
B L A D - W Y Z E R.
Wel zoude kunnen gebeuren , dat
deeze zélve Kloot zyn rook éérft
s morgens, en daar na *s avonds
kwam te vertoonen , voor-en-at-
eer dat hy zélfs te voorfcbyn kwam.
Neegen-en-veerUgfle Lid. Dat deeze
zelve rook ook wél te voorfcbyn
zoude kunnen koomen mét een
duifterachtige ftreep in het midden;
aismeede, dat deeze rook zich ook
wel kan vertoonen onder de gedaan«
van een ftaart eener Zwaaluwe.
jlEc_ Pxftjgfte LiJ. ' Dat deeze Kloot de
ciiptï. «Zonne-wég moet fchynen tefny-
* * „ deD- . K
Leu-eH-vyftigfle Lid. Dat deeze zélve
Kloot een kromme lyn zal moeten
belchryven, wélke uit driederhande
onderscheidene beweegingen is te
zaamen-gezét. ,g t
‘Tviee-en-vyftigfle Lid. Dat de rook
deezer Kloot van de teegen-ftél-
linge der Zonne moet fchynen af
te wyken , en waarom. J91
* Cou. Drie-in- vyftigfie Lid. Dat de b bólle
vexe. zyde van deeze rook zich aan ons
met eene veel grooter leevendigheid
«Con- moet vertoonen , als der hólle zyde
deszélfs, en uit wat reede. 191
Vier-en -vyftigjie Lid. Dat men deeze
Kloot mét een zo veel te grooter
en leevenddger licht zal aanfchou-
wen, als hy zélfs naader aan de Zon
b» 192.
Vyf-m-vyftigjie Lid.0 p wat wyze deeze
Kloot zomtyds ook wél kan
fchynen ftjl te liaan , en ook te
ruggetegaan. i 9,
Zdt-en-vjifijpfle Lid. Dat deeze zélve
Kloot zich ook kan doen zien en
gewaar wérden , aan alle bedén-
kelyke oorden ó f plaatzen van den
■ geheelen Heemel, én zonder eenige •
de alderminlle gereegelde órde óf
. beweeginge. , 94
Zsmeu-eu-vyfugfU Lid. Dat het on-
moogelyk is, om de tyd der ver-
Ichyninge van deeze K lo o t, enz.
heel net aan te kunnen wyzeo.
At 1,94'
-ett-vyfiigjl- Lid. Dat men wél
zaggefl, en mét goede reede vaft-
ftéllen kan, dat deeze Kloot niets
anders en is , ó f zyn en kan , als
een Staart-ftar, en uit wat reede.
Neegen-en-t>xftigfle Lid. Dat het geen-
fins onmoogelyk en is , dat het
binnentte deel van een Staart-ftar zo
veel rook wél kan uitleeveren, als
‘et van noodeis om deszélfs ftaart te
formeeren.
ZéftigdeLid. De meiningen van Ari-
liotelés en Des Cartes, aangaande
de Staart-darren. , „g
Men-en-zifligjle Lid. Dat men hier ter
plaatze de moeite niet eens zal nee-
men, om de ftéllinge van Arifto-
telés te weederléggen, dewyle genoegzaam
de geheele waereld ( der
Ijcdtn van oeffenwgs) yan deeze
liëllinge heel wél geneezen is ,
maar dat men in teegëndeel deftél-
linge van Des Cartes zal trachten
te weederléggen , doordien het
meefte gedeelte der heedensdaag-
fche Wysgéêren deeze Stéllitige
aanneemt en toeftaat. ig 6
T'weet.en-zéjligllt’ Lid. Ohdervindinge,
welke ons doet zien , dat een voor-
w^rP> hetgeene r 34’-maal vérder
de Zon is afgeleegen als wy
zyn, nóch échter ) ó f 400
maal meer door de Zon verlicht
werd, als dit zélve voorwerp verlicht
zoude wérden, door alle de
Starren gezaamentlyk , op een uit-
termaaten héldere en Starre-lichte
nacht.
