
5 * P R O E V E der
keetelfchoonom, enmendoet’erdaarna, métdeftófté, op het nieuw
H hélder vars waater in> ^ t c e n ieder pont
S S f f i S g g 1 ’ J ons gcPul verifeerde wynfteen. kier
py doet men daar na, zo dra als het waater ter deege begint te kooken.
beneev«mn ^ ^ c°nchenilj e’ di^wel terdeefe gcfulverifeert is-,
neer nS- n’, “ ö Il^fc-waafetf ontbonden is: wanneer
nu dit alles era half uur lang wel met malkandere gekookt heeft,
*OMcrvcr de keeteI’ “ men *P°elt ze ter deege in heet
• waater weeder uit. Hier ontrent moet men <s aanmérken, dat deeze
t S e n ’ T f t I?i0T fche allmn’ e,enigfins na het Oranje zoude
S ! ! L Sr t e,i dathet eenenv,ier of reegen-waater hier toeniet
Ï S e a ^ 'H 0nhrawaamer ah tei decge ndder en klaar is. hec andere,.. wanneer hét maar
Vier-en-veertigfté L 1 u.J
Dat de conchenilje, daar men zich vaornaamentl/k. ih hetfcharlaaken verwen
. t Cocon. van bedient, het-b popje fchjint teweezen van een c bloedeloos diertje wan-
‘ Infcflc. neer men het heel naauwkeurig mét een d vergraot-ghu komt te bezien na
Wioupe. dat men het alvoorens eemge daagen lang in het ‘waater-wél heeft laaien
door-vaeeken. .
D a conchenilje is de grond en voornaamfte Drogue die deeze fchoone
roodé couleur komt te veroorzaaken, ,door hetroode fap dat ze by zich
heeft. Ze is het popjevan een-klein bloedeloos diertje.van Amerika
dat in de Zon óf in een ooven wél ter deegegedroogt is: zulks- nu kan
men heel klaar koomen te befpeuren, wanneer men het twee óf drie
daagen lang na malkanderen in eenig waater wél ter deege laat door*
weeleen, „als wanneer het, zy ne natuurlyke gedaante weeder kry^ende"
*Föïtr. ZLchdoor eenvergroot-glas van 5 óf 6 lynen e. brandpuntsten naafteiibv
komt te vertoonen, als deeze neevensftaande Figuur aan § aanwyft, als opzyn rugge léggende. Ik hébbe’er fom-
tyds wel eemge van geoopent, enhébbe bevonden, dat
I het meefte gedeelte derzélve t’eenemaal vervult was mét
] een overgroote meenigte van heele kleene eijertjes die
my een uitfteekend fchoon rood fap uitleeverden, wanneer
ik ze kwam teopenen. .
Vyf-en-veettigfte L x d:'
Waarom men alluin in het verwen gebruikt,. ■
De alluin dient, gejyk als we nu reeds al gezégd hébben, omdécou-
leuren veel Ichoonder enleevendiger te maalten, als meede, om ze in die
/ln»re- Haat te behouden; en, by-aldienhet vernis, dat uit het roode fap der
'diens, conchenilje, „van den alluin, ende andere ƒ inméngfelen, voortkomt,
z ó >
D E U R Z I C H T - K U I ^ D E . S3
20 hart en duurzaam was, alsdegecouleurdeglaazenzyn, djemenveel-
tvdsin de Kérken ziet, zo zoude het zyn volle couleur kunnen behou-
den, zélfs veele eeuwen lang, zonder heel veel te veranderen, 01 heel
„.vut-hü'.irlvk witter te wérden»
Ses-en-veertigftc L 1 d .
Vit wat reede men zich in het fcharlaaken verwen vau een tinne keet el bedient.
Menis, in het fcharlaaken vér wén, altyt gewoon een tinne keetcl te
gebruiken, en geenfins een koopere, doordien het ftérk-waater, dat’cr
nr komt, een blaauwê couleur uit het kooper zoude trékken.
Seeven-en-veertigfte L 1 b.
Dat de a zin-twifltngen van twee Wfsgéérenmy hébben doen onderneemen, om * Difputft.
hier ter plaatze te fchryven, aangaande de-b Wan/baalinge die indelucht b Refra-
ffofchiet.
1 1 zoude nu hier tér plaatze dit Hoofd-deel, aangaande de Wanftraa-
linae, hebben kunnen eindigen en beüuiten, zonder van die WanUraa-
lirwe te fprecken, die’crgefchiet, zo wanneer de ftraalen des lichts uit
deeene c dunne luchtiiVéèhe andere overgaan, die zo dun met en is, de- cV
wyle die t’eenemaal ruft en fteunt op dezélve beginffelen, alsde Wan- fubol. \
ftraalinge,' die gefchiet, zo wanneer de ftraalen des lichts mt de mefltop
het glas vallen: maar de nieuwe> d zin-twÜHnge vantwee e Wysgeeren ^DifputCc:
van grootenaamcnachtingc ,. ( MdAranche cn'Regis) waar van deeene ePhilofo-
vöoreeeft, dat deeze ƒ Wanftraalinge de waarachtige grond-oorzaak Ph«- ,
van de fchynbaaregrootheid der Maane, in de g gezicht-emder, zoude élion_
weezen, fchynt my te verplichten, om, inhetverbygaan, meedeiets ^ Horaoi^
diesaangaande te zeggen,en eens te onderzoeken, óf deeze boovenichree-
veWanftraalingede waare -grond-oorzaak daai- van wél kan weezen.
Acht-en-veertigfte L 1 n i '
Dat men wél kan onder (lellen, dat deflóffé, die tuffehen de deeltjes der groove lucht
is, veel dikjteris, als diefióffe, wüke tuffchênde deeltjes der h dunne lucht is. j L’aiï
' Wyweetennu alreeds , dat de Aardkloot omringt is vaneen i damp-
gewéft van lucht, dat zo veel te dunder is, als het vérder daar van isaf- fpiicre„ j
seleegen. En, dewyle wy nu reeds al onöerftélt hébben, dat, onder
de dunne ftóften, wélke eenvrye k doortócht aan de ftraalen des lichts ^ paiïage.1
geeven- , die geene, wélke tuffehen de deeltjes van de lucht is, veel groover
is, alsde-Stóffe, die tuflehen de deeltjes isdaar het het glas uit beftaat;
zo kunnen wyinsgelyks mét reede nu nóch onderftéllen, dat de l dunne 1 Matiere
Stóffe, die tuffehen dédeeltjes van een dunhelucht is , veel groover is, iubüle, 1
'als dc Stófte, die tuffehen de deeltjes is van een lucht die zo dun niet en is.
P i ' NeeV