
 
        
         
		1822.  geschonden.  In  den  loop  van  het  ja ar  1822  hadden  de  roovers  
 van  Matan  niet  slechts  eenige  Javaanscbe  vaartuigen  geplunderd,  
 maar  ook  den  Nederlandschen  kotter  Hermina  afgeloopen  en  zijne  
 bemanning  om  het  leven  gebragt,  en  terwijl  de  praauwen  die  zieh  
 daaraan  hadden  schuldig  gemaakt,  te  Bengadong  en  Simpang  eene  
 schuilplaats  vonden,  had  de  Sultan  van  Matan  niet  geaarzeld,  zieh  
 persoonlijk  een  deel  der  geroofde  goederen  toe  te  eigenen  1). 
 De  pogingen  van  Raffles  werden  ook  nu  door  de  waakzaamheid  
 van  het  Nederlandsch  gezag  verijdeld:  aan  den  heer  Muller  werd  
 eene  zending  naar  Simpang  en  Matan  opgedragen,  om,  op  grond  der  
 reeds  vroeger  aangevangen  onderhandelingen,  voorloopige  overeen-  
 komsten  met  de  vorslen  dier  beide  rijkjes  tot  stand  te  brengen.  
 Hij  ontving  zijne  instructie  den  6 den  November  1822  en  ging  twee  
 dagen  later  van  Sambas  naar  Pontianak  onder  z e il,  waar  hij  op  
 den  aldaar  ter  reede  liggenden  schooner  Emma  overging  om  daar-  
 xnede  den  togt  te  vervolgen,  terwijl  zieh  den  1 0 den  zes  inlandsche  
 vaartuigen  onder  het  bevel  van  den  majoor  Radja  Akil  bij  hem  
 voegden  2).  Wij  zullen  den  naam  van  dezen  raerkwaardigen  per-  
 soon  in  het  vervolg  dezer  geschiedenis  zoo  dikwijls  ontmoeten,  dat  
 h e t  mij  gepast  schijnt  hier  ter  plaatse  over  zijne  vroegere  loopbaan  
 en  zijn  karakter  eenigzins  nit  te  weiden. 
 Radja  Akil  was  een  kleinzoon  van  Radja ifafija,  die ,  onder  den  
 naam  van  Sultan  Ahmed-Sjah,  in  het  laatst  der  vorige  eeuw  IS   
 jaren  over  het  rijk   van  Siak  op  Sumatra’s  Oostkust  geregeerd  h a d ,  
 toen  hem  zijn  schoonzoon  en  eerste  staatsdienaar  Seijid  Ali,  wiens  
 titel  zijne  Arabische  afkomst  van  ’s vaders  zijde  verraadt,  ofschoon  
 zijne  moeder  eene  zuster  was  van  den  door  Radja  Jahja’s  vader  ver-  
 .  dreven  Sultan  Mohammed  A li,  in  zamenspanning  met  drie  andere  
 rijksgrooten  van  Siak  ten  val  bragt.  Seijid  Ali  aanvaardde  de  regering  
 onder  den  titel  van  Sultan  Abdoe’l-Djalil  Seifoe’d -d in ,  ter-  
 '  wijl  den  ongelukkigen  Sultan  Ahmed-Sjah  en  zijnen  zonen  Radja  
 Mahmoed  en  Radja  Moesa  niets  overbleef,  dan  de  vlugt  en  een  
 zwervend  krijgsmans-  en  rooversleven,  gelijk  voor  hen  hun  vader  
 en  grootvader  Radja  Ismael  twee-en-twintig  jaren  geleid  h a d ,  
 toen  hij  als  balling  buiten  Siak  had  moeten  omzwerven  ,  dat  hij 
 *)  G.  Muller,  bl.  232',  244,  246,  351,  362.  Den met  bleed  bespatten  
 noea  van  den  vermoorden  kapitein  der  Hermina  vond  de  heer  Muller  te  
 Simpang  onder  de  in  het  Chinesche kamp te koop gestelde artikelen,  bl.  279. 
