
i j 6 BEGINSSELEN
«Matetia deezezélveaZeil-fteenige ftóffe, ter wy le ze, zo veel als het haar moo-
Maguctica. gelyk is, alle die ftóffe mét zich ko.mt.voort-te-fleepen, wélke haar
fCirculer.
inbaar wég ontmoet , noodzaakelyk al zo voort rondfom dèeze fteen
beginnen te b draaijen, gelyk-als ze zélfs rondfom den Aardkloot draait.
Tiende t i b
Dat deeze teen een ft and zal mieten aan-neemen, die reegel-récht findende
is mét die ftand, wélke hy in het ingewand der u4ardc heeft gehad.
t ./Equator. Zo - wanneer men- nu deeze fteen ontréht de c Eevenaars-kringdes
' * Aardkloot« in de vrye luchtr komt op - te - hangen, opzodäanig eene
wyze, dat hy onverhinderd op allerhande manieren kanïondom-draai-
jen; zo zal hy aldaar ook van zélfs t’éénemaal moeten om-buitelen,
en een ftand aan-neemen, die reegel-récht ftrydende is mét die ftand,
wélke hy in het ingewand der Aarde heeft gehad; doordien
de Zeil-fteenige ftóffe, die zich daar ter plaatfc in de lucht beweegt,
vlak teegen die beweeginge aan, wélke ze in het ingewand
der Aarde heeft, en., by gevolge , ook- mét ééne vlak teede
beweeginge aan, die deeze ftóffe binnen in de fteen heeft, zich
wél noodzaakelyk teegen die ftóffe moet aan-kanten, welke rondfom
deeze Steen draait. , _
Mademaal het nu ten hoogften reedelyk is, ■ te gelooven en te ftel-
i„n Hat de Zeil-fteenige ftóffe niet op eene t’eenemaal gelyke wyze,
c n ’neeneeevcngroofe , meenigte/uitalle de deelen óf plaatfen- van »QS»«*.
de fteen a b uit en gaat, daar ze wél door uit-moet-gaan ; zo moet
deeze fteen ook noodzaakelyk aan die kant éérft beginnen te draaijen, jM.uierc
daar b de Zeil-fteenige ftóffe wél" in-de minfte overvloed en meenigte , Migueti-
en, mét het minfte | gewéld, uitte voorfchyn komt; en, by-gevok que.
ge, zal hy ook. d récht averechts om moeten draaijen; dans, dat, by
voorbeeld, het punt van deeze fteen, het geene na het Noorden toe- JBout
gekeerd was, toen hy nóch inde ingewanden der Aarde was, van het poutbout.
Noorden afmoet draaijen, na het Zuiden toe, door het Ooften hee-
ne, zo-wanneer de Zeil-fteenige ftóffe uit deeze fteen met eene mindere
maate van gewéld te-voorichyn komt, van de zyde die na het
Ooften is toe-gekeert, als die ftóffe wél doet, welke van de Weft-zy de
deszélfs van-daan-komt, opdat - de Zeil-fteenige Stofte ,, die door de
lucht heene gaat, terwylezcuit.de Aardklootuit-tickt, zich oy cue
ftóffe zoude kunnen voegen, wélke door de fteen ah heene dringt,
Elfde- L i d.
Op wat wyze het réchte teegendeelvan dit alles kan koomen te gebeuren en
•voor-te-vallen.
Ondertuffchen, zö-wanneer deeze zélve fteen (wélke men in het
vervólg deezer verhandelinge bevinden zal niets anders te weezen, als,
het geene men gewoon is-een Zeil-fteen te noemen) alléén uit debuit-
tenlte korft óf fchorffe der Aarde was getrokken; zo zoude hy, in
zulk een tmval, zyn voorige ftand t’éénemaal onveranderlyk moeten
behouden? die hy in deeze fchorffe nu reeds al hadde, wanneer hy
daar-na al op zodaanig eene wyze in de vrye lucht wierd opgehangen,
als in het voorgaande tiende Liddeezes Hoofd-dcelswjdloopigerisaan-gewee-
zjens doordien e de Zeil-fteenige ftóffe, die rondfom den Aardkloot ,Matcri,
draait op één en dezélve wyze door deeze buittenfte korft der Aarde Magnetka,
heene - gaat, als ze door de lucht komt door - te - gaan, en, by-gevólge,
dat ze ook mét ééne op één en dezélve wyze door dc lucht trekt, als -
ze door. deeze fteen heene - gaat.
V 3 Twa alfde