
geftaadig uit de Zon uit-gaan, en in rook uit-waaffemen, al kort daar
na, door hunne eigene zwaarwichtigheid, weeder op dit geftarntc
koomen needer-vallen, niets vindende, waar ze.zich anders zouden
kunnen heene wénden: zo en blyft’er immers geen reedemêêr overig,
waarom men zich zo uittermaaten zeer zoude moeten verwonderen, daar
over,dat dit geftarnte niets altoos van zyn voorige fchynbare grootheid en
komt te verliezen, fchoon dat’er geftaadig en on-pphoudelyk zeer
«Ecoule- veele a uitvloeijingen aan allekanten van uit-gaan; ééven zo-weinig,
mcüs' als men reede heeft van daar over éénigfins verwondert te weezen, dat
ons aards vuur komt gevoedt en onderhouden te wérden, door het
geftaadig aan-ftooken en by-bréngenvan hout, turf, óféénige andere
verbraridbaare ftoffe, fchoon dat’ër infgelyks on-ophoudelyk eenige
uitvloeijingen aan alle kanten van uit-gaan; óf liever, ééven zo wéinig
als men verwondert behoeft te zyn, dat een kaars wél genoegzaam
altyd zoude kunnen brandende blyven, by-aldien men een middel
wift uit-te-vinden, om alle de verbrandbaare ftóffe, die daar geduu-
rig onder de gedaante van rook van uit-gaat, weeder by malkanderen
te verzaamelen, en op de kaars te doen needer-vallen, op die zélve
en juifte maat, als ze daar van komt uit-te-gaan.
Men-zal ook noch des te gemakkelyker over-héllen om deeze onze
ftéllingen aan-te-neemen en toe-te-ftaan, zo-wanneer men eens mét
. , behoorlykenérnft en aandacht wél komt te overweegen, datdeeerfte
cUhifeT' HüoK' 11:óffe 5 wéIke altoos in eene eeven-gelyke b meenigte in het
c groote Heel-Al is, noodzaakelyk eenige bekwaame plaats moet hébben
en vinden, daar ze wel kan blyven. By gevolge dan, zo*wanneer
de Zon al kwam te verminderen of af-te-neenien, dat is, by-al-
d Egale dién der ten naaften-by niet eene d eeven-gelyke meenigte der eerfte
quamité Hoofd-ftoffe en was, die de plaats van die ftóffe weeder aanftonds
dopremier kwam te vervullen, wélke on-ophoudelyk van de Zon uit-gaat; zo
Element. ZOude noodzaakelyk deééneofdeanderevafteStar zich weedermoeten
vergrooten, en, van des zelfs buit toe-neemen; óf liever, der zoude
ergens, op-een andere plaats desHeemels, weeder een nieuwe S tar
uit moeten gefórmeert wérden, en te-voorfchyn-koomen.
Zéftiende L i d .
Op wat voor eene wyzjde Zon, beneevensdevafte Starren, infchynbaare
grootheid zouden kunnen verminderen en af-neeoten.
Zulks nu zoude wél kunnen gefchieden, by-aldien de rook, -die geftaadig
van de Zon uit-gaat, óféénig gedeelte deszélfs, zich op zo-
daanig.eene wyze by-een-kwam-te-verzaamelen, dat ze onmoogelyk
niet weeder op de Zon kon needer-vallen, en op deeze wyze aan hém
tót
IAr een nieuw voedsel en onderhoud verftrékken; alsmeede , zo-wan-
neer^eeze zélve rook door de ééne óf de andere tuflehen-koomende
oorzaak, genoodzaakt wierd, om op eenzeekere * afftand van dtt
geftarnte aTte moeten blyven dryven. Maar, zo dra als deeze rook,
wélke op zodaanig eene wyze by-een-vergaadert is, en die men wel
seklcwen en ftéllen kan niets anders als een zeekere foortvaneen fwat-
feenduiftere zonne-vlak te weezen, waar door men zomtyds wel ziet
dat deZon cenigfins verduiftert wérd, eenige openmge of middel yin t ,
om zich weeder in dit geftarnte te kunnen m-dompelen; zo moet Hy
daar door ook noodzaakelyk zyn voorige gloed en heldei heid ten vollen
weeder aan-neemen.en hérftéilen.
Zeeventiende L i d .
Dat de onderfeheidene b beddingen ifdamp-gewéften der pófte dU^eZon
omring, gedmrig op dit geftarnte koomen t e perffen en te weegen, als meede , ^
dat z e , L r haar gewiekt en zwaarte, geftaadgeemgekleene beekjes der eerfte
Voofd-ftófte daar van doen u it-gaanwólke men ftraalen des h ek s gewoon
is te noemen.
Men heeft nu reeds al gezégd en tev-needer-geftelt, dat de Zon
van alle kanten omringt is mét onderfeheidene beddingen of damp-
gewéften van groove en dunne ftóffe. JE M tornende Ltd deez.es
& deels)' 'Doordien nu alle deeze béddingen van ftoffe noodzaakelyk
op c de oppervlakte der zonne moeten perffen en weegen, eevetl | Surface.
gèlyk-als die béddingen, wélke den Aardkloot van alle kanten omringen,
op de oppervlakte des Aardkloot* weegen en perffen; zo is
het ook daar door ten uitterftei baarblykelyk, dat * de eerfte Hoofd- ««de*,
ftóffe, daar dit geftarnte uit is gefórmeert, ongemeen fterk d a a r ^ c
door moet gedrukt en gepérft wérden. Dewyle nu deeze zelvy eerfte
Hoofd-ftóffe ten alleruitterften, ja on-eindig, dun en vloeibaai is, ge-
lyk-als men zulks wydloopiger in het eerfte Hoofd-deel deezer verhandelinge
klaar kan zien; zoishetdaar-en-boovenbaarblykelyk,datdaaron-
ophoudelyk zo groot eene meenigte vanStoffevan zal moeten uitvloei-
jen, als het éénigfmsmoogelykis; alsmeede, dat deezeftoffed aar dooi
eene on-eindige meenigte van Irieene beekjes der eerfte Hooft-ftoffe
zalmoeten fó,meeren, wélke niets anders en zyn, als het geenemen
de ftraalen des lichts gewoon is te noemen, en die ook metdealleruit
terfte f gezwinde fnélheid dwars door alle deeze g damp-gewefte i
heene dringen, wélke wy na deezen, in het vervolg deezer Zer. ande- g Atmo-
linge, de naam van è hcmelfchc ftóffe zullen geeven en toe-eigenen.
-celelU.
a A ch