 *)  G.  Muller,  bl.  220. 
 zieh  eindelijk  door  wapengeweld  weder  onderworpen  had.  Het  ver-  1822.  
 dreven  vorsten-geslacht  vestigde  zieh  met  zijne  volgelingen  op  het  
 eiland  L in g g a ,  maar  leende  gaarn  den  arm  aan  elke  onderneming,  
 waarbij  eer  en  buit  te  verwerven  was.  Inzonderheid  onderscheidde  
 zieh  Radja  A k il,  de  zoon  van  Radja  Moesa,  die  het  gansche  wes-  
 telijk  deel  van  den  Archipel  met  zijnen  naam  vervulde  en  zieh  
 bekend  maakte  bij  alle  vorsten,  die  hij  beurtelings  in  hunne  krijgs-  
 ondernemingen  bijstond.  Onder  anderen  streed  hij  op  Borneo  tegen  
 Sangouw,  Roeboe,  Simpang  en  Matan;  terwijl  hij  bij  dat  alles  
 nimmer  de  hoop  schijnt  te  hebben  laten  varen  om  den  troon  van  
 Siak  voor  zieh  en  zijn  geslacht  te  heroveren  J). 
 In  het  jaar  1 8 1 5   bevond  zieh  Radja  Akil  te  Muntok,  de  hooid-  
 plaats  van  Banka,  waar  de  Britsche  resident  besloot  partij  te  trek-  
 ken  van  de  naauwkeurige  kennis  van  het  eiland  Blitong  en  zijne  
 bevolking,  welke  zieh  dit  opperhoofd  op  zijne  veelvuldige  togten  
 verworven  had.  De  Depati  van  dit  eiland  stond  in  verband  met  
 zekeren  Raden  K lin g ,  die  te  Toboali  op  Banka  zijn  verblijf  hield  
 en  zieh  aan  heimelijken  uitvoer  van  tin  en  den  moord  van  een  
 Britschen  ambtenaar  had  schuldig  gemaakt.  De  resident  van  Banka  
 stelde  Radja  Akil  tot  hoofd  van  Blitong  aan,  en  trachtte  door  zijne  
 tusschenkomst  ook  den  Depati  door  beloften  en  bedreigingen  van  
 Raden  Kling  af  te  trekken.  Toen  dit  niet  gelukte  en  Radja  Akil  
 door  de  beide  verbonden  hoofden  met  een  vijandelijken  aanval werd  
 bedreigd,  overviel  hij  den  Depati  onverwachts  te  Tji-roetjoep  en  
 bragt  hem  eene  nederlaag  to e ,  waarbij  dit  hoofd  zelf  het  leven  
 liet.  Van  nu  af  zette  Radja  Akil,  met  behulp  van  u it  Muntok  be-  
 komen  versterkingen,  den  oorlog  tegen  Raden  Kling  en  de  met  hem  
 heulende  hoofden  voort  2). 
 Inmiddels  hadden  in  December  18 1 6   Palembang  en  Banka  hunne  
 Engelsche  bezetting  weder  met  eene  Nederlandsche  verwisseld;  doch  
 ook  de  Nederlandsche  gezaghebbers  begrepen  hoeveel  voordeel  zij  
 van  de  ervaring  en  den  moed  van  Radja  Akil  zouden  kunnen  trekf) 
   Anderson,  Mission to  tbe East-coast of Sumatra,  p. 341—348,  Court,  
 Relations  of  tbe  British  Government  with  Palembang,  p.  204,  v.  Hoe veil  
 in  T.  v.  N.  I.,  1854,  I ,  bl.  142,  de  Jonge,  Geschied.  v.  h.  Ned.  zeewe-  
 zen,  D.  IV ,  St.  I ,   bl.  202,  Ritter,  Java,  tooneelen  uit  het  leven  enz.,  
 bl.  62,  G.  Muller,  bl.  372—374  (verg.  ook  D.  I ,  bl.  248,  en  noot  2  op  
 bl.  266).  Het  in  den  tekst  gezegde  is  het  resultaat' der  zorgvuldige  ver-  
 gelijking  van  al  de  aangehaalde  plaatsen,  met  welker  tegenstrijdigheden  ik  
 my  niet  verder  zal  ophouden. 
 s)  Court,  t.  a.  p.,  p.  204—207.