
174 B E G I N S E L E N
terwyl-ze uit de ééne Zeil-fteen na de andere toe-g aa t, als ze w é l doen
m o e t , terwyl ze uit het ylcr u it-tr e k t, om na de Zeil-fteen toe-te-
keeren, daar dit zélve yfer aan-vaft-is-gehécht.
Zés-en-twintigfte L id .
Uit wat reedt twee Zeil-fieenm malktitidere wcg-dryven.
Sphzra Wanneer men zégd , dat de ééne Zeil-fteen de andere moet naade-
adivitatis. ten, zo dra als de ééne in a de kring der wérkelykheid van de andere
komt-te-geraaken ; zoonderftélt men mét ééne, dat de Noord-poal
van de ééne fteen teegen de Zuid-pool van de andere is aan-geftrékt}
want, by-aldien het teegendeel hier van komt-te-gebeuren, dat is,
indien alle beide de Noord-poolen, óf alle beide de Zuid-poolen,
vlak teegen élkanderen over-kwaamen-te-ftaan; in zulk een geval, wél
vérre daar van daan, dat ze malkanderen éénigfins zouden naaderen ,
moeten ze veel êêr van élkandere vlieden, en, zo doende , malkande-
rewég-dryven.
De reede van dit alles nu en is heel niet moeijelyk om uit - te - vinden.
Wan t, zo-wanneer de twee Noord-poolen na malkanderen
i Imoetuo- zyn toe-gekeert, Zo komt de Zeil-fteenige ftóffe, die mét een groot
g ™ ” b gewéld uit de Noord-pool van één deezer twee fteenen uit-gaat.,
t Directe- e reegel-récht die ftóffe te ontmoeten, wélke mét ééven zo groot een
ment. gewéld uit deNoord-pool van deandere fteenuit-tréktj waaruitdan
ook noodzaakelyk moet vólgen , dat ze overmydelyk, in zulk een
geval, van élkandere zullen moeten af-wykeri, ten naaften-by , éé-
i 'Eolipi- ven a's twee d wind-bóllen , óf blaas-balken , zouden doen , wélke,
les. beide in een ééven volkoomene vryheid zynde , hunne winden ook
reegel-récht teegen élkanderen zouden aan-blaazen. Wanneer nu
de twee Zuid-poolen na malkanderen zyn toe-gekeert, zo komt ins-
«Materiï gelyks e de Zeil-fteenige ftóffe , die mét een groot gewéld uit de
magnepca. Noord-pool vanéén deezer twee fteenen uitgaat, ƒ reegel-récht die
/Direfie- ftóffe te ontmoeten , wélke mét ééven zo groot een gewéld uit de
n'im* Noord-pool van de andere Zeil-fteen g ui t-trekt; waaruit dan almee-
U°” ^e noodzaakelyk moet vólgen, dat deeze zélve twee fteenen, in zulk een
geval,onvermydelyk van élkandere zullen moeten af-wyken. Ja dat méér
is , zo wél in het ééne als in het andere deezer twee gevallen, wérd’er
noodzaakelyk een bekwaame plaats toe vereifcht, in wélke de Zeil-ftce-
nige ftóffe , vryelyk, en zonder éénige moeite, rondfomdeezeZeil-
l cireukr. fteenen kan h heene-draaijen , om in de Zuid-poolen van dezélvé in-
te-konnen-dringen, terwyl ze door de Noord-poolen der zélve daar
weeder-uit-gaan.
Zeed
b r N A A T U U R - K U I S I D E . 17 5
Zeeven-en-twintigfte L i d.
"pyaarom twee Zeil-fteenen ó c h aan élkandere moetenvertoeven, _m ét&vlai*Comï-
tecgenflrydige fooien é f As-funten.
Men moet ook hier ter plaatfe wél aanmérken,^ dat die Zeil-fteen,
wélke in een ganfeh volkoome vryheid is, met alleen noodzaakelyk
van die fteen en zal moeten afwykenj die ergens aan vallis, zo wan
neer hunne Z u i d - ó f - Noord-poolen na genoeg by elkanderen zyn,
maar dat hy zich nóch daar-cn-booven ineen é ftand zal moeten ftel- isu^on,
kn die vlak teegenftrydig ismét die ftand, wélke hy van te vooren «»«««.
hadde • want der is heelveel waarfchynelykheid van goede reede,
wrafuit men wél beftuiten kan, dat één en dezelve Zeil- fteen
geenfins over-al ééven goed óf krachtig en kan weezen. dat i s , dat * Pri
g op alle plaatfen nietééven zeer mét * kant-zu.ltjes vervult en is ,
m Pbv-gevólge , dat ook de Zeilfteemge ftóffe geenfins over al cIn)petao.
één en dfzélve overvloed, enmét één en-het zélve c geweld,enkan filé.p
rn-dringen óf uit-trékken , waar uit dan ook zonne-klaar moet volgen,
dat die Zeil-fteen , wélke in een gantfch-volkoome vryheid is ,
fok het éérfte van de andere fteen moet ™ Ö ^M a te r i*
kant toe , uit wélke d de zeil-fteenige ftóffe uit deeze twee /-eil iea>„
fteenen in de grootfte overvloed , en mét het meefte geweld, Lomt
uit-te-gaan, óf daar ze mét de grootfte fnélheid
dat zich die zélve fteen ook op deeze wyze noodzaakelyk meen t contraire,
teegenftrydige ftand zal moeten ftellen.
Acht-en-twintigfte L i m
Uit wat reede twee onderfeheidene Zcil-flcenen die boeven malkanderen
inde vrye lucht zyn of,gehangen, altyd ééne en dezelve Mtddag-kgtngen
(Méridiens) aan élkandere zjdlen vértoonen*
Het is ook uit ééven die zélve reede * dat twee onderfeheidene
Zeil-fteenen , zo-wanneer de ééne ƒ vlak booven de andere werd op- meut.
gehangen , op zodaanig eene wyze, dat de Noord-pool van de eene
fteen na de Zuid-pool van de andere is toe-gekeert, altyd eene en
dezélve middag-kringen (Méridiens) aanelkandere zullen'vertoonen. Mitia€,
Want o de zefffteenile ftóffe , die uit één van deeze twee Ze.l-fteenen magHC.
uitgaat, en trékt daar geenfins over-al in een en dezelve overvloed , nque.
en mét één en het zélve b gewéld weeder in ; en, by-gevo lge, moet ze tm ? emo-
ook de andere Zeil-fteen op zodaanig eene wyze doen draaijen , aat
ze daar op haar meefte gemak weeder kan ïn-dringen, volgens die . Impetu,„
maatc van overvloed ó£ * kracht die ze beeft : daj; > a e