
Neegen-en-tachtigfte L i d.
* Obfervj. Gijjingen en gevolgen, die ik getrokh.cn hébbe uit deeze zOndervindinee, aati-
non. gaande de voert-teelinge. “
Zo dra als ik deeze booven-verhaalde Ondervindingen gedaan hadde;
b Cm,ra ?mr,wél vool'naamentlyk die, aangaande het zaad der voogden en
ré. daar-en-booven wél b overwoogen hadde , dat de vliegen, kali
Infcéles. PeIlen >. beneevens een on-eindig getal van andere vliegende c bloede-
looze diertjes mêêr, van al lerhande flag en gedaante, wélke alle, om
eigentlyk te fpreeken,. niets anders en zyn als een zeekere foort van
voogelen; dat, zégge ik, alle deeze diertjes uit zeekere wurmpjes
voort-koomen, wélke deeze diertjes in zich koomen te bdluiten , en
i Concept maar all6f'n ,v o o r °ns gezicht te verbérgen j zo begoft ik aanftonds in
f Genera- ™yne gedachten d een ontwerp te maaken, aangaande de e voort-tee-
tion. linge der dieren, dat ten uitterfte veel verfchilde van alle die gedach-
/Philofo- ten, wélke de meefte, zo wél oude als nieuwe ƒ Wysgééren, ooit
?ver deeze zaak gehad hébben, zo veel altyt, als men uit hunne na-ge-
laatene Schriften heeft kunnen befpeuren. &
g Concept. Dit zélve g ontwérp nu maakte ik, al kort na die tyd, aanverfchei-
de myner goede vrienden bek énd, en wél voornaamentlyk aan de Schry-
yer van hei Onderzoek der Waarheid, (Recherche de la Verité.) aanwien
ik doenmaals, aangaande deeze zaak, ontrent op de naarvólgende wyze
kwam tefchryven. 1
, | Myne gedachten loopen daar heene, dat eenieder wurmpje, het
mem geenemenmhet zaad der voogelen komt te zien, h in der daad en waarheid
een geheele volkoome voogel in zich komt te befluiten , van
dezelve foort daar het zaad van is , het zy dah een mannetje óf een
wyfje: dat dit zélve zaad, ten tyde der te-zaamen-kömfte, ( tempor e
congrejfus') als wanneer het mannetje zyn zaad in de balletjes óf ener-'
ichaal (ovarium) van het wyfjefchiet, deeijeren, diezich aldaar be-
vinden, t’eenemaal om-vat: Dat vérders een ieder wurmpje van dit
zaad zyn beft doet, om binnen in één van deeze eijertjes te koomen om
labfc aldaar vérder gcvoct te kunnen wérden, en mét éene een i aanmérkelyke
wasdom te bekoomen. Dat een ieder ei niet mêêr als één éénige ópe-
nmge en heeft, om daar door één wurmpje te laaten inkoomen, in
dat deel van het e i , het wélke men gewoon is de kérne óf haan
(germe) te noemen; dat vérders, zo dra als’er één éénig wurmpje is
ingekroopen, deeze zélve openinge zich heel dicht komt toe te fluiten,
en daar door het inkoomen te belétten, van alle andere wurmp-
k Hazard. [es ’ dic’ei' n° ch zouden moogen ontrént zyn : wanneer het dan al eens
I Gcrmc. by ^ geval gebeurt, dat’er twee wurmpjes te gelyk in de / kern van
eenig
eenig ei indringen, zo zullen deeze twee,.dieren, die te gelyk daar in
gevoed wérden, zich mét het ééne óf het andere deel van hunne lichaamen
te zaamen voegende, óp deeze wyze een zeekcr foort van een Wan-fchép-
fel ófMonfter-dieruitmaaken. Dat’er eindelyk geen ander onderfcheid
altoosenis, tuflehen de« voort-teelingc der Vliegen, Kapéllen, enalle «Gcuera-
andere vliegende b bloedelooze diertjes, en die der Voogelen , als al- ',°n- _
léén, dat de eerfte voor onze oogen c van gedaante koomen te veran- j. Transfor-
deren, van wurmen in vliegende diertjes, en dat de laatfte in voogels mC£t
veranderen, zo dra als ze in de eijeren zyn ingedrongen, alwaar ze, in
heel korten tyd een genoegzaam aanmérkelyke wasdom krygende ,
uit die huidjes koomen uit te kruipen, daar ze voor heene in befloo-
ten waaren , en die hén de gedaante van wurmpjes deeden hébben.
Men kan ook mét heel goede reede écven het zélve onderftéllen,
aangaande de diertjes die men in het mannelyke zaad der ménfehen en
viervoetige dieren bevint te weezen, en daar van zéggen, dat een ieder
ldein diertje, onder een huitje dat uittermaaten dun en d teederjs, ^ 1"!cj{at]j _
einder daad en waarheid een geheel volkoome dier befluiten verb'érgd, fa V at c’
het zy dan een mannétje óf een wyfje , van de zélve foort en aart daar
het zaad van is, daar ze in zyn; wanneer der nu een diertje in het ei
is ingedrongen , dat de vrouw ten tyde der te zaamen-kómfté (tem- ..
pore congrejfw) uit haare ƒ klootjes óf eijerfchaalen in de lyf- moeder -£u
heeft gefchooten, langs zulke g groefjes heene, wélke de Ontleed- g cauaux."
kundige (Anatomici) daar ter plaatze zichtbaarlyk ontdekt hébben ;
zo komt dit zélve diertje zich mét dit ei tevereenigen, in het aldertee-
derfte deeltje van zyn geheele lichaam , en het ei aan de lyf-moeder;
eeven gelyk als twee ménfehen zouden kunnen doen, die alle beide eenig
deeltje hunner lichaamen vilden, endateengeruimentyd lang heel
dicht aan malkandere geflooten hielden; want zy zouden hier door te
wecge kunnen bréngen, dathunne twee lichaamen op die gevilde plaat-
zen als tót één lichaam te zaamen zouden groeijen; dat is, zy zouden daar
door maaken kunnen, dat haar onderlinge bloed, door de h ommeloop, i circulj-
uit het eene lichaam in het andere zoude overgaan, en dat ze op deeze tion.
wyze haare * vogten en haar bloed gemeen zouden hébben ; dat ook ' Humeur*;
eeven op die zélve wyze deeze drie lichaamen , de vrouwe , het ei,
en het kleine diertje dat in het eibeflooten is, by gevolge, niet anders
en moeten aangemérkt wérden, als voor één éénig lichaam, het bloed
zélve, door de k. ommeloop, overgaande, van de vrouw na het ei, en ^Circakt-
van het ei na het kleine diertje dat in het ei is, enweederom, van het uun.
kleine diertje na het ei, en van het ei na de vrouw toe.
Wy hébben zo eeven gezégd, dat het kleine diertje zich mét het ei
komt te vereenigen , in het alderteederfte deeltje van zyn geheele li-,
chaam. Dit deeltje nu geloove ik het uitterfte eindje van zyn ftaart te ;yafau
weezen, dat deeze ftaart l de naavel-óf ftréng-vaaten in zich komt te biiicali»."
F f be