
B L A D J
Het II. H O O FD D E E L .
Kan de Bewecgingc,
Het III. H O O F D-D E E L.
Kan deformeeringe des uiardkleots
en der Dwaal-jiarren.
Eerfte Lid. Dat'ér eep opperde Wee—
» Au- zen is ,« de dichter en maaker aller
ihiuc. dingen, het geen men GODnoemd.
pag, 59
Tivitde Lid. Dat de kleene lichaampjes
der tweede Hoofd-ftóffe, ge-
duurjg in de eerde Hoqfd-ftófK:
onder élkandere dry ven. 1 60
Dirde Lid. Dat deeze kleene lichaampjes
de groote wél noodzaa-
kelyk moeten verlaaten, doordien
ze eene grooter maate van fnélheid
koomen teverkrygen, alsdegroo-
te lichaamen hébben. 6 o
Kierde Lid. Dat de kleene lichaampjes
zich noodzaakelyk, ó f rondfom
een zeeker middelpunt moeten by-
een-vergaaderen, ó f, datzedaar
van daan moeten wyken. 61
KfdeLid.Oat deeze kleene lichaampjes
noodzaakelyk van een zeeker
middelpunt, van daan moeten wyken,
en dat zy daar door de groote
lichaamen daar na toe moeten dry-
ven H en uit wat reede zulks zo
tnoetgefchieden. 6t
Zéfde Lid. Op wat wyze deeze
Aardkloot , beneevens deDwaal-
ftarren, hébben kunnen gefórmeert
zyn geworden. 6i
Zeevende Lid. Dat deeze Aardkloot
noodzaakelyk gefórmeert heeft
moeten wérden uit onderfcbeidene
«Lidr k beddingen van gtoove. ftófièn
dié de éérie op de andere, zyn ge-
ftapelt geworden; alsmeede, dat
‘er noodzaakelyk in deszelfs midf
Y Z E R.
melpunt een zeekere dóffe moet-
fchuüen, die t’éénemaal e dun is : - .
en uit wat reede zulks alles zo lu " “
moet weezen. g ,
zichtfle Lid. ©orfprong der laage valdijen
en hooge bergen op- den
Aardkloot; alsmeede, deronder-
aardfebe hólligheeden, die men
allenthalven in het lichaam der
Aarde gewaar wérd. 6;
HcegendcLid. Dat de Aard-beevin-
gen tót een zeekere en onwraak-
baare proeve en bewys van dit alles
verftiékken. 6%.
“Etende Lid. Voorbeeld eener Aard-
beevinge, die het geheele eiland
Aclantis heeft doen te-gronde-
gaan. Kat,
Elfde Lid. Dat het geheele America
moogelyk maar een overblyfzel is -
van het eiland Atlantis. 66
Twaalfde Lid. Dat de val van een zo
uittermaaten aanmérkélyk gedeelte
van het eiland Atlaétis moogelyk
die over-groote Waater-vloed
wél heeft veroorzaakt, daar de
aaloude Dichters zo veel van hébben
gefprooken en gehandelt. 66-.
Dertiende Lid. Eenige andere voorbeelden
van zulke ó f diergelyke
Aard-bevingen. g-
Vteniende Lid. Voorbeeld eener heel
aanmérkens-waardige Aard-bee—
vinge, wélke in het jaar 1691. is
voorgevallen.
Kyftiende Lid. En wat men daar al uit
kan bedui ten en van afleiden. 62 -
Zêftiende Lid. Voorbeeld eener A,ard-
beevinge, die t’éénemaal algemeen
is ge weeft. 68
Zcevcntiende Lidt Dat de algemeene
val van een over-groote Aard-brók
tweederhande féénetnaalverfchil-
lende gewrochten kan voortbrén-
geu : dat is, datsse een geheele
groote Landftreek kan doen qnder-
vloeijen, ófuitdrqpgen, 68
richtlende Lid. D a fe r heel veel
waarfcbyneJykbeid! is,^ djitfer. wél
êêr
B ï, A D-W y 5 E R..
