
 
        
         
		1833.  De  regeling  der  kleine  posten  te  Mampawa  en  Tajan  werd  niede  
 in  den  loop  des  jaars  overeenkonostig  de  voorschriflen  van  den  
 Commissaris  tot  stand  gebragt.  Zij  had  plaats  öp  den  zuinigsten  
 voet  en  naar  het  beginsel  dat  de  kosten  door  de  inkomsten  van  
 elken  post  moesten  gedekt  worden.  De  vroeger  zoo  aanzienlijke  
 post  te  Mampawa  bestond  nu  u it  een  inlandsch  gezaghebber  met  
 vier  oppassers,  waarvan  de  gezamenlijke  kosten  nog  geene  /   2 0 0 0   
 ’s  jaars  beliepen.  De  inkomsten  bestonden  hoofdzakelijk  uit  den  
 zoutverkoop,  de  hoofdgelden  der  Chinezen  en  de  heffing  van  f  2   per  
 lawang  van  de  regtstreeks  onder  het  Gouvernement  gestelde  Dajaks  
 van  Sanking  en  Sembaja,  wier  aantal  toen  op  2 0 0   huisgezinnen  
 geschatwerd,  doch  in  1837,  volgens  eene  nota van  den  gezaghebber,  
 tot  80   huisgezinnen  was  gedaald.  Met  uitzondering  eeniger  afge-  
 leefde  grijsaards  bevonden  zieh  daar  toen  ook  in  het  geheel  geene  
 Chinezen  meer.  Te  Mampawa  was  de  heffing  der  regten,  gelijk  
 te  Tajan  die  der  to lle n ,  door  de  nieuwe  bepalingen  omtrent  den  
 handel  vervallen  1). 
 Onze  post  te  Landak  was  van  eenig  meerder  belang,  waarom  wij  
 ook  iets  langer  bij  zijne  reorganisatie  zullen  verwijlen.  Wij  hebben  
 gezieu  dat  de  stukken  betrekkelijk  de  organisatie  van  1831  in  
 handen  van  den  Commissaris  Francis  waren  gesteld;  zijne  bevelen,  
 bij  besluit  van  2 9   April  1833,  noodzaaklen  thans  den  heer  Ritter  
 een  groot  deel  van  hetgeen  hij  toen. had  opgebouwd,  zelf weder  af  te  
 breken.  Bij  publicatie  van  9 December  werden  de  bepalingen  omtrent  
 de  diamant-  en  goudmijnen  weder  ingetrokken  en  de  handel  in  
 goud  en  diamanten  voor  iedereen  vrijgesteld.  Ieder  mögt  voortaan  in  
 he t  Landaksche  goud  en  diamanten  graven  waar  hij  verkoos,  de  
 Maleijers  en  Dajaks  met  schriftelijke  vergunning  van  den  Panem-  
 bahan  en  tegen  betaling  aan  dien  vorst  van  / 4   ’s  jaars  voor  el-  
 ken  werkman,  de  Chinezen  met  vergunning  van  den  regent  en  
 tegen  betaling  vam /   6  voor  elken  arbeider  tot  een  getal  van  75  
 in  eene  m ijn ,  en  van  / 4   voor  elken  boven  dit  getal.  De  belas-  
 tin g   der  Dajaks  werd  van  4 0   gantangs  rijst  in  /  5  zilver  per  
 lawang  veranderd.  Het  verbod  aan  vreemde  handelaren  om  hooger  
 dan  Landak  op  te  varen ,  werd  gehandhaafd. 
