
B E G I N S E L E N
zaakelyk hetftaal mét een veel minder kracht teegen deeze Zeil-fteen
Pouffer * aan’dryven > a^s ze ^et yfer komt-te-doen.
Zes-en-dértigfte L i d .
Teegenwérpinge, en antwoord daar op.
Na dat men dit alles dan wél heeft overwoogen, het geene nu
Zo aanftonds door ons is ter-needer-geftélt, zo fchynt het, dat de Kloot
C , wanneer hy aan de Zuid-pool van een ..Zeil-fteen isvaft-gehécht,
die fteên geentins en zoude moeten verlaaten, om het yfer D F te gaan
l Materia- naaderen, en zich daar aan-te-héch ten, doordien het fchynt, dat b de
magnetica zeil-fteenige ftóflfe, terwyle ze uit het yfer DFuit-trékt, deezezélve
fBo j c Kloot teegen de Zeil-fteen aan d- zoude-moeten-dry ven.
d Poufïér. Maar, dewyle de pypjes óf canaaltjes der e kant-zuiltjes van het yfer
ePrifmcs. B F , en de canaaltjes der kant-zuiltjes van de Kloot C , heel veel ge-
lykenis mét malkanderen hébben, daar in naamelyk, dat de ééne
ééven zo ruim en breed zyn als.de andrre, en, dat in-teegendeel de
canaaltjes der kant-zuiltjes van de Zeil-fteen heel veel énger zyn als
. die van het yfer, zo kan ook dierhalven ƒ de zeil-fteenige ftófle heel
magneti- gemakkelyk in de kant-zuiltjes van de ^ Kloot C in-dringen, terwyle
que. ze uit de kant-zuiltjes van het yfer D F uit-trékt, ia de plaats dat ze
g Boule. heelkwaalyk, en niet zonder grsote moeite, in de naau we pypjes óf
b Pnfmcs, canaaltjes der h kant-zuiltjes van de Zeil-fteen xn-kan-dringen, terwyle
ze uit de ruime en breed e canaaltjes der kant-zuiltjes van de Kloot G
uit-gaat: waat uit dan ook jioodzaakelyk moet voort-koomen, dat de
zeil-fteenige ftóflfe, al borrelende, om zo te fpreeken, tuflchen de Kloot
en de Zeil-fteen, weeder-te rugge fpringt, van de Zeil-fteen af, tee-
i Ecarté la gen de Kloot aan, en op deeze wyzeide Kloot daar-van-daan-komt-
Boule. te-dryven, by-aldien de zeil-fteenige ftóflfe, van de andere kant, deezezélve
Kloot niet nóch veel ftérker teegen de Zeil-fteen zélfs aan-en-
f • dryft. Deeze k uitlégginge nu zal ons in het vervólg deezer Verbanen
° delinge(i» de z.eeven-en-acht-en~dértigjleLeeden deez.es Hoofd-deels)hee\ veel
kunnen dienen, om daar door wél te begrypen, op wat wyze dat
/Armure geene, het wélke men / de waapening van de Zeil-fleen gewoon is te
del'aiman. noemen, de kracht deszélfs kan vermeerderen en aan-doen-groei-
jen, zélfs tót het hondert-voudige toe; ja nóch heel veel daar booven.
Het en zal ons nu teegenwoordig heel niet moeijelyk mêêr vallen,
om uit-te-kunen-léggen, en reede te kunnen geeven:
inEipIi- Tooréérfi-, Waarom een ftuk yfer, dat aan m de Eevenaars-kring
qucr.P van de Zeil-fteen raakt, heel veel minder n kracht daar door bekomt,
»./Equator, als óf het aan één der poolen óf As-punten van deeze zélve Zeil-fteen
wierd geftreeken, ófkwam-te-raaken.
Ten
Ten tweeden; Uit wat reede , zo-wanneer ipen een ftuk yfer langs
éénder poolen óf As-punten van de Zeil-fteen heen-komt-te^tryken}
het a uitterfte-einde van dit yfer i dat dit As-punt het laatfte heeft aan «Extre-
geraakt, mêêr & kracht komt-te-hébben, als het andere em d c ,d z c t. f aar éérft aan-is-geftreeken. W an t, na dat men dit ftuk yfer van de V .
Zeil-fteen heeft af-gelégd en gefcheiden, en dat c de zeil-fteenige - Mati(.rC;
ftóffe, die langsa , b , c , d , uit dit yferuit-trok, terwyle het noch aan magneti.
de Zeil-fteen vaft-was-gehécht, wêêrna de Zeil-fteen is toe-gedraait, quc.
zonder wêêr na het yfer toe-te-kunnen-keeren; zo komt de zeü-itee-
W È fl-dflfe. die rondfome dit gedeelte van het yfer heene-draaide, dat
het dichtfte aan de Zeil-fteen is, zich uit-te-ftrékken tótaan het ander
gedeelte van het yfer toe, en ze begint met eene rondfom het
geheele yfer dheen-te-draaijen, zonder r het middelpunt van £de<om-
meloop deszélfs éénigfins te veranderen: waar uit ’ /CircuUdat
de zeihfteenige ftóflfe, i een veelgrooter meenigte:of overvloed, {jml.
door^hetuitterfte einde van het ftuk yfer, dat het laatfte aan de Zeil g E
fteen heeft geraakt, uit het yfer uitgaat, of daar m-trekt, ah hetmlte,