
 
        
         
		1823.  Den  2 9 sten  Mei  1823  verliet  de  Commissaris  Tobias  Sambas,  zieh  
 inschepende  op  den  schooner  Castor  en  vergezeld  van  eene  wacht  
 van  29  m an ,  onder  den  luitenant  van  der  Velde,  die  hem  naa>  
 Banjer-massin  vergezellen  zou,  werwaarts  hem  reeds  bij  besluit  der  
 hooge  regering  van  den  2 8 st“   Januarij  eene  zending  als  Commissaris  
 was  opgedragen,  nadat  hij  zijne  taak  ter  Westkust  zou  hebben  
 voltooid  1).  Daar  echter  dit  besluit  hem  vrijheid  liet  vooraf  Java  
 aan  te  doen,  besloot  hij  eerst  te  Batavia  verslag  te  gaan  geven  van  
 zijne  v e rrigtingen,  na  op  de  te-huis-reize  nog  Koeboe,  Sukkadana  
 en  Simpang  bezocht  te  hebben,  terwijl  te  gelijker  tijd  de  Gezagheb-  
 b er  Hartmann  naar  Matan  zou  vertrekken  om  daar  de  onderhande-  
 lingen met  den  Sultan  te  beeindigen.  Te  gelijk  met  den  Commissaris  
 .vertrok  ook  de  luitenant-kolonel  de  Stuers  van  Sambas  met  den  
 schooner  Calypso,  met  voornemen  om  dien  ambtenaar  in  het  op*  
 nemen  der  lokaliteiten  in  het  zuidelijk  deel  der  Westkust  ter  zijde  
 te  staan.  Op  deze  reis  hadden  beiden  met  tegenwinden  en  stilten  te  
 worstelen,  zoodat  zij  eerst  den  1 2 a“   Junij  de  reede  van  Sukkadana  
 bereikten.  Inmiddels  had  echter  de  Commissaris  den  4 3en Junij  een  
 contract  gesloten  met  den Heer van Koeboe,  waartoe  de heer G. Muller  
 den  grondslag  had  gelegd.  Volgens  de  vroeger  vastgestelde  conditien  
 stond  de  Heer  van  Koeboe  het  oppergezag  overzijn  rijk a a n   het  Ne*  
 derlandsch  Gouvernement  af,  en  onderwierp  hij  de  opvolging  in  de  
 regering  aan  diens  goedkeuring;  voorts  beloofde  hij  geene  ver*  
 bindtenissen  met  vreemde  natien  aan  te  g a a n ,  geene  willekeurige  
 belastingen  te  heffen,  zijne  inkomsten  met  het  Gouvernement  te  
 deelen  en  den  smokkelhandel  en  de  zeerooverij  zooveel  mogelijk  
 tegen  te  g a a n ,  terwijl  eindelijk  de  Chinezen  en  andere  vreemde*  
 lingen  in  Koeboe  onder  het  bijzonder  bestuur  van  het  Gouvernement  
 zouden  gesteld  worden.  De  Commissaris,  die  den  Heer  van  Koeboe  
 slechts  als  een  kampongshoofd  beschouwde  en  in  het  contract  alleen  
 belang  stelde  als  een  middel  te  meer  om  den  zeeroof  te  beteugelen,  
 bekrachtigde wel  is  waar  de  voorloopige  overeenkomst  in  haar  geheel,  
 maar  voegde  nog  denzelfden  dag  eene  ampliatie  daaraan  to e ,  volgens  
 welke  de  inkomsten  geheel  aan  den  Toean  Koeboe  verbleven  2). 
 Op  de  reede  van  Sukkadana  gekomen,  lieten  zieh  de  Commissaris  
 en  luitenant-kolonel  met  eene  der  praauwen  van  Radja  Akil  de 
 ’)  Off.  Stakk.  HS.,  bl.  2 5 ,  26,  Verwikk.,  bl.  307.  
