
 
        
         
		1818.  kennen  gaf  om  de  wederspannigen  niet  strenger  te  behandclen  dan  
 noodig  was,  liet  nu  ook  de  majoor  Muntinghe  het  zijne  een  weinig  
 verflaauwen.  Den  volgenden  dag  werden  onderhandelingen  geopend,  
 inet  dat  gevolg  dat  de  expeditie  de  vijf  vijandelijke  batterijen  be-  
 zette  en  in  het  bezit  geraakte  van  1 9   vuurmonden,  waaronder  twee  
 van  Hollandschen  oorsprong.  Ook  vond  men  hier  een  aantal  ge-  
 weerloopen,  op  de  plaats  zelve  gegoten,  doch  men  merkte  op  dat  de  
 sloten  meestal  van  oude  Europesche  geweren  afkomstig  waren.  Ons  
 verlies  bÿ  deze  schermutseling  was  hoogst  onbeduidend;  alleen  werd  
 de  chirurgijn  Verbrugge  zoo  zwaar  gewond,  dat  hij  buiten  staat  
 was  verdere  diensten  te  bewijzen,  ofschoon  hij  toch  het  geluk  had  
 later  schier  volkomen  te  herstellen.  Nadat  de  Sultan  op  de  zaken  
 van  Tajan  orde  gesteld  had,  aanvaardden  onze  troepen  den  terug-  
 to g t,  eene  bezetting  van  16   Ambonezen,  onder  bevel  van  den 
 tweeden  luitenant  Hamers,  te  Tajan  achterlatende.  De  majoor  
 Muntinghe,  den  23 sten  Augustus  te  Pontianak  teruggekeerd,  ontving  
 de  warme  dankbetuigingen  des  Su ltan s,  die  hem  eene  fraaije  lans  
 verëerde,  en  tevens  den  Commissaris  verzocht  de  tolk  zijner  erken-  
 telijkheid  bij  het  Indische  Gouvernement  te  zijn  J). 
 De  Commissaris  van  Boekholtz,  door  den  majoor  Muntinghe  en  
 de  expéditionnaire  troepen  vergezeld,  vertrok  den  2 8 sten  Augustus  
 van  Pontianak  naar  Sambas  2).  Kapitein  Zimmernian  werd  te  Pontianak  
 achtergelaten,  als  bevelhebber  van  een  detachement,  grooten-  
 deels  u it  Ambonezen  bestaande,  voor  de  bezetting  dier  plaats  be-  
 stemd ,  en  met  inbegrip van het  garnizoen  van  Tajan  omstreeks 
 lionderd  man  teilende  3).  Het  civiel  gezag  te  Pontianak  liet  de  
 Commissaris  voorloopig  in  handen  van  den  heer  C.  L.  Hartmann,  
 een  vöormalig  artillerie-kapitein,  van  wiens  lange  en  eervolle  loop-  
 baan  op  Borneo  ik  nog  dikwijls  zal  gewagen  4). 
 In  het  gevolg  van  den  Commissaris  bevond  zieh  de  heer  George  
 Muller,  wien  voorloopig het  gezag  te  Sambas  zou  worden  toevertrouwd. 
  Deze  ambtenaar,  in  17 9 0   te  Mentz  geboren,  had 
 *)  Verwikk.,  bl.  294,  Mijer  1817  en  1818,  bl.  369,  370,  Memorie  
 van  den  kapit.  aide-de-camp  van  den  Gouv.-Gen.  (HS.),  bl.  7,  8. 
 2)  Brief  van  G.  Muller  aan  de  booge  regering  van  3  Dec.  1818  (HS.),  
 Verwikk.,  bl.  294. 
 8)  Verwikk.,  bl.  294,  waar  reg.  9  v.  o.  zeker  wel  //onder  bevel  van  den  
 kapitein  Zimmerman  en  de  luitenants  Blank  en Hamers” moet  gelezen  wor-  
 den;  vgl.  bl.  295,  reg.  11;  Nahuys  HS.  I ,   bl.  2 ,  Tobias,  bl.  60,  62. 
