
 
        
         
		1820.  Deze  weinige  trekken  teekenen  genoegzaam  den  treurigen  toe-  
 stand  van  P o n lian ak ;  te  Sambas  wTas  het  niet  beter  gesteld.  Eene  
 eerste  reden  hiervan  was  een  geschil  van  den  Sultan  van  Sambas  
 met  dien  van  Broenei.  Eerstgenoemde  vorst  had  eenigen  tijd  te  
 voren  eene  brik  naar  Broenei  gezonden,  met-  verschillende  koopwa-  
 ren  ter  waarde  van  ongeveer  2 0 ,0 0 0   Spaansche  matten  geladen,  
 met  oogmerk  om  aldaar  handel  te  drijven,  en  bij  die  gelegenheid  
 den  gezagvoerder,  Raden  Demang  Abdoe’l-Kadir,  gewezen  Sjahban-  
 dar  van  Sambas,  een  brief  en  geschenken  voor  den  Sultan  van  
 Broenei,  Mohammed  Khansoe’l-Alam,  medegegeven.  De  rijke  lading  
 had  de  begeerlijkheid  opgewekt  van  des  Sultans  zo o n ,  Pa-  
 ngeran  Moeda  Mohammed  A lam ,  een  booswicht  die  zieh  reeds  
 meermalen  aan  de  ongehoordste  wreedheden  en  afpersingen  had  
 schuldig  gemaakt.  Ook  thans  volgde  bij  zijne  gewone  handelwijze:  
 liij  bood  aan  de  geheele  lading  te  koopen  ,  die  hem  daarop  door  
 den  gezagvoerder  en  den  anakhoda  In tje  Boedjang  werd  overgegeven.  
 Na  langen  tijd  reeds  te  Broenei  vertoefd  en  te  vergeefs  op  zijn  
 geld  gewacht  te  hebben,  wendde  de  gezagvoerder  zieh  eindelijk  tot  
 den  S u lta n ,  met  verzoek  om  den  prijs  zijner  lading  te  ontvangen  
 en  naar  Sambas  te  mögen  terugkeeren.  De  Pangeran  betaalde  hem  
 daarop  een  gedeelte  der  koopsom,  doch  vroeg  voor  het  ander  ge-  
 deelte  uitstel  en  trachlte  de  zaak  op  de  lauge  baan  te  schuiven.  
 Toen  de  gezagvoerder  negen  maanden  vruchteloos  had  g ewacht,  
 verloor  hij  zijn  g ed u ld :  hij  besloot  te  vertrekken  en  zijne  aan-  
 spraak  op  he t  geld  op  te  geven.  Maar  nu  verzette  zieh  de  Sultan  
 tegen  zijn  vertrek,  en  de  gezagvoerder,  wrevelig  geworden,  vergat  
 zieh  in  zijne  uitdrukkingen.  De  Sultan  en  de  Pangeran  besloten  
 daarop  hem  ten  val  te  brengen;  daar  hij  echter  door  het  overbren-  
 gen  der  brieven  en  geschenken  van  den  Sultan  van  Sambas  met  
 het  onkwetsbaar  karakter  van  een  afgezant  bekleed  w a s ,  waagden  
 zij  het  niet  hem  ter  hoofdplaats  te  doen  ter  dood  brengen  en  de  
 Pangeran  verzon .derhalve  eene  list.  Hij  gaf  voor  den  gezagvoerder  
 zijne  schuld  met  peper  en  andere  handeiswaren  te  willen  voldoen;  
 en  toen  deze  hierin  had  toegestemd,  ontving  hij  van  den  Sultan  
 last  om  zieh  naar  Kai'ngaran,  eene  plaats  aan  den  mond  der  rivier  
 van  Broenei,  te  begeven,  om  aldaar  de peper  te  laden.  Het  plan  van  
 den Pangeran  was,  op  deze  wijze zijne schuld schijnbaar met  hem  te  
 vereffenen,  maar  hem  inmiddels  te  doen  overvallen  en  met  al  zijne  
 schepelingen  ombrengen  door  eene  gewapende  bende,  die  hij  dan  voor 
 Ilanons  wilde  laten  doorgaan,  Doch  de  gezagvoerder  bad  het  booze  1820.  
