
 
        
         
		door  tusschenkomst  van  het  Maleisch  aangenomen,  Arabische,  zoo-  
 dat  in  schier  &   van  den  taalschat  geene  overeenkomst  met  andere  
 talen  van  den  Archipel  gevonden  wordt.  Crawfurd  maakt >  er  uit  
 op  dat  het  Iiajansch  eene  afzonderlijke  en  oorspronkelijke  taal  is ,  
 in  welke  de  Javaansche  en  Maleische  woorden  een  bestanddeel  van  
 vreemden  oorsprong  vormen,  en  spreekt  zijne  overtuiging  u it  dat  
 in  alle  Dajaksche  dialekten  het  aantal  Maleische  woorden  aan  het  
 meer  of  minder  verkeer  met  Maleisch-sprekenden  geevenredigd  is.  
 Terwijl  het  Iiajansch,  de  taal  van  een  magtigen  en onafhankelijken  
 s tam ,  slechts  ongeveer  1 2   percent  Maleische  bestanddeelen  b ev a t,  
 wisselen  z i j ,  naar  de  woordenlijsten  van  Sir  James  Brooke  te  oor-  
 deelen  ,  van  33  tot  84  percent  a f  in  de  talen  van  de  kleinere  
 stammen  der  Noordkust,  die  6f  lang  aan  de  Maleijers  cijnsbaar  
 of  in  gedurige  aanraking  met  hen  geweest  zijn  1). 
 Deze  theorie  is  niet  in  strijd  met  hetgeen  wij  vroeger  omtrent  
 den  oorsprong  der  Dajaks  gegist  hebben  2) ;  maar  ook  eene  die-  
 per  gaande  verwantschap,  althans  van  «en  deel  der  Dajaksche  
 dialekten,  met  de  overige  talen  van  den  Archipel,  zooals  uit  het  
 grammatikaal  karakter  der  taal  van  Poelopetak  schijnt  te  volgen  ,  
 kan  daarmede  geenszins  in  strijd  worden  geacht.  Ja,  die  gissingen,  
 zoo  zij  ju is t  zijn  ,  nopen  ons  ju ist  zulk  eene groote  verscheidenheid  
 van Dajaksche  dialekten  te  veronderstellen,  als  de  ervaring  schijnt te  
 leeren  dat  werkelijk  bestaat.  De  heer  van  Lijnden  leert  ons  dat  elk  
 Dajaksch  distrikt  schier  zijn  eigen  dialekt h e e ft,  zoodat  er in  Landak  
 alleen  drie  of vier,  en  even  zoovele  in  Sangouw worden  aangetroffen;  
 en  dat  men  in het  Sintangsche  gebied,  längs  de  boorden  der  beneden-  
 Melawi,  der  Taroponak  en  der  Seberoeang,  de  dialekten  vindt  die  het  
 meest  door  Maleische  woorden  zijn  verbasterd,  terwijl  de  taal  der  
 Dajak-Malo  boven  Boenoet,  naar  sommiger  bewering,  een  aantal  Boe-  
 ginesche  woorden  bevatten  zou,  waarschijnlijk  als  een  gevolg  hun-  
 ner  betrekking  tot  de  stammen  der  Oostkust,  die  bijzonder  aan  
 Boegineschen  invloed  zijn  blootgesteld  geweest  3).  Crawfurd  brengt  
 de  volgende  getuigenis  bij  van  een  der  Amerikaansche  zendelingen:  
 »Een  Dajak  bevestigde  ons  al  wat  wij  reeds  vroeger  over  de  Babel- 
 *)  Crawfurd ,  Malay  Grammar ,  I ,  p.  lxxx—lxxxii.  Eene  vergelij-  
 king  van  eenige  Kajansche  woorden  met  de  overeenstemmende  Maleische  
 en  Javaansche  vindt  men  aldaar,  p.  ccv.  
 s)  D.  I ,  bl.  163. 
 s)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  588,  589. 
 »sehe  spraakverwarring  onder  dit  volk  vernomen  liadden.  Bijna  elke  
 »afzonderlijke  stam  heeft  zijne  eigene  taal,  die  slechts  binnen  zeer  
 »beperkte  grenzen  door  de  meest  naburige  stammen  verstaan  wordt.  
