
«&emart
que.
* Foye r..
fParalleles.
^Remarques.
öfpiaphragme.
ƒ Foyer:
commun.
BcTje dg
necvtns-
Jtaande —•
g*u u*■r , *
Dértigfte L i D.
Fyfde a Aanmérkinge.
Ten vyfden; Uit wat reede men alle de gebreeken van het glas IK
20 klaar komt te zien, ja zélfs het alderminile zierte van ftóf dat’er op
is , wanneer men het glas G H wat vérre van het b Brandpunt E F
komt af te fchuiven , zodaanig, dat de ftraalen, die, by voorbeeld,
uit het punt F koomen, zich weeder te zaamen koomen te vergaade-
ren teegen het glas IK aan, in de plaats van c eevenwydig aan malkan-
dere voort te gaan, wanneer ze uithet glas G H koomen, én, wanneer
men ter zélver tyd mét eene de twee glaazen, IK en N O , zo dicht
aan malkandere komt te fchuiven, dat de ftraalen, die, by voorbeeld , t
uit het punt L koomen, eevenwydig aan malkandere voort kunnen gaan,,
wanneer ze uit het glas N O koomen, enz.
Een-en-dértigfte L i d .
Ferfcheide andere d Aanmerkingen , aangaande de Férre-kykers van vier.
glaazjn.
Uit alle het geene, dat wy nuhierzo aanftonds hébben ter needer-
geftélt, vólgd dan, voor kerft; Dat het beeter is drie Oog-glaaZen te.
gebruiken, die van één en het zélve Brandpunt zyn, alsdieonderfcha-
dene Brandpunten hébben. Ten tweeden ; Dat het beeter is heek goede
Oog-glaazen en een middelmaatig Voorwérp-glas te gebruiken, als;
een heel goet voorwérp-glas mét middelmaatige oog-glaazen, dat ons
debloote érvaarentheid zélfs al heeft geleert: want drie Oog-glaazen,,
die heeLgoet zyn, mét één middelmaatig Voorwérp-glas, maakeneen,
goede Vérre-kyker uit, in de plaats dat drie middelmaatige Oog-glaa-
fen en één goet Voorwérp-glas, niet anders als een Héchte Vérre-ky-,
ker uit en keveren. Ten dórden-, Dat het veel beeteris, dathet Oogglas
dat moogelyk minder van deugd zoude konnen weezen als de twee
andere Oog-glaazen , na de zyde van het oog toe koome, alsna het voorwérp
glas , of liever , dat men het in het midden van de drie oog-glaazen,
' plaatze. Ten vierden-,. Dat men een s Middelfchót van een? heel kleene.
openinge, gelykals a b , kan plaatzen in het ƒ gemeene Brandpunt der
twee glaazen G H en I K * , Ten vyfden-, By-aldknJiet tweede Oogglas
IK van een kleender Brandpunt is als de twee andere Oog-glaazen,
G H en N Ö , zyn, wélke ik onderftélle alk beide van één en het zélve.
- Brandpunt te weezen; dat in zulk een geval de Vérre-kyker de Voor-
wérpen minder zal doennaaderen enyergrooten, als, zo wanneer dit.
Oog-glas I K van één en het zélve Brandpunt was als de twee andere,
laazen zyn ? en o pk het teegendeel. Tin Zeéjdw j By - aldien het.
'-r -J ‘ VvIflC i
eerfte oog-glas van een kleen-
der brandpunt is als de twee
andere, lK e n N O ; wélke
ik onderftélle alle beide van
één en het zélve Brandpunt te
weezen, dat in zulk een geval
de Vérre-kyker de Voor-
wérpen meerder zal doen naaderen
en vergrooten, als, zo
wanneer dit Oog - glas G H
van één en het zélve Brandpunt
was, als de twee andere
oog-glaazen zyn, en ook het
teegendeel. Ten zjevenden }
Dat eeven het zélve zal gebeuren
, wanneer het dérde
oog-glas N O van een kleender
brandpnnt is, als de twee
andere oog-glaazen, GHen
1 K , zyn , wélke ik onderftélle
alle beide van één en het
zélve brandpunt te weezen,
enz.
Twee-en-dértigfte L id .
Befehryvinge van eenFerre-kyker
van drie glaazjn, als meede,
enderjeheideue a Aanmérhin- «kemar-
gen die men over dezjlve kan tlues‘
maaken.
Laat ons nu teegenwoordig
eens een Vérre-kyker van drie
glaazen gaan onderzoeken,
en laat A B (inde vólgende F iguur)
een zeeker vérre-afge-
leege b voorwérp weezen ; * Objeft.
laat C D een voorwérp - glas
zyn; laat E F de plaats wee-
zén alwaar zich het beeld van ditvoorwé'T komt te vertoonen; laat
G H het eerfte oog-glas zyn; laat *K het tweede oog-glas weezen; en , Pruuelfc
C l | l | P p S i X t ' ' S e t t e S l S ' ’ï é t W r r e ï n t e