
üPiametre.
^Boules.
c lemen
c.
d ßroi&ur.
/Im perceptie
s *
/'Paffer.
méér als drie lynen a middellyns hébben. W a n t , ééven gely k-als men
mét ayhe twee banden niet mêer als een zeekei getal van b kleene
klootjes en kan bevatten, zo kan ook de luch t, die de waater-druppekn
rond maakt, terwyl hy de klootjes, die een ieder drupje formeeren,
overval op c eene eeven-gelyke wyze te-zaamen-drukt, niet meei als
een.zëeker bepaalt getal derzélve te-zaamen-drukkenen onderlteunen,
om daar een waater-diupje van een zeekere d bepaalde dikte van te
maaken-
Tiende L i d .
Waarom de reegen druppel en des Soomers Si t'gemeen grooter en dikker
vallen, als des Winters,
• Ta dat méér is, men wérd ook mét ééne gewaar, dat-deeze reegen*
druppelen des Soomers in ’t gemeen veel grooter en dikker vall.en, als des
JV inters: dit nu gebeurt alléén daar door, doordien de wai mte 9 by óoo-
mer-rtyden tót aan de wolken zelve toe op-ryzende.* de ineeuw-vlpk-
ken aldaar zélfs al komt-te-fmélten, daar deeze reegen-druppelen
haaren oorfprong aan verfchuldigt z yn i en , dat op deeze w y ze die
kleene e onbevattelyke drupjes, die daar in t ’eerfte jait geformeeit
wérden - d e .ty d .w é l hébben, om z ich , al needei vallende, by-el-
kanderen-te-kunnen-voegen, en zich alzo vervólgends grooter en
dikker te maaken: Dewyle nu de warmte, by Wmter-tyden, op
vérrena zo hoog niet op-en-ryft, als ze des Soomers wel doet, zo
moeten o o k , by-gevplge, de fneeuw-vlókken, p t 'z e lfs al dicht aan
den Aardkloot toe needer-daalen, é é r dat ze eens kunnen fmeltenj
de kleene onbevattelykc drupjes dan, die daar uit voort-koomen, en heb-
benonmpogelykdetydniet, om zich des W inters, al needervallende,
zo zeer by-malkanderen-le-kunnen-voegen, als ze des Soomers we. kun-
oeij doen, ca zich alzo vervólgends grooter en dikker te maaken.
Elfde L i ; P .
»jg| de Natuur e-en. eigpnfchaj? der haagel en rym.
Zo-wanneer het, nu gebeurt, dat deeze zélve drupjes,-voor-cn-
al-êêr ze op de Aarde koomen needer-vallen, door een foort van lucht
f heene-trékken, die kout genoeg is om hén te doen bevriezen, zo koo-
men ze op de Aarde needer-te-vallen, onder de gedaante van heele
kleene ftukjesys, het geene men gewoon is te noemen. W an neer
nu deeze drupjes maar alléén koomen-te bevriezen, na dat zede
Aarde nu reeds al bereikt hébben, en , na dat ze de lichaamen nu
reeds al nat gemaakt hébben, die hén, door haare koude, doen bevriezen,
zo is men d ie , iu zulk een g e v al, rym gewoon
Twaalfde L i d .
Waarom de Lucht, die dicht by den Aardkloot is , in'tgemeen méér warmte
beeft., ah dié Lucht, wélke in het a gtwef der wolken ts.
a Region
des uues.
Men zal my hier ter plaatfe miflehien af-vraagen, waarom de L u ch t,
die dicht by den Aardkloot is , in ’tgemeene meer warmte heeft, als
die L u c h t ,w é lk e in het g ewéft der wolken is ? Waarom het zomtvds
gebeurt, dat zo wél de ééne als de andere lucht zo uittermaate kout
is , daarder ondertuffehen b een béddingeóf ftreek van lucht tuffehen 4 Lus.
beiden loop t, die warm ó f heet genoeg ts? Als mf de/ h° e “ £ tSur6ée!.
dóch zvn kan, dat’e r , van e de oppervlakte des Aardkloots a f , tot d Regio!I.
aan rfbet gewéftder wolken to e , ondei fcheidene beddingen o f lucht- d nucs.
ftreekenzvn, die, .b y beurten, dan heet, en dan kout zyn? W a a r fA k«nati-
/d e uitwaaffemingen niets anders en z yn , als eene on-em«dige meemgte [Qns_
van onderfcheidene kleene lichaampjes, die uit Aalde ° P 'rD ? »’ •
gelyk als wy nu zo ééven hébben aangéweezen, (bex.,e de twee eerjfe
Lelden deejes Moofd-deeh) zo en kan het onmoogely kmet andeis wee-
zen ófder zyn onder deeze on-eindige meemgte van kleene lichaampjes,
fee,’ v e e le ,ydievzwaavelacht-ig, Z i l t i g ó f falpeeteracbtig, envaneen^ulphu-
vérdere andere aart ófeigenfehap z yn , wélke alle te-zaamen-gemen ^ .^ ^
zvn d e , eene t ’znamenftéliinge (eompofttton) uit; kunnen-maaken, die
éenige i over-eeri-komfte mét dat t ’zaamen-mengfel heeft, daar wy jRaport.
f | hft tiende Hoofd-deeldeeier Krhandelwge breeder over hebben geree- ^ amuc.
deneert • en dieo o k , by-gevolge, 'door*eene genoegzaame meemgte
waaters ’, en die een goede / eevepreedentheid met d it« t'zaamem meng- h
lel heeft, wél door-weekt zynde, een zeekere n opgiftinge /.,» Compo-
lucht kunnen ontlkeken en' veroorzaaken, die van eemge warmte al fition.
, . q • n Eermcö-
DewyTe nu'o de uitwaalTemingen heelfélden tot aanphet gewéft der tauon.^
wolkentoe op-ftygen, als. alléén zomtyds des Soomers, wanneer de ^
Zon eene heel ftérke beweeginge aan hen konrt meede-te-deden ei* pRe„ion
in-te-drukken; zo gebeurt bet ook maar fclden ,'dat er eemge q opgiltin des nucs.
gen aan deeze oorden ófplaatfen koomeivvoor-te-vallen, en dierhalven^Fcrmm-
fs de lucht daar ter plaatfe ook a ltyd, u it zyn eigen aart, kout. En ,
doordien men deeze r u itw a sem in g en altyd m-een groot,sn ovei vloed ^
en meenigte dicht by den Aardkloot heeft y alsmeede, dewyle der in. t ^ ~
gemeen/dampen genoeg by en ontrent z yn , omd eeze uuwaanemingcn , Deiaycr.
w é l te hunnent door-weeken -, zo moeten ook dierhalven de «opgiltin- «Fcrmcn-
Ben daar ter plaatfe héél meériigvüldig weezen ï en , by-gevolge moet unons.
lo k de hitte ó f warmte aldaar heel veel grooter zyn, M i t s u i « “
w het gewéft der wolken isy daar a; de weevo.n-kaathnge der ltraa^ ° i-Rcflcxion.