
«Mouvements
égaux.
b Dire&e*
ment.
c Inftant.
i Choc.
»Fondement.
/'Equilibre,
g Solides.
b Liquides.
i Proportion.
£ Centre.
I Equilibre.
m Egaux.
«Centre.
«Equilibre.
f Démonstration.
f Dire&ement.
rSuppofition.
/Egale
grandeur.
î-Pefantenr«.
T Egale
quantité.
vj Centre..
«Equilibre.
die mét <* eeven-gelyke beweegingen b reegel-récht teegen malkande-
ren aan-ftooten, onvermydelyk t’eenemaal te zaamen in ruft zullen
moeten blyven, van het eerfte c oogwink hunner onderlinge d te-
zaamen-ftootinge af aan. Ze zyn ook mét ééne de réchte e grond-
veft , daar de geheele Weeg-kunde, (Statica) en Waater-wicht-kunde,
(Hydrofiatica) t’eénenaaal op ruften j dat is 5 de kénnifle van ƒ het eeven-
wicht der g vaft-verknochte en h vloeijende lichaamen.
Twaalfde i V o o r s t e l .
Twee eeven-gelyke lichaamen, die ook mét ééne nét ééven vérre van
het k middelpunt haarer beweeginge zyn af gefcheiden, moeten ook
noodzaakelyk teegen malkanderen in 1 een eevenwicht blyven.
Laaten A en B twee m eeven-gelyke lichaamen weezen, die ook
met eene net eeven vérre van het n middelpunt haarer beweeginge C-
zyn af-gefcheiden, zo zégge ik, dat deeze zélve twee lichaamen-
noodzaakelyk teegen malkanderen in o een eeven-wicht zullen moeten»
blyven.
ft B E T O O G I- N G E.
Het. lichaam A en zoude zich onmoogelyk niet kunnen beweegen,,
zonder het lichaam B mét ééne mét zichmeede te fleepen, en van ge-
iyken zoude zich het lichaam B onmoogelyk niet kunnen beweegen , óf
net zoude het lichaam A infgdyks mét zich moeten fleepen, en, by
gevolge, moeten deeze zélve twee
I— --------7V-----------— I lichaamen aangemérkt wérden , als»
j óf ze ^reegel-récht teegen malkande-
I A 1 B renaan-ftieten. Dewylenu,vólgens tmxjcx
Onderjtélhnge, deeze twee lichaamen
van ƒ eene eeven-gelyke grootheid
zyn , en dat ze mét ééne nét eeven vérre van het. middelpunt
haarer beweeginge C zynafgefcheiden, en dat ze ook op deeze
wyze, door de « zwaarwichtigheid, eene v gelyKe hoegrootheid
van beweeginge bekoomen, om door des zélfs kracht rondsom dit
onbeweegelyke w middelpunt heene te róllen; zo moeten ook dierhalven
deeze zélve twee lichaamen noodzaakelyk te zaamen t’eenemaal in ruft.
blyven, (volgens het tiende Vlorftél )of liever, het gene één enhet zélveis,
in# ééven-wicht} hetgeene te betoogen was.
Dér-
Dertiende « V o o r s t e l .
Twee blommen van lucht ófwaater, óf
van éénige andere vloeijendeftóffe , hoedaanig
die ook zoude moogen weezen, gelyk als A en
B , in alle manieren b eeven-gelyk zynde ■, zullen
ook noodzaakelyk teegen élkanderen in c ee-
ven-wicht moeten blyven.
D e betooginge van dit Voorftél gaat op dezélve wyze voort, als
-die van het voorgaande Voorftél.
Veertiende d V o o r s t e l .
Twee e on-gelyke lichaamen , waar van f de ajgeleegentheeden
van g het middelpunt hunner beweeginge zyn h in eene wèèr-
keerige reede hunner grootheeden, moeten noodzaakelyk teegen
malkanderen in i eeven-wicht blyven.
jj."---------------—! Laaten AenB tweelichaamenwee-
C f g I zen, waar van het lichaam A het li-
|___ 1 chaam B nét zo veel in grootheid overtreft,
als des zélfs afgeleegentheid
van het middelpunt hunner beweeginge
C weeder overtroffen wérd,door de ^afgeleegentheid van het lichaam
B van dit l middelpunt af} zo zégge ik, dat deeze zélve twee lichaamen
noodzaakelyk teegen malkanderen in m eevenwicht zullen moeten
-blyven.
n B e t o o g i n g e .
A
Het lichaam A en, zoude zich onmogelyk niet kunnen beweegen,
zonder het lichaam B ook mét ééne te beweegen o en mét zich tefleepen,
en van gelyken zoude zich het lichaam B onmoogelyk niet kunnen
beweegen, óf het fóude ook mét ééne het lichaam A moeten be-
weegen en mét zich fleepen} op zulk een wyze, dat deeze zélve twee
lichaamen, p aangemérkt kunnen wérden, als óf ze reegel-récht teegen
malkanderen aan-ftieten. Dewyle nu het lichaam A het lichaam B
nét zo veel in q grootheid overtréft, als deszélfs afgelegentheid van
het middelpunt hunner beweeginge C , overtroffen wérd, doorrdeaf-
D z gea
Proposition.
b Egales.
»Equilibre«.
J Propofi-
tion.
t Inégaux.
ƒ Eloigne-
mens.
g Centre.
b Raifon
reciproque
de leurs
grandeurs.
i Equilibre.
k; Eloignement.
/ Centre.
m Equilibre.
rt Demon*
ftratSon.
o Trainer.
p Confîdc-
ré.
q Grandeur,
r Eloignent
e.