3i PRO E V E der
nSorface. ingezonken weezen, wélke onder de a Oppervlakte H l is, tót aan de
*r a j0r<ie' b Pees '* *-toe’ 20 is het C baarblykelyk» dat deeze ftraal tuflchen twee
e evident, ftoffen zal ingeflooten weezen, dieongelyk van krachten zyn, wélke
hem alle beide eeven zeer zullen voortftouwen, de eene., om hem de
/Perpcndi d Loot-lyn méér en méér te doennaaderen, en de andere, om hem hoe
eu aire. ]anger hoe meerder daar van te doen verwyderen, alle beide vólgens de
• Lacorde. e pees * f , als meede, dat deeze ftraal, by gevolge , mét meerder
1 orc' - ƒ kracht na de Loot-lyn toe zal gedreeven werden, wanneer hygeheel-
1 c a / en a^ ‘n d‘e ^ófte zal ingezonken weezen, wélke onder de g Opper vlak-
ordc- te H l is, tót aan de h pees * k toe, dan, wanneer hyindieizélye ftóffe
i Satface *Paar 's ingezonken tot aande pees l m toe. Hoe dieper,dan deeze ftraal
k Pcrpend'i- komt in te zinken in de ftóffe die onder de i Oppervlakte H I is, hoe
eulaire. méér hynade Loot-lyn toe zal gedreeven werden, tótter tyt toe dat
hy daar mét zyn geheele helft t’eenemaal zal ingezonken weezen, en,
hoe dieper hydaar na in die zélve ftóffe zal inzinken, hoe minder hy qa
de Loot-lyn toe zal wérden yoortgedreeven.
. Vyftiende L i d.
f)at de ftraalen des lichts, terwyle ze uit de èéne ftóffe in de andere over gaan,
en terwyle zje zich in deeze doortócht van haar gewoonelyke wég hoornen f f
, te leiden, kromme lynen befehryven , wélke geheel-en-al van .de Cirkel-
l)QpJ*en verfcheiden zyn.
De Straalen befehryven dan kromme lynen, wélke geheel-en-al van
de Cirkel-boogen verfcheiden, en van een gantfeh andere natuur zyn ;
maar, dewyle deeze kromme lynen van dien aart zyn, en datze geftaa-
/Propor- dig zodaanig eene l evenreedentheid onder malkanderen koomen te
*B°Anp|es houden, aangaande alle haare m Raak-hoeken , dat haare n Raak-ly-
d’incidcn- nens ter plaatze daar haare ftraalen eenige o Wanftraalinge beginnen
cc. te ondergaan, en daarze ophouden van die te lyden, altyt van één en
» Tangen-dezélve aart en natuure zyn , als óf liet Cirkel-boogen waaren, byaldien
«Refra deeze ftraalen eenige koomen te befehryven , gelyk als men heel ge-
ftioii!3 makkelyk kan gewaar werden uit het geene wy zo aanftonds gezegd
^Refra- hebben; zo en kan échter zulks de natuure derp Wanftraalinge van
ttion. die zélve ftraalen in ’t minfte nérgens in doen veranderen, ó f belétten
dat men die door Cirkel-boogen niet en zoude konnen afmeeten, en eeven
voir°nCe °P d*e z®^ve w yze f begrypen, als ófze inderdaad en waarheid Cirkfl-
boogen kwaamen te befehryven.
Seftiende
DEü RZICHT-KUKDE. 33
Seftiende L ' ï t>.
Dat men onderfcheidene gevolgen, uit deeze nieuwe a Onder/léllinge derlVan- i
flraalinge getrokken, hier ter plaatze zoude kannen optellen, maar dat men fraaiQfls-
die, omreede, tót eene beetere geleegentheid zal bewaaren.
Ik zoude nu hier ter plaatze onderfcheidene zaaken kunnen verhandelen
en ophaaien, wélke moogelyk genoegzaam aamnerkenswaaidig
en naauwkeurig zouden weezen, en die ook als zo veelerhande gevo gen
zouden zyn, getrokken uit deeze myne onderftellinge, aangaandede
WanftraJunge, indien my dit alles met veel te verre af en zoude le - .
™ a n die paaien, wélfce-ik my in deeze kleene b Verhandelmge
hebbe voorgefchreeven, en byaldien ik geen voorneemen en haddeom
t’eeniaer tyd eene geheele byzondere verhandelmge diesaangaande op
te M e n en in’dicht te geeven, waarinne ik van voorneemen ben om
ïtvoeriglyk reede te geeven van de meenigvuldige c Wanftraalmge fn-
van het Yflands Chriftal, waarin ik ook met eene wydloopig meene te
verhandelen de reede der meenigvuldigheid van decouleuren, en, onder
deeze , voomaamentlyk, die van de Reegenboog.
Seeventiende L i d.
B e t voornaamfle d gevólg dat men hier uit kan trékken, is , dat de
draalinge óf grooter ófkleender moet weezen, na dat een ftraal des lichts, ?Refta.
oeduurendede doorgang des zélfs van het eene f doorfchynend lichaam in | g |
ï e t andere , m ié r lf hinder g kyacht heeft; of liever, na dat hy meer of /Corps
minder h gezwintheid heeft. rent.P
'Het voornaamfte gevólg dat men ondertuffehenhier uitkan trekken, j,
is, dat, hoe meerder kracht en gezwintheid een ftraal des lichts heeft,
geduurende de doorgang deszélfs van het eene doorfchynend lichaam
in het andere ., hoe klecnder ook de t Wanftiaalinge deszelfs moet
weezen. Deeze ftéllinge nu kan wel niet reede voor een heel aan- ^patadoxCi
mérkelyke k Wonderfpeuk , ten opzichte der l Deurzicht-kunde, l nioptn-
doorgaan, dewyle alle die geene, wélke tot deeze tyd toe van die ftof- quc.
£e gelchreeven hebben, altyt, als eene onweederfpreekelyketm Al- m Axioma,
gemeene kundigheid, onderftélt hebben, dat de ftraalen des lichts zich
maar alleen n van malkanderen af buigen , volgens de onderfcheidene ^
«teegenftand van haare middclfte deelen. cRcfiftance,
E Achtica*