
aanftonds doet derven j maar dat men ze in teegendecl wél eenige uu*
ren lang achter malkanderen, in dc grootfte koude des winters, bloot kart
kiaten léggen, zonder dat zy échter daar van koomen te ftérven j dat
eénéénig drupje brandewyn, óf andere ftérke vogt, hén zo aanftonds
doet ftérven j dat men geene van deeze diertjes altoos in het zaad van
een man gevonden heeft, datik onderzocht, na dat hyop ééne ende-
zélve nacht eene vrouwe onderfcheidene maaien na malkandere bekénd
haddè. Hier en is ook niets in daar men'zich zo uittérmaaten zeer over
a Teftku behoeft te verwonderen : ,want de zaad-vaaten, waar inne het zaad,
jcs< " alsineenbak, bewaard wérd, na dat het uit de a balletjes óf klootjes
daar na toe gevloeit is, leedig geworden en uitgeput zynde, zoenkan
der niets anders te voorfchyn koomen , als alléén deeze lym - achtige
b Prefhrcs. ftóffe, die uit.de b voorftanders van daan komt, daar ik in het voorgaande
Lid van hébbe gefprooken, dat men ook niet, als heel on-eigent-
lyk, het zaad en kan noemen, en waar in zich nooit éénige van deeze
kleine diertjes koomen te vertoonen.
Het geene nu hier ter plaatze zo aanftonds gezégd is, aangaande de
.voort-koominge der dieren: dat is, dat de eerfte mannen aller dieren
iouden gefchaapen zyn geweeft, in zich bevattende alle de dieren van
het zélve geflacht, niet alléén die zy zélfs voort-gebracht hébben,
maar die door de voort-teelinge nóch zullen te voorfchyn koomen, tót
aan heleinde óf de volcindinge der Eeuwen toe, dit zélve, zégge ik,
kan men , booven dien ook, nóch mét immers zo veel reede , onder-
ftéllen, ten opzicht van het waflcheu en voort-koomen der Planten en
t Microfco- Gewaflen: want, zo wanneer men meteen c Vergroot-glaseenigzaad,
Pc‘ óf het pit van eenige vrucht, heel naauwkeurig komt te onderzoeken,
in het wélke de kérne (germe) maar eenigfins zichtbaar is , zo komt
men in het zélve de geheele volkoome Plant te ontdékken, waarinbuir
ten alle twyffel weeder nieuw zaad z i t , dat insgelyks weeder veele
< Gcrmcs. nieuwe d kérnen in zich heeft, wélke nieuwe kernen al weeder onder-
fcheidene nieuwe pjanten, beneevens haare zaaden, in zich bevatten,
en zo vervóigends,
Vier-en-neegentigfte L i n.
«Produ- Datmen ook, insgelyks eeven het zjlvevanhet e voort-koomen der Planten zégöioD.
gen kan, en dat de Dieren en de Planten heel veelgelykcnis mét malkanderen
hébben.
Eindelyk fchynt het my ook toe , dat de Dieren en de Planten heel
f Rapport, .veel ƒ over-een-komft en gelykenis mét malkanderen hébben: Zy trékken
door haare wortels, als door zo veele opene monden, het fap der
aarde na zich, om zich daar meede te voeden. Dit fap komt zichdaar
‘ ’ na
na te verdeden in zeekere pypjes, wélke als zo veele vaaten van de plant
zyn, en die langs haare geheele ftruik heene , die haar draagt, overal
van zeekére andere pypjes verzelt zyn5 wélke 5 met lucht vei vult zy^*
de haar moogelyk op ééne en dezélve wyze koomen te dienen, als dc
long de dieren dient. In de tuflehen-raimtens, wélke tuffehen deeze
tweederhande pypjes zyn , vint men een on-eindig getal van kleine
blaasjes, (veftedes) om daar inne dit voedzaame fap te ontfangen, en
o-m het’daar na daarvan daan weeder teverzénden, ter plaatze daar het
van nooden is. De jonge vrucht wérd in de knóp gevoed , die hém
t’eenemaal verbérgd en omvangt, gelyk als het kind in de lyf-moeder
wérd gevoed en omvangen. Eindelyk, wanneer deéze vrucht eerft uit
de knóp begint uit te fchieten, die zich daartoe van zélfs als dan komt
te openen, zo ishyeeven als een jong kind, dat aan de borft van zyne
moeder légd, en hy trékf zyn voedfêl als dan door de bloemen van de
plant heen, wélke hém voor borften verftrékken, doordien hy op die
tyd nóch al te zwak en teeder is, om eenig groover voedzel te kunnen
verdouwen, dat hém anders onmiddelyk uit de ftruik zélve, óf uit de
blaaden, zoude toekoomen, wélke als de ingewanden van de Plant
zyn.
F f ? Wy