
 
        
         
		VIJFDE  HOOFDSTUK. 
 De  heer  Ritter  bezoekt  Katapan.  —  Onderkandelingen  met  den  Panembahan  
 van  Matan.  —  Zijne  afzelting  en  benoeming  van  Pangeran  Tjakra  Negara  in  
 zijne  plaats.  —  Vaststelling  der  organisatie  van  Sukkadana.  —  Regeling  van  
 de  belangen  der  Anak-Soengei  en  Dajaks  in  Sambas,  cn  van  de  hcerendien-  
 sten  en  policie  ter  boofdplaats.  —  Vaststelling  van  een  regiement  op  de  helEng  
 der  hoofdgelden  van  de  Cbioezen.  —   Organisatie  van  Mampawa  en  Tajan.  —  
 Vrijstelling  van  den  goud-  en  diamanthandel  cn  wijziging  in  het  beheer  van  
 Landak.  —   Regeling  van  de  dtablissementen  te  Sambas  en  Pontianak.  —  Na-  
 dere  bepalingen  omtrent  den  handel.  —  De  waarnemende  assistent-resident van  
 Pontianak  doet  een  togt  naar  Sintang.  —  Hongersnood  te  Sintang.  —  Amok  
 te  Soengei-Aja.  —  Bezoek  van  den  heer  Earl  te  Sinkawang  en  Sambas.  —  
 Aanhonding  eener  sampan  poekat  van  Singapoera.  —  De  heer  Earl  drijft  te  
 Sinkawang  met  de  Chinezen  handel.  —  Zijne  klagten  ovcr  het  stelsel  der  Ne-  
 derlanders  op  Borneo.  —  Bevelen  van  de  hooge  regering  tot  strikte  handha-  
 ving  der  verbodsbepalingen. —  Beperking  van  den  vrijen  handel  van  Sambas  en  
 Pontianak.  —  Nieuwe  assistent-residenten  voor  Sambas  en  Pontianak  benoemd. 
 1833.  Wij  zullen  thans  de  handelingen  van  den  waarnemenden  resident  
 tot  uitvoering  der  bevelen  van  den  adjunct-Commissaris-In-  
 specteur  zooveel  mogelijk  nagaan.  De  otnstandigheden  eischten  dat  
 hij  zieh  het  eerst  met  den  post  te  Sukkadana  bezig  hield.  De  
 Commissaris  had  hem  gelast  zieh  derwaarts  te  begeven,  om  met  den  
 Sultan  de  noodige  maatregelen  te  beramen  tot  intrekking  van  den  
 militairen  post,  die  alsdan  zou  vervangen  worden  door  een  anderen  
 u it  een  civielen  posthouder  en  eenige  goed  gewapende  en  gekleede  
 oppassers  bestaande,  waarvan  de  kosten  uit  de  inkomsten  van  het  
 landsebap  zelf moesten  gevonden  worden.  Naauwelijks  had  de  Commissaris  
 Pontianak  verlaten,  toen  ook  de  resident  van  den  Sultan  
 van  Sukkadana  berigt  ontving  dat  de  Panembahan  van  Matan  voort-  
 ging  hem  alle  gehoorzaamheid  te  weigeren  ,  waarom  h i j ,  niet  we-  
 tende  hoe  te  handelen,  de  nadere  bevelen  van  den  resident  ver-  
 zocht.  De  heer  Ritter  verhaastte  nu  zijne  reis  naar  Sukkadana,  
 om  te  zien  wat  zijne  persoonlijke  tusschenkomst  kon  uitw-erken. 
 De  Sultan  was  echter  bij  zijne  komst  aldaar  afwezig,  maar  had  1833.  
 een  brief  achtergelaten  waarbij  hij  den  resident  verzocht  naar  Katapan  
 te  komen  ,  daar  hij  het  in  de  gegevene  omstandigheden  niet  
 raadzaam  achtte  die  plaats  te  verlaten.  De  heer  R itter  gaf  gehoor  
 aan  dit  verzoek,  maar  ofschoon  ook  de  Panembahan  te  voren  van  
 zijne  komst  aldaar  verwittigd  was,  hij  werd  er  alleen  door  den  
 Sultan  ontvangen.  Met  dezen  hield  hij  den  2 0 8ten  Junij  eene  za-  
 m enkomst,  waarin  hij  hem  te  kennen  gaf dat  de  Indische  regering,  
 na  de  opoiferingen  die  zij  zieh  vijf jaren  lang  voor  hem  en  zijn  
 rijk  had  laten  welgevallen,  billijke  aanspraak  meende  te  kunnen  
 maken  op  zijne  medewerking  tot  beperking  harer  uitgaven,  zooveel  
 die  met  de  handhaving  eener  goede  politie  bestaanbaar  was;  dat  
 zij  voornemens  was,  met  den  aanvang  van  1 8 3 4 ,  alle  mililaire  
 posten  op  de  Westkust,  behalve  die  te  Pontianak  en  Sambas,  in  
 te  tre k k e n ,  waarvan  dus  ook  het  vervallen  van  den  post  te  
 Sukkadana  het  gevolg  zou  z i jn ;  maar  dat  daarentegen  een  civiel  
 posthouder  met  eenige  oppassers  aldaar  zou  gevestigd  worden  ,  
 indien  de  Sultan  de  middelen  daartoe  u it  de  rijksinkomsten  kon  
 aanwijzen,  waartoe  hij  hem  het  invoeren  der  opium-  en  lombardpachten  
 en  van  de  pacht  der  dobbeltafels  voorstelde.  De  
 Sultan  he rnam,  na  een  lang  stilzwijgen,  dat  het  weerspannig  ge-  
 drag  van  den  Panembahan  hem  verstoken  had  van  de  gelegenheid  
 om  de  hulpmiddelen  des  rijks  te  leeren  k e n n e n ,  dat  Sukkadama  
 alleen  de  kosten  niet  dragen  k o n ,  en  dat  hij  dus  verzocht  deze  
 zaak  te  laten  rüsten  tot  in  de  maand  October  of  November,  wan-  
 neer  hij  hoopte,  ten  gevolge  der  maatregelen  thans  door  den  resident  
 ten  aanzien  van  Matan  te  nemen  ,  in  Staat  te  zullen  zijn  
 om  op  zijne  voorstellen  een  voldoend  antwoord  te  geven.  Die  
 vorst  deed  hem  daarbij  een  lang  verhaal  van  al  de  beleedigingen  
 die  hem  de  Panembahan  had  aangedaan  ,  vertoonde  hem  de  nota  
 van  den  Commissaris,  gaf  hem  inzage  van  alle  met  den  Panembahan  
 gewisselde  brieven,  en  overtuigde  hem  van  de  noodzakelijk-  
 heid  om  eene  verandering  in  het  bestuur  van  Matan  tot  stand  
 te  brengen. 
 Den  Panembahan  geheel  ter  zijde  la ten d e ,  schreef  hierop  de  resident  
 een  brief  aan  den  Pangeran  Tjakra  Negara,  die  zieh  te  
 Kajoeng  bevond,  hem  verzoekende  om  met  al  de  mantries  onmid-  
 dellijk  naar  Katapan  af  te  komen.  Naauwelijks  was  deze  brief  
 verzonden  ,  of  een  der  mantries,  de  Pangeran  Laksarnana,  kwam