 *)  Besluit van Comm. Nahuys  van  28 Dec.  1818 (HS.);  vgl. Tobias, bl.  64. 
 eene  geletterde  opvoeding  genoten  en  later  als  officier  der  genie  1818.  
 in  Oostenrijksche  en  Fransche  dienst  uitgeblonken,  en  was  in  
 de  laatste  opgeklommen  tot  den  rang  van  luitenant-kolonel.  Een  
 rustelooze  ondefnemingsgeest  noopte  hem  ,  na  den  val  van  Napoleon  
 ,  wien  hij  tot  het  laatste  oogenblik  was  getrouw  geble-  
 v e n ,  in  Nederlandsch-Indiscbe  dienst  over  te  gaan.  Hij  vertrok  
 naar  Java,  waar  hij  in  1817  a ankwam,  met  den  rang  van  kapitein  
 der  in fan te rie ;  doch  zieh  voor  den  rang  van  majoor  te  
 onregt  gepasseerd  achtende,  verwisselde  hij  kort  daarna  de  militaire  
 loopbaan  met  eene  civiele,  die  hem  bovendien,  in  den  toenmaligen  
 stand  van  zaken,  welligt  nog  meer  gelegenheid  bood  om  aan  zijne  
 zucht  naar  verre  reizen  en  grootsche  ondernemingen  te  voldoen  1).  
 Ofschoon  zijne  eerzuchtige,  ligtgeraakte,  hevig  opbruischende  ge-  
 aardheid  hem  weinig  geschikt  maakte  om  de  belangen  van  het  
 Nederlandsch  Gouvernement  bij  de  vorsten  van  Borneo  te  beharli-  
 gen,  was  het  gebrek  aan  bekwarne  ambtenaren,  die  zieh  eene  plaat-  
 sing  op  de  buitenbezittingen  wilden  laten  welgevallen,  toenmaals  
 zoo  groot,  dat  Commissarissen-Generaal  zijne  diensten  niet  mogten  
 versmaden.  De  pogingen  zijner  vrienden  •—  en  hij  had  er  warme,  
 gelijk  hij  ze  verdiende  te  bezitten  —   om  zijne  handelingen  te  
 Sambas  in  een  günstig  licht  te  plaatsen  2) ,   mögen  ons  niet  doen  
 voorbijzien,  dat  zij  getuigden  van  onbesuisde  drift  en  het  pas  ge-  
 vestigd  Nederlandsch  gezag  in  groote  moeijelijkheden  dreigden  te  
 wikkelen.  Het  doet  mij  leed  dit  te  moeten  zeggen  ten  nadeele van een  
 m a n ,  wiens  latere  togten  en  verrigtingen  op  Borneo  achting  en  eer-  
 bied  voor  hem  afdwingen  en  hem  eene  schoone  plaats  verzekeren  
 onder  de  pionniers der beschaving en  de  martelaars der wetenschap 3). 
 De  expeditie  bereikte  Sambas  den  2 den  September  4);  zij  verraste  
 den  Sultan  met  een  aantal  gewapende  vaartuigen  in  den  mond  der  
 riv ie r,  hetzij  dat  hij  een;  aanslag  tegen  Pontianak  in  den  zin  had,  
 waarmede  hij  voortdurend  in  onmin  was,  hetzij  dat de  vijandelijke  
 gezindheden  van  zijn  broeder  den  Pangeran  Bandhara,  die  zijne  
 aanspraken  op  den  troon  nog  niet  vergeten  k o n ,  hem  tot  maatre- 
 ’)  E. Müller,  bl.  178—183,  Ritter  in  de  Indiër  voor  1852,  n°.  96. 
 s)  Zie  b.  v.  de  aanteekening  van  Blume  op  E.  Muller,  bl.  183,  184.  
 )  Het  vervolg  van  mijn  verhaal  moet  dit  oordeel  regtvaardigen ;  vgl.  
 inmiddels  Tobias,  bl.  31.  Dezelfde  schrijver  zegt  van  hem,  HS.,  bl.  55:  
 »Den  in  het  geheel  niet  onkundigen  en  het  goede met  geheel  zijn  hart  wen-  
 schenden  Muller  ontbrak  de  noodige  bedaardheid  en  toegeeflijkheid.” 
 4)  Yolgens  Yerwikk,,  bl.  294,  eerst  den  4<3en,