
Laaten D en B twee lichaamen weezen, die reegel-récht teegen
malkanderen aan-ftooten, en van welke het lichaam D eene meerdere
beweeginge heeft als het lichaam B j zo zégge ik , dat deeze zélve
twee lichaatnen,
na hunne onderlinge
<»te-zaamen-ftootin-
®^J ge, debeweeginge,
b P pgfc. die het lichaam D
meerder ó f boovén
ia Propo - ^et ^c^aam ® hadde voor de t’zaamen-ftootinge, noodzaakelyk on-
tion de leur ^er malkanderen zullen moeten deelen , b vólgens de eevenreedig-
grandeur. heid van hunne wederzydiche grootheid; als meede , datze zich daar
»deCom- na vewólgends vérder c te'zaamen zullen moeten beweegon , mét cit
pagmè. d overfchót hunner Onderlinge beweeainse.
d Surplus. ° . o ö
e Demonftration.
* B E T Q O G I N G E.
xnent.ae Twee lichaamen, die ƒ reegel-récht teegen malkanderen aan-ftoo-
g Egaux. ten mét g even-gelyke beweegihgen , moeten onvermydelyk t’éénc-
ilnftant. maal te zaamenin ruft blyven, van het eerfte h oogwink hunner on-
iChoc. derlinge t te-zaamen ftootinge af aan. (alsblyktuithetgevólgvanhetélfde
Voorftél) Maar, dewyle het lichaam D , vólgens onz.ek Onder(léllmge,
JConfidc- méér beweeginge heeft als het lichaam B , en dat men, by-gevólge,
ter. het lichaam B I aan-moet-mérken, niet alléén als óf het t’eenemaal
tn Dircdte- in ruft was , maar, als óf het nóch, booven dien ,m reegel-récht door
het lichaam D wierd aangeftooten, mét het zélve n overfchót der be-
•Evidcnc! weeginge; zo is het o baarblykelyk, dat het lichaam D , van het eer-
plnftanc. f oogwink zyner q aan-ftootinge af aan, de beweeginge die het
q Choc. hadde booven het lichaam B, voor de onderlinge te-zaamen-ftootin-
rPropofi- g e , mét het lichaam B zal moeten deelen, vólgens de r eevenree-
fGrandeur. dig heid van hunne weederzydfche f grootheid } als meede , dat deelt
deCom- ze zélve twee lichaamen zich daar na vérder t te zaamen zullen moe-
pagnic. ten beweegen , mét dit overfchót hunner onderlinge beweeginge}
(vólgens het vierde Voordel) dat betoogt mee ft wérden.
»Exemplc. - ^ V o o r b e e l d .
Laaten D en B twee lichaamen weezen, die reegel-récht teegen
malkanderen aan-ftooten, en van wélke het lichaam D driemaal méér
grootheid, en tweemaal méér gezwintheid heeft; dat is , dat het
wDcfini- z&maal méét beweeginge heeft, als het lichaam B ; (vólgens de eerfte
non' w Eepaalinge) zo zégge ik, datdeeze zélve twee lichaamen, D en
»Eortioui. B , de vyf maaten óf r gedeeltens der beweeginge, die het lichaam
Dhada
Choc.
D hadde booven het lichaam B , te zaamen zullen moeten deelen,
vólgens a de eevenreedigheid van hunne wederzydiche b grootheid, «Propor-
en, dat ze zich daar na vérder c te zaamen zullen moeten beweegen, -
met dit d overfchót hunner onderlinge beweeginge. edeCom-
Het lichaam Ddriemaal zo groot zyndeals het lichaam B is, moet pagn;c.
aan het zélve ook het ééne vierdc-deel van zijn eige beweeginge meede- foplus,
deelen, en de overige drie-vier de-deelenzelfs behouden, enhetlichaam
B moet aan het lichaam D weeder in verwiflelinge de drie-vierde-dee-
len van zyne beweeginge overlaaten, en zélfs het overige ééne vierdedeel
behouden. (gelykjtls blykt uit het eerfte e gevólg van het vierde f Voorftcl) , c 0nfe-
Maar, dewyle de dric-vierde-dcelen der beweeginge, wélke het li-qucncc.
chaam B aan het lichaam D overlaat, niet méér en doen als t e
achtfte. ded der beweeginge van het lichaam D , door dien dit zelve
chaam D tweemaal zo veel g gezwintheid heeft als het lichaam B;
(vólgen* het z.éfde foor ft é l, en-het eerfte gevólg van dat zélve foorftél) als
meede, door dien- deeze drie-vierde-deelen der beweeginge van het li-
' chaam. B h reegel-récht teegeir de drie-vierde deelen der beweeginge fcoireéte-
aan-loopen,. welke het lichaam D zélfs hadde behouden; zo en zal ment ronder
voor het lichaam D niets mêêr i overig blyven, als alléén de vyf- traires.
aehtfte-deelen der beweeginge die het hadde voor deszelfs ^_aanftootinge , (Oloc>
teegen. het lichaam B-aan, daar het zyne vérdere beweeginge meede
zal moeten l achter- / Cmm.
vólgen. Vólgens het nurt.
tvjeedc m gevólg van m Confè-
het achtlle n foorftél) q^nce.
1. B ïL Dewyle nu het é é n e ^ ™ ^
vicrde-deel der be
die het lichaam D aan het lichaam Bmcede-deelt, zoveel
weeginge, un. u-. • ,
doet als de z.és-vierde-deelen der beweeginge vanhet lichaam B , door-
dien dit lichaam D tweemaal zo veel o lhélheid heelt als het lichaam
fvóleens het zjfde foorftél, en het eerfte gevólg van dat zelve Vterfel) als
meecie, door dien deeze z.ésvierde-deelen der beweeginge p reegel-recht ^ D;re,ae.j
teegen het ééne vierde deel der beweeginge aan-loopen, wélke dit h- mentcon-
ehaam B voor zich zélfs hadde behouden; zo zal dit zélve lichaam B traires.
v óf i>’ deelen van zulke eene beweeginge moeten bekoomen, die q i outraue
reegel-récht teegen deszélfs eerfte beweeginge aan-loopt. (Volgens het
eerfle gevólg van het achtfte Veorftél) Allbo nu het lichaam D zesmaal zo
veel beweeginge heeft als het lichaam B, zo zal een ieder s deel der
beweeginge van het lichaam D net zooveel doen, als ^ deelen
der beweeginge van het lichaam B ; en bygevólge, zal het lichaam
D zyne beweeginge ook noodzakelyk moeten r achtervolgen, metr
V deelen van die beweeginge, wélkft het lichaam B nu reeds voor rchoc.
hunne /onderlinge te-zamen-ftootinge al hadde, wélke 50 deelen zyn.