmaal  ten  getale  van  meer  dan  1 0 0   in  het  Chinesche  kamp  
 gedrongen,  om  vandaar  de  in  de  nabijheid  gelegerde  bezetting  te  
 overvallen. 
 Nadat  de  geschenken  voor  de  vorsten  van  Sinlang  met  groote  
 plegtigheid  waren  afgehaald,  ontving  de  Gezaghebber  in  den  morgen  
 van  den  1 5 den  Julij  een  bezoek  van  den  Pangeran  Ratoe,  die  
 zieh  zeer  beklaagde  over  den  onrustigen  toestand  waarin  het  rijk  
 bij  voortduring  verkeerde,  en  de  onmogelgkheid  voor  den  Pangeran  
 Depati  en  liemzelven',  om  hun  gezag  naar  behooren  te  hand-  
 haven.  Sedert ja re n ,  verzekerde  h ij,  had  ieder  zijner  broeders  een  
 bijna  gelijk  aandeel  gehad  aan  de  opbrengsten  der  Dajaks,  en  het  
 was  hem  genoeg  gebleken  dat  he t  onmogelijk  zou  zijn  hen  in  
 eene  verandering  te  dien  aanzien  te  doen  berusten.  Bovendien  
 hadden  eenige  zijner  broeders  de  vestiging  der  Europeanen  te  Sinta 
 n g ,  die  hen  in  hunne  knevelarijen  in  den  weg  stond,  met  groot  
 ongenoegen  gade  geslagen.  Hij  gewaagde  daarbij  ook  van  de  po-  
 gingen  van  Pangeran  Aria  om  eene  schaar  van  Dajaks  bijeen  te  
 b ren g en ,  ten  einde  daarmede  het  Nederlandsche  établissement  af  te  
 loopen.  Hij  Pangeran  Ratoe  h ad ,  zoodra  hem  dit  was  ter  ooren  
 gekomen,  daarvan  kennis  gegeven  aan  den  ci vielen  en  militairen  
 kommandant,  die  zieh  zoo  goed  mogelijk  in  staat  van  tegenweer  
 had  gesteld.  Dit  had  Pangeran  Aria  van  zijn  voornemen  doen  af-  
 zien;  maar  de  Dajaks,  die  reeds  in  de  nabijheid  van  Sintang  ver-  
 zameld  waren  en  nu  onverrigter  zake  moesten  terugkeeren,  hadden  
 zieh  in  ontevredene  stemming  verstrooid. 
 De  heer  Hartmann  zou  zeer  gaarne  dezen  Pangeran  A ria ,  die  
 voor  de  ru st  van  het  Sintangsche  rijk   zoo  gevaarlijk  was,  dadelijk  
 liebben  doen  opvatten;  maar  hij  werd  daarvan  afgeschrikt  door  de  
 voorstellingen  van  den  Pangeran  Ratoe,  die  hem  deed  opmerken  dat  
 zijn  b ro ed e r,.  door  zij ne  zonen  en  dochters  aan  de  prinsessen  en  
 prinsen  längs  de  Melawi  en  Pinoe  u it  te  huwelijken,  zieh  een  
 grooten  invloed  had  weten  te  verschaffen  ,  en  dat  zij ne  opligting  
 ongetwijfeld  een  opstand  in  de  Sintangsche  bovenlanden  zou  ten  
 gevolge  hebben.  De  heer  Hartmann  achtte  het  Nederlandsch  gezag  
 voor  zulk  eene  gevaarlijke  proefneming  nog  niet  genoeg  in   deze  
 streken  gevestigd.  Hij  bepaalde  zieh  dus  tot  het  doen  ontbieden  
 van  den  Pangeran  A ria ,  wien  hij  op  scherpe  wijze  zijn  ongenoegen  
 te  kennen  g a f,  met  bedreiging  dat  zoo  hij  ooit  weder  de  oorzaak 
 n .   23