 ')  Aanteekeningen  van  den  heer  van  de  Velde  (HS.). 
 rivier  van  Simpang  oproeijen  om  den  Panembahan  te  bezoeken  ;  1823.  
 bij  welke  gelegenheid  het  door  den  heer  Muller  met  dien  vorst  
 aangegaan  voorloopig  contract  in  een  definitief  werd  veranderd.  Den  
 1 5 den  Junij  onderzocht  de  heer  de  Stuers  de  baai  en  het  terrein  
 van  Sukkadana,  om  het  geschiktste  p u n t  voor  een  militair  établissement  
 te  bepalen,  ingeval  tot  de  beoogde  herstelling  dezer  han-  
 delsplaats  mögt  worden  overgegaan.  Hij  wees  daartoe  de  plaats  
 aan  van  den  voormaligen  d a lem ,  waarvan  de  ligging  nog  genoeg-  
 zaam  door  de  overblijfselen  der  oude  versterkingen  werd  aängeduid. 
 Den  1 6 äen  Junij  van  Sukkadana  vertro k k en ,  ging  hÿ  den  2 5 sten  te  
 Pekalongan  aan  la n d ,  vanwaar  hij  den  Commissaris  naar  Batavia  
 vergezelde.  In  het  begin  van  Julij  kwamen  zij  hier  aan  ,  terwijl  
 de  heer  Tobias,  na  een  verblijf  van  slechts  weinige  d agen,  over  
 Soerabaja  naar  Banjer-massin  vertrok  1). 
 Aan  de  verrigtingen  van  den  heer  Tobia s,  zoowel  als  aan  die  
 van  den  luitenant-kolonel  de  Stuers,  viel  de  bijzondere  goedkeuring  
 van  het  Indisch  Gouvernement  ten  deel.  Onderscheidene  officieren  
 en  manschappen  die  zieh  bijzonder  onderscheiden  hadden,  maar  in  
 de  eerste  plaats  de  luitenant-kolonel  z e lf,  werden  door  den  Gou-  
 verneur-Generaal  aan  de  bijzondere  welwillendheid  des Konings aan-  
 bevolen,  terwijl  hij  openlijk  zijne  meening  uitdrukte  dat  de  goede  
 uitslag  der  pogingen  om  he t  Nederlandsch  gezag  op  waardige  wijze  
 op  Borneo te  vestigen,  voornamelijk moest worden  toegeschreven  aan  
 de  voortreffelijke  verstandhouding  die  steeds  tusschen  den  Commissaris  
 en  den  militairen  kommandant  had  geheerscht  2). 
 Met die verrigtingen zijn de  reis van den heer Hartmann en de daarop  
 gevolgde  regeling  der  aangelegenheden  van  he t  zuidelijk  deel  der  
 Westkust  zoo  naauw  verbonden,  dat  zij  h e t  béât  hier  ter  plaatse kun-  
 nen  besproken worden. De  eerste  ontmoeting  van den  Gezaghebber met  
 Sultan  Djamaloe’drdin  was  zeer  karakteristiek.  Zij  had  plaats  te  Kata-  
 pan  (Bengadong)  ten  huize  van  den  Boeginees  Kada.  Zonder  den  her-  
 haalden  groet  van  den  heer Hartmann  te beantwoorden,  vlijde  zieh  de  
 Sultan  op  een  matje  neêr  en  vroeg  hem  op  stuurschen  toon:  »Zijt  
 »gij  de  resident  van  Pontianak?  Indien  gij  die  plaats  wilt  doen  
 »bloeijen,  moet  gij  handelen  even  als  de  Engelschen  op  Singapoera  
 »en  Poelo-pinang  en  niet  bevreesd  zijn  eenig  geld  u it  te  geven.” 
 ')  De  Stuers HS.,  bl.  87,  88,  117—119,  Mijer  1822  en  1823,  bl.  173. 
 5)  Resolutie  van  21  Aug.  1823,  als  aanhangsel  bij  de  Stuers  HS.  ge-  
 voegd,  Mijer  1822  en  1823,  bl.  182.