
twee uwer doorwrochte Werkjes , zynde het ééne een Troè-
■ ve der Deurzicht-kunde, waar inne IJ: E: onder anderen, zo
eedelmoediglyk aan de Liefhébbers der Gezicht-kmde meede-
d ee lt, uwe voortréffelyke Methode om de Glaazen der Vér-
re-kykers wél te flypen, en het geene men vérder dies- aangaande
in-acht te neemen heeft } en het andere bevattende
eenige Beginselen der Natuur-kunde. Men kan in deeze beide
Werkjes U: E: doordringend oordeel , en diepe , dóch
klaare befpiegelingen , heel hélder zien uitblinken j die ,
zich aan geene Authonteit ó f gezag kreunende, énkel en alléén
de waarheid beoogt, en het onpartydig onderzoek des-
zélfs. Het verlangen, dat eenige Liefhébbers der Wysbe-
geerte enz. hier te Lande, die in de Latynffche ó f Franffche
taaien on-kundig zyn, gehad hébben , om deeze uwe wérk-
jes in onze Neederduitfche moeder-taaie te zien , en daar
door hun nut gebruik daar van te kunnen hébben, heeft my,
op hun verzoek , en U: E: toeftémminge , dan doen beflui-
ten, om deezen arbeid mét luft gewillig op my te neemen.,
en daar aan zomtyds eenige uuren mét vermaak te beftee-
den. Zynde nu ten einde geraakt van Uwe eerfte Verhan-
delinge, zo hébben dezélve goede Vrienden my vérder ge-
pérft, om hun verlangen te voldoen, mét het uitgeeyen van
dit eerfte Wérkje, terwyle ik vaft beezig was aan het verraaien
van het tweede Wérkje ó f D e e l, dat de Beginselen der
Natuur-kunde bevat ; zo hébbe ik aan hen dit verzoek niet
kunnen , /óf willen weigeren , maar het zélve , voor-af, ter
druk-pérfle over-gegeeven. Dewyle ik dan dit Wérk , dat
waarlyk U : E : eigen is , aan niemand naader en kan op-
draagep , als aan Ü: E: zélfs , die het mét alle récht toekomt,
alzo ik het maar alléén een Néederduits kleed hébbe
aangetrokken ■, zo is het, myo Heer, dat ik mids deezen de
vryheid neeme van aan U: E , op te ófferen uw’ eige wérk,
dat ik , als gezégd , ten dienfte van myne Landsgenooten,
alléén in een Ncederduits kleed hébbe geftooken. 'Hoe wél
ó f
ó f kwaalyk nu zulks door my is uitgevoert , zal’ ik volkoo-
men eerft aan ’t oordeel van U: E: en daar na , aan die
geene overlaaten , wélke deeze myne Vertaahnge teegen het
oorfpronkelyke mét onpartydige opmérkinge zullen geheven
na te zien. Hier bén ik altyd wél af verzeekert, dat ik getracht
hébbe verftaanelyk te weezen , zuiver Neederduits te
fchryven , en U: E: gedachten in die taaie wel uit te drukken
, zonder échter my al te flaafs te willen binden aan
zommige woorden , die, door het overlang gebruik, alreede
genoegzaam goede Neederduitfe woorden zyn geworden.
Hoe nu dit zélve wérk den réchten Liefhébberen der Wys-
begeerte en Wiskunft , enz. zal behaagen, laate ik volkoo-
men aan de tyd o v er, als wél verzeekert zynde , mynes
bedunkens , dat het aan de réchte kénners deezer Weeten-
fchappen niet anders als wél en kan voor-koomen , die de
eere hébben van den fchranderen Schryver deezes Werks ee- ^
nigfins te kénnen , en daar by de moeite willen neemen van,
het Wérk zélfs wél in te zien, doordien als dan, gelyk het
fpreekwoord wél zégd Kgoede waar zich zelfs genoegzaam kan
en zal aan-pryzen. Hier toe nu , myn Heer , behoeft men
niemand heel angftig te noodigen , dien het lu lt, dit Uw
doorwrochte W érk wél in te zien, zal zich , door het voordeel
dat hy’er uit kan trékken , des moogelyk kunnen bedanken,
en voor onkundige ó f onachtzaame Leczers is weinig
raad te geeven, en, hoe minder men zich des bekreunt,
hoe beeter men doet. x ■ .
Ik hébbe, als U: E: bekénd is , alleen een zaak uit myn eige
daar by gedaan, die daar in beftaat, dat ik , zo wel' tot op-
hélderinge myner Vertaahnge, als tót meerder verlichtinge
van den Neederduitfchen Leezer , hier en daar eenige aan-
mérkingen tuffehen het W érk zélfs hébbe ingelaft, die ik ook,
op dat ze van U: E: eigene Héllingen te beeter zouden kun,
nen oiiderfcheiden wérden , mét een byzondere Letter hébbe
doen drukken.
* ^ Neenxt