
* Orbe. hulpzaam moet weezen 5 om zich vérder in haar eige a kring te bly-
venbeweegen, en op deeze wyzc die kleene wég, wélke ze nóch.
door te loopen heeft, ten einde te kunnen bréngen, mét die zélve
maate van fnélheid , die ze nu voor heene reeds al hadde. Eindelyk,
dewyle ze zich mét ééne in de luchtfche fióffe bevint te weezen, die
den Aardkloot aan alle kanten rondfom om-ringt, en dat ze in de-
zélve door de firaalen der Zonne geduurig wérd voort-gedreeven; zo
moeten ook deeze zélve Zonne-flraalen aan haar mét eéne noodzaa-
kelyk zo veel beweeginge meede-gedeelt en ingedrukt hébben, als
ze immers éénigfins hébben kunnen doen , ter oorzaake van de tee-
l Pro:>o- genftand der ftóffe daar ze dwars door heene komt te gaan •, (bezie het
ftion. twee-en-twintigUe b Zoor(lél des tweeden Hoofd-deels, midsgaaders het oe-
cScholium. v ólg, en c Byvoegzel deszélfs.) zo dat ze, ingevolge, heel weinig ót
geene veranderinge in de loop der Maane kunnen óf moeten te-wee-
ge-bréngen, wanneer ze zich al voor een heel kleene tyd teegen eene
beweeginge koomen aan te kanten, die zo uittter-maaten gezwind
en Ihél is._
Neegentiende L i d .
d: Are, Waarom de Aardkloot ook, waarljk^rondfom die zél-Oe d A s draait|,
daar men hém om Het draai]en..
Doordien nu de Aardkloot geheel-en-al rompelig en on-éffen, en,
.Plos buiten alle twyffel, aan deszélfs ééne zyde c veel dichter en héchter is
maiïive. als aan de andere kant zo en zal hy ook uit die reede on-moogelyk
niet zonder eenig onderfcheid op alle gegeevene Affen ééven wél kun-
trede?ra'. nen draaijen,. maar alléén op die As, wélke door ƒ het middelpunt
vué. g ’ van zyne zwaarte heene gaat}, op zodaanig een wyze zélfs, zo-wanneer
der eens eene heel aanmérkelyke veranderinge aan den Aardkloot,
kwam voort-te-vallen, gelylc - als die fthuddinge is geweeH, wélke
het geheele Eiland Atlantis heeft doen .wég-zinken en te-gronde-gaari,
daar wy inde tiende, elfde, en twaalfde Reeden des derden Hoofd-feels-.
hrteder van hébben gehandelt, dathy, jn zulk een geval, zoude kunnen
g Aic- beginnen op een heel andere ^ As te draaijen als vpar-heene ■, eeven gelyk
als dif Aaloude zEgyptenaars vooi geeven zulks méér als één-maal ondervonden
en waar-genoomente hébben, vólgens het geene my voor-•
flaat, érgens, aangaande deeze zaak, geleczcntehébben.
Twintigfte L 1 d.
Reede van de fchuinsheid der Zonne-wég-, (Eceliptica) als meedewaarom
men die nu ter tyd Het afneemen.
En „dewyle de Aardkloot op het zélve h oogwink dat hy romdföm de
Zon
b laftanfv
Zon heeft beginnen te draaijen, zich,.moogelyk, in zulk een Hand
heeft bevonden te weezen{ dat hy daar door genoodzaakt is geworden
om zyne daagelykfche <*om-buitelinge rondfom een heel andere As te
moeten doen , als die As is, wélke b eevenwydig is aan de As van
zyn jaarlykfche otnmeloop} (revolntion annuellc') zo en zal men zich in
eeenèn de'ête daar zo zeer over moeten verwonderen, wanneer men
bevint dat deeze twee e Affen geenfins eevenwydig aan élkandcren
en zyn, maardatze in tcegcndeel malkanderen zodaanig koomen te
fnyden, dat d de deurfny-hoekw» teegenwoordig groot is legranden en
za minuten. Ikjzégge alhier met voocrdagt, m teegenwoordig, doordien
Hipparchus heeft 'ondervonden en waargenoomen , dat deeze zelve
hoek} in zyn tyd,óf, het geene één en het zélve is, e de fchuinsheid
der Zonne-wég, ten opzichte van de Eevenaars-kring, (Equator)
groot was , 23 gfaadeno.n 51 minuten. | „
° De reede nu deezer veranderingen en is heel niet moéijelyk omuit-
te-vinden: want , dewyle de Maande voornaamfte oorzaak is van/de
om-buitelinge des Aardkloöts rondfom zyn eige As, en datze zich
nooit méér als ontrént 5 graaden van de zonne-wég af en komt tever-
wyderen } zo moet Ze ook daar door mét ééne de Aardkloot eeniger-
maate noodzaaken, om haare beweeginge te moeten na-vólgen.
Een-en-twintigHe L 1 d .
Revolution.
b Parelide.
c Axes.
d Angle
d’iiiter-
le&ion.
e Oblique.
/’Revolution
ylndcre reede van de fchuinsheid der Zonne-iveg. (obliquite del Ecclip-
tique) -
Men zoude ook booven dat wél kunnen Héllen en gelooven, dat
de fchuinsheid der Zonne-wég, ten opzichte van h de Eevenaars-kring,
óf, om beeter te zéggen, de fchuinsheid van de i kring der Maan, ten
opzichte van de k Eevenaars-kring des Aardkloots, eenige / over-een-
komfte heeft, mét Eet geene men ontrént de kringen der m Dwaal-
ftarren Ziet gebeuren, die élkanderen op onderfcheidene wyzen koomen
te fnyden } als meede, dat n d'e kring der Maan de Eevenaars-
kring des Aardkloöts, door ééven die zélve reede komt te fnyden,
door wélke de kring dés Aardkloots de kringen van Venus en Mer-
cirius fnyt, midsgaders diederZon-ne-vlakken, welke men wel zom-
tyds rondfom de Zon ziet zweeven en dryven.
Twee-en-twintigfte L i d .
Uit wat reede dé Aardkloot , in één geheel jaartyds , een weinig méér
als één volle o ommeloóp rondfom zyn eige p A s volbrengt, van het Ooften
af na het Wéflen toe.
Men zoude ook, dat méér i s , wél kunnen Hellen en gelooven.
S z doora
de la
terre fur
Ton Axe.
g Eccltp-
tica.
ÆÆquator.
i Orbe.
j^Æquator.
I Analogie.
tn Planete-s.
» Orbe.
0 Revolution.
p Axe.