
m BEGINSELEN
t té k t , en, b y -g e v o lg e , zal ze ook onvermydelyk het yfer AF teegen
®e ftcen AOfiJLaan-moetcn-dryven.
«Equator.
y Pole.
e Bords.
/Prism««.
teven het zelve zal der ook nóch al moeten gebeuren, zo-wanneer
D
men een ftuk yfer, gelyk-als C D isr
op een zeekere afftand van de a Eeve-
naars-kring der Zeil-fteen A O B E
plaatft. Want de Zeil-fteenige ftóf-
f e , die uit deeze fteen uit-gaat, door
het As-punt B , om daar langs b het
As-pnnt Aweederin-te-trékken,moet
noodzaazaakelyk haar wég neemen,
dwars door dit ftuk yfer heene;; dit nu
enkanzeon-moogelykniet doen, zonder
mét ééne teegen c de uitterfte kantjes
der pypjes (canaaltjes) van de d kant-
zuiltjesaan teftooten, langs wélke ze
daar in-trékt \ als meede, teegen de
uitterfte. kantjes der pypjes van die.,
kantrzuiltjes aan door'wélke ze
daar
, ,«• nir-trekt • en, by-gevólge , zonder mét ééne dit yfer teegen de
Eevenaars-kring( van de Zeilfteen A O B E , aan - te - dryven.
Drie-en-twintigftc L i J*
Vit wat reeds de Zeil-fteen veel mier yfer na zich'trékt, door de Js-punten
(Poli) desdlfs , alt by , wél komt-te-doen , , door zj/n Eevenaari-k/rng.
(./Equator.)
Mén moet échter dit onderfcheid hier omtrent wél m-acht-nee-
mm Cfdat°het yfer heel veel ftérker teegen één van de twee poolen
men, aat n y A O B E vaft-gehecht moet blyven, als
het^zïEks wél teegen a de Eevenaars-kring deszélfs zal-koomen-te- . Equator.-
dwars door het yfer C D heene gaat, en die het daardoor na de Zeil
A O B E toe-komt-te-pérflen-
Viér-en-twintigfte L i nv
Waarom de Zeilfieen aan het yfer naadert.
Door ééven dezélve reede , die het yfer aan de Zeil-fteen doet naaderen
zo-wanneer Ih et yfer alléén is, dat in een volkoome vryheid is,
moet de Z eil-fteen insgelyks ook na het yfer toe-koomen, zo-wanneer
r td eZ e .m e en is ,d if alléén in vryheid is, en dat hy mét Céneopeen
zeekere « afftand van heryferafisgeplaatft: en , by-gevolge,zomoet <Di(W.
een ieder deezer twee lichaamen ontrent ter halver weege koomen,
wanneer ze alle beide in eeneéven-gelyke ftaat zyn geftelt, om zich
na melkandere toe te kunnen beweegen.
Vyf-en-twintigfte L i p.
Waarom de ééne Zetl-Jleen de andere komt-tc-naaderen.
Het is eindelyk nóch al door ééven dezélve reede , dat de eene
Zeil-fteen de andere komt-te-naaderen , zo dra als de eene in ƒ
kring der wérkelykheid van de andere komt-te-geraaken, fchoon dat
ze malkanderen op vérre na zo wél nóch ooit zo fterk met en kunnen
naaderen , als een ftuk yfer wél na de Zeil-fteen toe-komt; dooi dien ;Mlticre
r de Zeil-fteenige ftóffe zo kort een wég niet en behoeft te neemen, magneti-
“ o y 3 ter-que.