
a Portion
d’une fub-
ftance.
if Liquide.
€ Traittë.
d Univers.
e Subfiance.
f Liquide.
j Vacuum.
dczélve goud-klomp daar uit weeder zoude kunnen vinden en bekoo*
men, zonder dat’er by-na éénige de minftc verandering in zoude be-
Ipeurt kunnen wérden , die daar door de over-groote hitte en kracht
des viers in zoude veroorzaakt zyn ge weeft, dat, na alle lchynbaar*
heid , door deeze zo dikmaals hérhaalde finéltinge, alle de deeltjes
deezer Stófte, die hetgoutuitmaaken, anders t’eenemaal haddenmoe-
ten doen veranderen, en daar, by gevolge, een geheel ander lichaam
van maaken, dat mét het voorige goude lichaam niets gemeens mêêr
en hadde, terwyle het de gedaante , grootheid, en aan-een-fchaake-
linge deezer deeltjes t’eenemaal kwam te veranderen,
Zeevende L i d .
Eeegenwérptnge, en antwoord daar op.
Dat men my nu hier ter plaatze niet teegen en wérpe , dat a een
gedeelte eener Zélfftandigheid, die volftréktelyk b vloeijende is, ein-
delyk zo uittermaate klein zoude kunnen wérden , datze niet vérder
door eenige beweeginge gedeelt en zoude kunnen wérden, en datze ook
zo doende op deeze wyze een klein hart lichaam zoude wérden : want,
behalven dat dit t’eenemaal onbegrypelyk is, zo zullen wy ook, in het
vervólg deezer c verhandelinge, Zonneklaar trachten te doen zien, dat
op deeze maniere de beweeginge in d hetgroote Heel-Al onmoogelyk
geen plaats en kan hébben.
Achtfte L i d.
Dat e de Zélfjlandigheid , die het groote Heel-ril vervult, noch veel minder
gezégd kan wérden heel volmaakteljfk. hart te weezen.
Dewyle het groote Heel-Al dan onmoogelyk niet t’eenemaal vervult
enkan weezen mét één éénige Zélfftandigheid, die volftréktelyk
ƒ vloeijende is, zo laat ons ook eens gaan bezien, óf het wél mooge-
lykis, dat het mét één éénige Zélfftandigheid vervult zoude kunnen
zyn, die t’eenemaal hart is , en die mét eéne , door de beweeginge,
ook verdeelt is, in eene on-eindige meenigte van heele kleene deeltjes
óf lichaampjes, wélke alle zeer veel van élkanderc verfchillen, zo
wél in gedaante als in grootheid. \
Neegende L i d.
En uit wat reede.
Maar', by-aldien dit al zo was, en , dewyl’er onmoogelyk geen
g Ydel in de natuur kan zyn, dat men wél zonder eenige de minfte
zwaarighcid óf teegenftribbelinge voor een vafte waarheid aan mag
neemen.
dien het a zich zélf t’eenemaal teegen-zoude-fpreeken, a Contra.
j CCnl ’ „„n (5ni.pi zuiver Niet inde Natuur zoude willen b begrypcn di<aoirE..
dat verzien en begaaft was, die iConcctc
weezen, d&t met zuikc cigC' yy ac olc aan ipts voir.
élkandere zodaanig zouden kunnen naaderen, datze malkander WÊBÊaBÈ£mÈÈÊÈËÊÈÈÊËI:«z ... j
kanderen onm1dderyk koomen t e S H H M B J f L g - j f o , z y n j ƒ Plans.
nu isket immers^ baarblykelyk, dat gManifeftc.
de kleene lichaampjes, wélke daar
* tuflchen in moeten dringen, om de * Intcrra!-
m- tuflchenruimte, die’er, door de van- Ien.
een-fcheidinge deezer twee lichaa-
men zonde moeten koomen, weeder te vervullen , een zeekere tyd
daar toe zouden moeten befteeden, hoe uittermaaten gering en klem
ook deeze tyd zoude moogen weezen of begreepen werden, om van
de buittenfte kanten deezer lichaamen tót in het midden toe te konnen
geraaken ; hoe kort en gering ook deeze weg
als meede , mét wat voor eene maate Van fnelheid deeze zelve kleene
lichaampjes zich ook zouden moogen df kunnen beweegen.
Nu zoude immers noodzaakelyk daar uit moeten volgen , of, dat
’er op het zélve h oogwink , in ’t wélke deeze twee ichaamen zich Mnftanr.
van malkandere kwaamen af te fcheiden , I een Ydel in de Natuur .Vacuutn*
zoude moeten koomen, Jiet geene t’eenemaal onmoogelyk is jo t wel,
dat deeze kleene lichaampjes geen de minfte tyd altoos en zouden moe
ten befteeden , om deeze geheele tuffchenruim» door1 : loopen, en
om , van de buittenfte kanten deezer lichaamen af, tot ïn.het midden
toe te konnen geraaken | óf liever , het geene t ecnemaa een en h t
zélve is , daar zoude uit moeten volgen , dat deeze zelve kleene U
chaampjes, op één en het zélve ^oogwink, in ’t welke ze ontrent l de *: Infant,
buittenfte kanten van zeekere lichaamen waaren , waar langs ze naar *
het midden derzélve toe zouden moeten indringen, ook teenemaal
in het midden van de tuflchenruimte deezer lichaamen waaren, en,
by gevolge ook, datze, op ééne endezélve tyd, op tweederhande on-
derTcheidene plaatzen , of ook wél op meerder , zouden kunnen en
moeten weezen, het wélke aUes eene alleruitterfte en voiftrekte oa-
A 3, mou..