Drh-en-zéiigfie Lid. Dat een vatte
Star,. die nóch^wél het naafte by
ons is , ten minflen wél ontrént
lèooo maal vérder van ons moet
verwydert weezen, als de Zon van
ons is afgeleegen. , „„
Vier-eti-zéftigfU Lid. Boe men tót
deeze uitreekeninge beeft kunnen
ge-
B L A D i W Y Z E R.
geraaken , en wat men daar'ón-
trént al hééft moeten onderftéllen,
ȣ9
fyf-tn-zêftigflc Lid. Dat'ér nóch wél
Onderfcbeidene andere middelen
Zouden zyn , om tot de kénniflè
van de vérfe-afgeleegentheid der
vatte Starren te kunnen geraaken,
zonder zyn toevlucht tot het ver-
fcheel-licht ( Parallaxit) te moeten
neemen. 1° I '
ZJi-en-zéjUgfa Lid. Dat’ er onder de
vatte Starren , die men ontdékt,
wél zommige zouden kunnen weezen
, die éttelyke miliioenen maal
vérder van ons af liaan, als de Zon
doet. 101
Zeevtn-en-ziiftigjk Lid. Onderzoek der
Onderftéllinge van Des Cartes, aan- *
gaande de Scaart-ftarren. xox
vAcbt-e-n-zéftigfte Lid. Dat’er Waar-
neemingen van zommige Scaart-
ftarren by de Sc.bryvers. over die
Stóffe gevonden wérden , welke
aanwyzen , dat zommige Staart- -
ftarren heel dicht by ons, ja zélfs,
beneeden de Maan, zyn geweéft..
IO4
Pleegen en-ztifiigdt Lid. Dat1 het, tén
uitterfte moeijelyk valt , om-de
afftanden der Staart-liarren van den
Aardkloot, mét eenige vereifchte
naauwkeurighéid te kunnen afmee-
ten, zo wanneer ze heel veel hóo-
gér zyn als de Maan is , en uit wat
reede. zof
Zeeventig/h Lid. Op wat wyze men
ondervindingen en w'aarneefniiigeh
over-één-kunnen koómen, mét eene
onderftéllinge van eene eeven-|ely
ke beweeginge der Staart-ftérfe,
langs een néchte lyn beene, daar
hy door omgevoert wérd , en uit
wat reede. u o
Drie-eü■ zeeventigfle Lid. Dat men in
teegehdeel heel gemakkelyk van alle
de Verfchynfièlen deezer Staart-
ftérre reede kan geeven , wanneer
tóen onderftélt dat hy zyn réchte
oorfprong alléén uit de Zon heeft;
wél het bekwaamfte en gemakke-
lykfte daar toe kan geraaken. 105
Men-en-zecventigjle Ltd. Onderfchei-
dene Waarneemingen , aangaande
de Staart-ftar van het jaar 1680,
wélke ons te kénnen geeven , en
klaar doen zien, dat deete Staart- ■
ftar zyn oorfprong nérgens anders
van daan en kon hébben, als alléén
van de Zon.
Iwee-m-ztcventigfis Lid. Dat het t ee-
maal onmoogelyk is, dat alle deeze
111
Vhr-tn-zeeventigfte Lid. Teegenwér-
pingen en antwoord op alle deeze
Héllingen, 114
Vyf-en-zeevintigfte Lid. Een geheele
byzondere maniere om de afftand te
onderzoeken, die der is , van den
Aardkloot af, tót aan een Staart^
ftar toe, *»4
Zdt-en-zeeventig/le Lid. Dat dit middel
onderftélt , dat . men eene naauW-
keurige kénniflè hébbe , van de
' Afftand der Zonne van onzen Aardkloot
af.
Zeeven-sn-zceventiglh Lid. Dat het,
. wanneer men eene naauwkeurige
kénniflè hadde van de nétte afftand
dér Zonne van den Aardkloot a f,
heel gemakkelyk Zoude vallen ,
om daar uit ook de afftanden der
Dwaal-ftarren van den Aardkloot
heel nét te kunnen leeren kénnen,
en hoe men alsdan deeze nétte
kénniflè zoude kunnen bekoomen,
xt6
iAcbt~cn-zeevintig(le Lid. Op wat wyze
men de over-een-komfte kan
leeren kénnen, die de afftanden der'
Dwaal-ftarren onder malkanderen
hébben. 118
J^eegen-m-zttventigjle Lid. Dat men,
terwyl men zich van dit zo eeven
aangeweeze middel bedient, ook
wé! eenige opzicht dient te neemen,
opdeijuit-middel-puntigheden des
aardklootsen der dwaal-ftarren. 118
Tacba
Esf*»
centri«
citézï •