 »Het  gemis  van  boeken  en  de  doodelijke  veeten  die  de  stammen  
 »verdeelen,  zijn  krachtiger  hinderpalen  voor  de  gemeenschap  dan  
 »zeeen  en  bergen,  en  zijn  waarschijnlijk  de  voorname  oorzaken  
 »die  deze  verscheidenheid  in  stand  houden.  Indien  gij  een  Dajak  
 » van  deze  of  die  plaats  o ntmoe tte t,  zoudt  gij  dan  eene  gemeen-  
 » schappelijke  taal  kennen,  om  u met  hem  te onderhouden ?  dus vroe-  
 »gen  wij  onzen  berigtgever.  Hoe  zou  ik  hen  durven  bezoeken?  
 »was  het  antwoord:  zulk  eene  vermetelheid  zou  mij  mijn  hoofd  kos-  
 »ten.”  En  wij  moeten  ons  het  verschil  dezer  dialekten  geenszins  
 als  onbeduidend  voorstellen.  »Wanneer  wij  de  woorden  van  Ma-  
 »leischen  of  Javaansehen  oorsprong  uitzonderen,”  zegt  Crawfurd,  
 »vinden  wij  alleen  bij  de  aangrenzende  en  met  elkander  in  vriend-  
 »schap  levende  stammen  eenige  overeenkomstige  woorden.”  Zoo  
 vond  hij  in  al  de  dialekten,  waarvan  Sir  James  Brooke  proeven  
 geeft,  een  woord  opgegeven  voor  v r  o u w ,  maar  slechts  in  twee  der  
 negen  was  he t  hetzelfde.  Voor  het  bijv.  naamwoord  g o e d  vond  
 hij  uitdrukkingen  in  v ijf,  voor  het  werkwoord  g a a n   in  zeven  
 talen  aangeteekend,  maar  beiden  in  allen  verschillend.  In  de  taal  
 der  Bejadjoe’s  van  de  Zuidkust  *)  ontdekte  hij  slechts  een  woord  
 dat  hij  in  eenige  der  negen  dialekten van  de  Noordkust  wedervond,  
 en  dat  woord  behoorde  eigenlijk  tot  het  dialekt  der  Kajans,  wier  
 verspreide  woonplaatsen  in  het  binnenland  van  de  Noord-  tot  de  
 Zuidkust  reiken  2).  Hierbij  komt  nog  dat  de  gemeenschappelijke  
 naarn  van  Dajaks,  waarmede  wij  gewoon  zijn  de  geheele  oorspronkelijke  
 bevolking  van  Borneo,  als wäre  zij  een  volk,  aan  te  duiden,  
 inderdaad  aan  die  bevolking  zelve  vreemd  is.  Zij  kennen  slechts  
 namen  van  bijzondere  stammen,  doorgaans  genoemd  naar  de  oevers  
 der  rivieren  längs  welke  zij  wonen. Wanneer  zij  de Maleische taal ge-  
 bruiken,  noemen  zij  zieh  o r a n g - d a r a t   of  landwaarts  wonenden, 
 i)  Daarmede  zal  wel  de  taal  van  Poelopetak  bedoeld  zijn. 
 *)  Crawfurd,  Malay  Grammar,  I ,  p.  Lxxxm.  In  het  voorbijgaan  verdient  
 hier  nog  opmerking  dat  die  van  Poelopetak,  nevens  hunne  gewone  
 taal,  nog  eene  heilige  taal  bezitten,  waarin  hunne  mythologische  liederen  
 zijn  overgeleverd,  en  die  zij  Bahasa  Sangiang  noemen.  Zie  Hupe,  bl.  128,  
 166,  die  meent  dat  deze  taal  verwant  is  met  het  Sanskriet.  Of  zulk  eene  
 heilige  taal  ook  onder  de  Dajaks  längs  de Kapoeas  bekend  is,  wist  de  heer  
 van  Lijnden  niet  te  zeggen,  N.  T .,  bl.  589.