 voornemen  ontdekt,  en  verijdelde  het  door  onvervvachts,  en  te  midden  
 van  den  arbeid  der  lading,  het  anker  te  kappen  en  weg  te  zei-  
 len,  zoo  zelfs  dat  hij  een  deel  der  lieden  die  op  de  brik  met  het  
 wegen  der  peper  bezig  waren,  namelijk  1 4   Chinezen  en  4   vrou-  
 w en ,  naar  Sambas  medevoerde.  De  Sultan  van  Broenei,  dit  verneinende, 
   ontstak  in  hevigen  toorn,  en  zond  afgevaardigden  naar  
 Sambas  om  te  eischen  dat  Raden  Demang  Abdoe’l-Kadir  en  In tjé   
 Boedjang  hem  zouden  worden  uitgeleverd  of  met  een  wapentuig,  
 dat  hij  daartoe  overzond,  ter  dood  gebragt.  De  Sultan  van  Sambas  
 echte r,  meenende  dat  de  reden  tot  beklag  aan  zijne  zijde  w a s ,  te  
 meer  daar  hij  niet  eens  het  volle  bedrag  van  den  prijs  ontvangen  
 h a d ,  weigerde  alle  voldoening.  Even  vruchteloos  wendden  zieh  de  
 afgevaardigden  daarop  met  hun  beklag  tot  de  Nederlandsche  autori-  
 teiten.  De  Sultan  van  Broenei,  dit  vernemende,  zond  aan  zijne  
 afgevaardigden  en  alle  Broeneische  ingezetenen  die  zieh  te  Sambas  
 onthielden,  bevel  om  die  plaats  ten  spoedigste  te  ve rla ten ,  onder  
 bedreiging  van  zware  straffen  ,  en  liet  den  resident  en  den  Sultan  
 van  Sambas  aanzeggen  dat  hij  zoovele  gewapende  vaartuigen  naar  
 de  mouding  der  rivier  zou  zenden  ,  als  hij  noodig  oordeelde  om  
 zieh  voldoening  te  verschaffen.  In  het  vooruitzigt  op  dezen  aanval  
 schreef  kapitein  van  de  Polder,  kommandant  van  het  garnizoen  te  
 Sambas,  in  September  18 2 0   naar  Pontianak  om  versterking,  ver-  
 zoekende  dat  hem  een  detachement  van  SO  man  onder  bevel  van  
 den  luitenant  von  Kielbeg,  benevens  eenige  ammunitie,  mögt  gezonden  
 worden.  Bij  de  gevaren,  die  ook  Pontianak  van  alle  zijden  
 bedreigden,  zou  dit  verzoek  groote  moeijelijkheid  hebben  opgele-  
 verd,  zoo  niet  oinstreeks  dezen  tijd ,  door  de  komst  van  een  schip  
 van  Batavia,  redding  ware  opgedaagd,  gelijk  ik  zoo  aanstonds  ver-  
 halen  zal  1). 
 *)  Ik  heb  hier  zoo  goed  mogelijk  een  geheel  gemaakt  uit  het  niet  zeer  
 duidelijk  berigt Verwikk.,  bl. 299,  300,  en  het  uitvoerig,  maar  nog  al  af-  
 wijkend  verhaal  van  het  voorgevallene  met  de  brik  van  Sambas  bij  Roorda  
 van  Eysinga,  bl.  9—12.  (Wat  ik  in  de  Alphabetische  lijst  en  verklaring  
 der  verkortingen,  geplaatst  voor  D.  I. van  dit  werk,  bl.  XVII  omtrent  den  
 oorsprong  van  het  stuk  bij  Roorda  van  Eysinga  gegist  heb,  heeft  zieh  se-  
 dert  letterlijk  bevestigd.  Het  is.van  bl.  1—23  woordelijk,  met  zeer  enkele  
 bekortingen,  overgenomen  uit  het  rapport  van  Pangeran  Seijid  Hasan,  vol-  
 gens  de  vertaling  van  den  G-ouvernements-translateur  v.  Angelbeek,  waar-  
 van  ik  een  afschrift  heb  kunnen  raadplegen.  De  opmerkingen  die  van  bl,  
 23—32  volgen,  zijn  van  den  heer  Roorda  zelven  afkomstig.  Uit  het  ge