
«Quantité,
b Illumination.
cmie-
P R O E V E b
«Hen, ^
dat is, tótde meenigte des lichts wr lk §A ° everhchtmge zal vallen,
W n , inreede S S S S S S S S l S ^ ? ! ^ . C £ Zal ^
dat, aan de andere zyde van het Diinro l ^ openmge C D : a t
»■ Qnaminf. op eene volle verlichtinge zal v a U e n ^ z v n w é l k t e
hchts die op de geheele^verlichWe z a lv a lS & L t de*
verlichtinge, gedeelt zvnde dn«« 1,?, -a , cn’ getyk als- deeze volle
openinge C D , weezen zal tót Vm deSZélfs afftand va» de
des5lich ts ,\ v é !k fo pPecn,gSee^ S l f v e J h c h t in g ^ L ? / 061 * meenig te
weezen zal tót de meenigte des S r & S a , r00,nen té vallen,
zal vallen, g e lyk a lsd e e z f zélve v e r lich tin g v f eszelfs * hy-fchaduwe
dat'er in zuffc een geval zalzyn tufichen z a lweezen tot hetverfchil
n t o g e C B , „ d„ ë, J S S S S t E t S 2 ^ S V f S f V I >
des lichts, welke op eenige volle verlichrino.. n de meenigte
f meenigte deslichts die op des zélfs o h v f r h ï f eP ’ Zal tót de
ze zélve verlichtinge, g e d e e l d S d l t w alsdee--
9Sg35Sfgr HSs egjSS5S5&
Dartigfte E i d.
kers gebruikt* TTevcmreed*'’ 1 die men in de VérreKj-
I b L d ^ u n . eeVCWeed^ o e t e n wee^nma de affia„d van d e r J L
: ftraalen des lichts, zo wél i n opz’ichreiTn ’H de ongelyltheid van d c
Jieid derzélve, 5 6 meede o o K f ™ de akvan defitéU
de de ©ngelykheidvan derzélver L ^ a iif tr a d ilg e^ t^ 135? ’! raakeni
overgroote verfcheidentheid van haare coulenrfn ’ f wcI,als ,van dc
gevolgen vandezélve zyn, gelykals mixeed! d ’ ^ nood2aakelyke
deverwachtingenen z u lle n k u n n S v o ^ r d? f i i ! n 5eni^e dee1“
« P0B “ * ■ * v M f c , D em « k h H J k *
daar-.
Illumina
tïön entière:
t Pénombre.
/'Quantité.
X Pénombre,
I.Yetrcs
ohjeétifs.
1 Pföpor-
tionnez.
^ Eoïers,
ÆRefra-
iftions. •
Verres-
obje&iïs.
» Proportionnez.
9 Foïcrs.
/Dioptii-
gup*..
D E Ü R 7j\ C H T - K Ü N D Ë. 45
t e r v ,a van gehad hebben, en
f e sMHBPpMP H p H ^
Een-en-dartigfte L i d .
Wat de vdfle Couleuren zjfn.
«Raifbni
nemens.
b Prefcrcr^
Nn is’er nóch overig, om kortelyk hier ter plaatze iets te zéggen
van de vafteen duurzaalie couleuren, gelyk men die gewoon is zo e
noemen doordienze zich altyt byna op eene en dezelve wy ze aan onze
oogen Vertoonen, het zy men die récht van voore, ofe van ter zyde
komt te befchouwen.
Twee-en-dartigfte E i b .
Mim en in’ tgemceftvjfderleip voornaam*, en hoófd-eMeurengewoon | op
te tellen. — __ \/\ ||p
Men reeként in ’t gemeen dat deezë vafte couleuren in vyfderleije
Itoofd-couleuren beftaan, als, de witte, defwarte, deroode, degee-
le' en de blaau we couleur.' Alle de andere couleuren kunnen gemaakt
en veroorzaakt wérden, door het verméngelen van zommigederzelve
onder malkanderen.
Drie-en-dartigfte E i d .
0 gr'zA#k.van het d verfckynjfcl der witte couleur.
c Oblique-
menc.
d Apparent
ce.
Deeze foörten van couleuren ziet men in de gecouleurde glaazen,
op de bloemen-, ftóflfen, metallen, bérg-wérken, enz. En wanneer
zómmige van deeze lichaamen een witte couleur fchynen te hebben,
zulks en gefchiet uit geene andere reede, als , door dien deeze foorte van
lichaamen mét eene on-eindige meenigte van heel kleene e bolle verhee-
ventheeden verzien zyn, op wélke de ftraalen des lichts koomen ƒ weerom
te buigen,- als op zoveeleheel kleene bólle fpiegelties, zonder eeltige
de minfteg Wanftraalinge te lyden, en, Bygevólge, zonder m
t Eminen-.
ces conve-
vexes.
ƒ ReflechiCij
g Refra-
ction.
h Modifie!«
tion.
i Reflcchir.
’t minfte iets van haare h wyziginge te veranderen. Want, terwyle deeze
ftraalen des lichts op zulk eene wyze koomèh Lwéêrorri te buigen, zo-
moetenztenoodzaakelyk-eene on-eindige. meenigte van heel kleenebeel-
xies der Zonne aait onze oogen vertoonen; en, bygevólge, eenon-em-
dig getal van wittepuntjes, daar de witte couleur in beftaat, dewylde
Zion zélfs wit aan onslchynt te weezen, gelyk als men zulks heel ge-
maliltelyk kan gebaar werden en ondervinden , wanneer men de Aon,
-• p . ^ IwUl»