
' Yiteire- |^ veel te grootepe maate van « fnélheid, als ze zélfs naader aan deeze
ütar.zyn, nademaal hy de eerfte en éénigftereorfprong van alle hunne
iPlanetcs. vreegmge is j zo en zal men zich in geenen deèle daar zo zeer o-
c Noeuds ver behoeven te verwonderen, wanneer men bevint, dat die'óDwaal-
ou poiiits. ïtarren, welke men de beneedenfte gewoon is te noemen, enwélvoor-
“ eIyk ^ Zonne-vlakken , hunne c knoopen ófdeurfny-punten heel
d Oibcs. «nmerkelykeren grooter hébben, als die Dwaal-ftarren, wélke
men de boovenfte Dwaalders gewoon is te noemen: dat is , dat d de
kringen der beneedenfte Dwaal-ftarren, en Zonne-vlakken , K
Solmes) elkanderen heel veel méér gevoeliglyk koomen te fnyden.als
de leringen der boovenfte Dwaal-ftarren zulks wél koomen te doen.
'Veertiende L i d .
( la S tu d a )^ e^ ^ Sfamn mmen fihjnen U É § É M van breedte.
Eindelyk, by-aldien de Aardkloot iets óf wat in zyn wee komr
' Ap te veranderen, gelyk-als zulks ten uitterfte £ waarfchynelykfs, nademaal
men heel klaar bevind, en voor zyne oogen ziet, dat de andere
Dwaal-ftarren wel iets of wat van haar gewoonelyke wég koo-
/Orb,s. % do.ordien de M M de Zonne-Jégdan
jEcdiptica.ln de eenes_ en dan in de andere oort óf plaatfe koomen refhyden- zo
moetdaar uit wel noodzaakejyk de vólgen, dat de vafte Starren insgelyks
meede iets of wat van breedte (latitude) moeten fchynen te veranderen.
i Eiperien Vyftiende L i d. ces. Eenige h Ondervindingen^ wélke klaar aanwyzjen, dat de flraaien der Zon-
* Farce. ne i ^achts genoeg hebben , om een zeekgre beweeginge in-te-drukken aan
de Itchaamen , dieze in haetren wég koomen te ontmoeten.
k Rapidite'. Men heeft hier booven nu alreeds doen zien en aangeweezen , dat
alle de ftraalen noodzaakelyk met eene zeer groote k. fnélle cezwint-
J1 d(; Zon moeten uit-gaanj (bezie het zsevemiende Liddeszéfden
Heofd-deeU) en dat ze ook, by gevolge, krachts genoeg moeten
hebben, om delichaatnen, die ze in haaien wég koomen re ontmoeten,
re kunnen voort-dry ven en te doen beweegen: maar, by-aldien
deeze reede-kaavelmgen al met’.krachtig nóch deurdriogende genoeg
en mochten weezen, om een moeijeljk ófwan-trouwend Leezerdaar
I Expc- do° rt<; overtuigen of genoegen te geeven, zo zoude men, by alledie
r.=nc„ reede-kaavelmgen , nóch wel zommige l Ondervindingen kunnen
» Rcffort. voegen , die deeze ftéllinge t’éénemaal koomen te beféftigen en
kracht byte zetten. By voorbeeld, zo - wanneer men een kleine mvecr
in
in-a het brandpunt van een brand-glas óf brand-fpiegel komt te hou-«Foyer,
den, zo zal men deeze zélve veer onderfcheidene b heen-en-weer-flm- l.Vibra
seringen zien maaken , die ten uitterfte wel gevoelig en zichtbaapzul- llocs-
len weezen. De ftraalen der Zonne zullen zelfs de rook uit het boovenfte
deel vaneen Schoorfteen t’éénemaal weeder na om-laag toe
drvven. De reizigers verzeekcren ons alle eenpaanglyk, dat de Do-
nau-ftroom, desmórgends, wanneer zich de ftraalen der Zonne tee-
sen zvnen loop koomen aaivte-kanten , op verre-na zo c znelvloei- t Rapi(je.
fende niet en is, als hy na-de-middag wél is, wanneer derZonne-ftraalen,
deezenzynen loop koomen te hélpen ren voort-te-zetten. Het
is aan alle de waereld genoegzaam bekend , dat de Maas-droom een
genoegzaam groote en ruime* Zee heeft, ten Noord-wéften van des-
félfs /m o n d lf uit-loop in de Zee: dewyle nu deeze Rieviere m
eemeen des nachts wél één halve voet hooger op-loopt, als ze des
daags gewoon is te doen, by-aldien deéeneofde anderecvan-buiten- f caufc c.
aankomende oorzaak daar ontrént niet éenige verandennge en komt trangcre.
in-te-bréngen j zo fchynt het mytoe, dat men de réchte grond-oor-
zaak vandit/verfchynffel nérgens anders aan toe-en-kan-fchry ven,
als alléén aan de ftraalen van de Zon, wélke , geduurende het grootfte
deel van dendag, de Zee wél vérre van de AardeenZee-kuften koomen
af-te-dryven, daar ze dan teegen den avond-allengskens weeder
komt na toe te - fchieten en te vloeijen, wanneer de Zon is ondergegaan,
ren dat de ftraalen deszélfs, by-gevólge, het Zee-waater met
méér-ren konnen wég-dryven.
Zéftiende' L i o.
Dat de Maan noodzaakelyk haar en g Ommeloop rondom den' Aardkloot £ .^ o!u^
moet doen , mét van het Wèjlen a f na het Oofien toe te gaan, langs h een uit- fcCejcjeex
middelpuntige Cirkel keene ; en uit wat reede. cemrique.
Laat ons dan nu teegenwoordigy om reede te kunnen greeven van
de daagelykiche i om-buitelinge des Aardkloots rondfomzyn eige kA s , •p o la r en
van de beweeginge derMaane, rondfom/ dekring des Aardkloots,
eensgaan onderftellen, dat de hdaan, zo wel als^de Aardkloot, rond- ^ c):bc.
fomvan een zeeker m damp-gewéft-omvangen is } dat ze in dehee-
melfche ftóffe heeft gezweeften gedreeven, en dat zeingelyks in die fphere. _
zélve ftóffe wél-êêrhaare n ombuitelingen rondfo'm de Zon heeft ge- " RevoIl!"
gehad en volbracht, gelyk-als alle de andere o Dwaal-ftarren die^nu ‘ p"asnetcS(
nóch hébben > en) ten* naaften~by ^ aan de zelve oort of plaats 9 daar
de-Aardkloot nu als-nóchzyn eige Ommeloop. rondfom deeze Star-
heeft en volbréngt.
D it dan zo zynde-doordien de Maan ontrént een-en-veei tig-raaal klein-*
d e r 1