 Bij  besluit  van  1 0   December  werd  de  intrekking  van  den  post 
 ’)  Off.  Stukk.  HS.,  bl.  3 0 8 ,  381.  De  organisatie  van Mampawa  werd  
 goedgekeurd  bij  resolutie  van  16  Maart  1834. 
 zooals  hij  tot  dusverre  bestond,  met  1  Januarij  1834  bepaald,  en  1833.  
 daarentegen  een nieuwe verordend,  geheel uit  de  inkomsten  des  lands  
 te  beköstigen.  Deze  werden  berekend  op  f  2 1 .6 0 0 ,  waartegen  de  
 nieuwe  post,  bestaande  uit  een  regent,  een  schrijver  en  13  oppassers, 
   met  inbegrip  der  schadeloosstellingen  aan  den  Panembahan  en  
 rijksgrooten  ten  bedrage  van  f  1 4 ,5 0 0 ,  op  f 18,6 9 8   geraamd  werd. 
 Aan  Pangeran  Pakoe  Negara  bleef  het  gezag  als  regent  opgedragen;  
 maar  zijne  instructie  werd  door  eene  andere  vervangen,  bij  welke  
 hij  gelast  werd  in  het  beheer  der  Chinezen  het  gevoelen  van  hunne  
 hoofden  te  vragen  en  dien  overeenkomstig  te  handelen..  Voor  het  
 overige  vervielen  de  artikelen  den  goud-  en  diamanthandel  betreffende  
 ,  en  ondergingen  die  omtrent  de  inning  der  belastingen  de  
 wijziging,  door  de  nieuwe  verordeningen  op  dat  stuk  gevorderd  l). 
 Bij  schrijven  van  18  December  berigtte  de  heer  Ritter  aan  den  kapi-  
 tein-kommandant  der  troepen  dat  de  organisatie  van  Mampawa, 
 Tajan  en  Landak  was  geregeld,  waarom  hij  hem  verzocht  als  nu  
 de  detachementen,  op  de  beide  laatste  plaatsen  aanwezig,  te  doen  
 inrukken  2). 
 De  post  van  assistent-resident  van  Pontianak  was,  met  het  oog  
 op  de  aanstaande  verdeeling  der  residentie  Borneo’s  Westkust  in  
 twee  van  elkander  onafhankelijke  assistent-residentien  ,  reeds  voor-  
 loopig  aan  een  der  ambtenaren 3)  opgedragen,  toen,  bij  een  schrijven  
 van  23  December,  de  heer  Ritter  aan  de  hooge  regering  kennis  gäf,  
 dat  h i j ,   daar  het  tijdstip  der  splitsing  nu  nabij  was,  de  regeling  
 der  elablissementen  te  Sambas  en  Pontianak,  bij  besluit  van  den  
 adjunct-Commissaris-Inspecteur  van  19  April  voorgeschreven,  niet  
 langer  had  willen  uitste llen ;  dat  hij  dep  Gouverneur-Generaal  reeds  
 bij  missive  van  1 8   Julij  verzocht  h a d ,  de  ontbrekende  ambtenaren  
 te  zenden  ;  dat  deze  evenwel  nog  niet  waren  aangekomen,  en  
 hij  daarom  de  werkzaamheden  zoodanig  onder  de  aanwezigen  had  
 verdeeld,  dat  aan  de  verordeningen  v a n .h e t  Gouvernement  voor- 
 J)  De  stukken  betreffende  de  organisatie  van  Landak  zijn  bij  mijne  ver-  
 zameling  Off.  Stukk.  in  losse  afschriften  gevoegd.  
 ä)  Off.  Stukk.  HS.,  bl.  308. 
 8)  In  den  Almanak  en  naamregister  voor  1834  komt  hij  niet  voor,  naar  
 ik  denk  omdat  met  den  aanvang  des  jaars  de  heer  Kitter  nog  als  Resident  
 ter  Westkust  beschouwd  werd.  Doch  in  stukken  uit  het  laatst  van  
 1833  en  het  begin  van  1834  (en  zoo  ook  bij  Bitter  A.,  bl.  451  v.)  wordt  
 telkens  van  den  // waarnemenden  assistent-resident  van  Pontianak”,  gespro-  
 ken,  maar  toevallig  vind  ik  nergens  zijn  naam  genoemd.