Jér, inheele oudetyden, onder»
fg h i. fcheidene » neederftortingen van
na. heele groote klompen Aarde zyn
voorgevallen geweeft, door wélke
verfcheidene over-groote Land-
ftreeken zyn uitgedroogt geworden;
en uit wat reede. 69
Neegentiende Lid. Op wat wyze de-
aderen in de Aardkloot zyn gefórmeert
geworden. 7°
Tittintigfle Lid. Aanmérkenswaardige
Hittorie van een heel diepe put,
die wél-êêr tót Amfterdam is ge-
boort geworden , ter diepte van
t j 1 voeten. 7®
Ecn-ctt-tviintigfte Lid. Op wat wyze
een genoegzaam on-eindige mee-
>. Ut», nigte van onderfcheidene h béddin»
gen zich rondfom den Aarkloot
heeft op malkandere geftaapelt;
en uit wat reede deeze zélve béd»
dingen zo veel te dunder lichaamen
in zich koomen te befluiten, alsze
vérder van deeze binnenfte klomp
der Aarde zyn afgeleegen. 71
Twee• en-t■ wintigjle lid . Op wat wy-
ze de ring van Saturnus heeft kunnen
gefórmeert zyn geworden. 7}
Het IV. H O O FD -D E E L.
e P e - Kan c de Zwaarwichtigheid.
Auteur
Eerfte Lid. Wat de zwaarwichtigheid
der lichaamen is, en waar dieei-
gentlyk in beftaat. 7 5
Tweede Lid. Dat de zwaarwichtigheid
geenfins en moet beginnen te
wérken door een on-deelbaar paal»
teeken, maar, dat inteegendeel een
zwaarwichtig lichaam noodzaakelyk
moet beginnen, mét eene bepaalde
hoegrootheid van een wég
door te loopen , in een bepaalde
tyd. 74
Dirde Lid. Dat een zwaarwichtig lichaam
noodzaakelyk moet needer-
daalen, os bét middelpunt der
Aarde toe, vólgens de voortgang
dergetallen, 1 ,1 , 5 ,4 , enz. 75
Vierde Lid. Dat een zwaarwichtig
lichaam moet neederdaalen, na het
middelpunt der Aarde to e , vólgens
de voortgang der getallen, 1,
1 ,5 ,4 , enz. ondetftélt zynde, dat
het op een ieder d oog wink één en a u .
dezelve graad van fnélheid be- ®anc*
komt; maar dat zulks échter in der
daad en waarheid zo niet en is. 7 {
Vjfde Lid. Dat de lichaamen, die
rondfom ons zyn, échter neederdaalen,
ten naaften by, vólgens
de voortgang der getallen, 1, 4 ,) ,
4 , enz. 76
Zijde Lid. Dat de zwaarwichtige lichaamen
op een ieder oogenblik
moeten fchynen needer-te-daalen,
vólgens de voortgang der getallen,
■ r, 3» ï» 7 . en*- , B».
Zeevende Lid. Dat het gewicht, óf.
de zwaarwichtigheid van een lichaam
, de kracht is, die het op
een ieder oogwink bekomt, om
needer te daalen na het middelpunt
der Aarde toe. 77
viichtfte Lid. Verfcheide ondervindingen
; die, het geene zo eeven
door ons is ter-needer-geftelt, aangaande
de zwaarwichtigheid, koomen
te bevéftigen. 77
Heegende lid . Dat het waater een
zwaarwichtig lichaam is, ten opzichte
van de lucht, ééven gelyk-
alsde aarde zulks is , ten opzichte
van het waater;en de 1 ucht weeder,
ten opzichte van 'een zeekere ftóf-
fe die nóch booven héni is, enz. 78
Tiende Lid. Eenige Ondervindingen,
wélke te kennen geeven en aanwy-
zen, dat de lucht een zwaarwichtig
lichaam is. 78
Elfde Lid. Dat de lucht zo zwaarwichtig
niet en is in betrokken en
ongeftuimig weeder, als ze wél
by nélderen fchoonwêêris; en uit
wat reede. 79
Twaalfde Lid. Dat twee plaaten, van
«* 1 glas